SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
23 juin 2009 23 juni 2009
________________
Question écrite n° 4-3630 Schriftelijke vraag nr. 4-3630

de Sabine de Bethune (CD&V)

van Sabine de Bethune (CD&V)

à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid
________________
Droits de l'enfant - Intérêt - Budget - Objectifs stratégiques pour 2008 Kinderrechten - Aandacht - Begroting - Strategische doelstellingen voor 2008 
________________
droits de l'enfant
budget de l'État
rechten van het kind
rijksbegroting
________ ________
23/6/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 23/7/2009)
30/7/2009Antwoord
23/6/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 23/7/2009)
30/7/2009Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3623
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3624
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3625
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3626
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3627
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3628
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3629
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3631
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3632
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3633
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3634
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3635
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3636
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3637
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3638
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3639
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3640
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3641
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3642
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3643
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3644
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3623
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3624
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3625
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3626
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3627
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3628
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3629
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3631
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3632
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3633
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3634
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3635
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3636
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3637
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3638
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3639
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3640
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3641
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3642
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3643
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3644
________ ________
Question n° 4-3630 du 23 juin 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-3630 d.d. 23 juni 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La Convention relative aux droits de l'enfant de 1989 fut ratifiée par la Belgique le 16 décembre 1991 et est entrée en vigueur le 15 janvier 1992.

La Convention fut suivie en 2002 par un plan d'action des Nations unies (ONU) appelé « A world fit for children ». Ce document qui énonce dix points d'action concrets, demande à tous les États membres, entre autres, de réaliser d'urgence un plan national d'action.

En exécution de ces engagements internationaux, la Belgique a adopté, le 4 septembre 2002, une loi sur l'application de la Convention relative aux droits de l'enfant.Le gouvernement devait informer chaque année le parlement de sa politique.

En outre, le conseil des ministres a approuvé le 8 juillet 2005 le plan national d'action consacré aux droits de l'enfant (2005-2012) en vue de l'application de la Convention.

La Belgique s'est ainsi engagée concrètement à prendre les mesures nécessaires pour réaliser les droits de l'enfant. Cette tâche exige une volonté politique constante ainsi que la libération des moyens financiers nécessaires.

La politique fédérale des droits de l'enfant est une politique horizontale. Tous les domaines de la politique touchent en effet aux droits et intérêts des enfants et des jeunes.

Je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes:

1. Quels étaient les objectifs stratégiques en 2008 en matière de droits de l'enfant ?

2. Quels moyens a-t-on inscrits dans le budget 2008, globalement et par poste, pour réaliser une politique favorable aux enfants ?

 

Het Verdrag voor de rechten van het kind van 1989 werd door België op 16 december 1991 geratificeerd en trad er in werking op 15 januari 1992.

Het Verdrag werd in 2002 gevolgd door een Verenigde Naties (VN) Actieplan onder de naam “ A World fit for Children “. Dit document, dat tien concrete actiepunten formuleert, vraagt onder andere aan alle Lidstaten dringend werk te maken van een nationaal actieplan.

Ter uitvoering van deze internationale engagementen nam België op 4 september 2002 een wet aan tot instelling van een jaarlijkse rapportage over de toepassing van het VN-Kinderrechtenverdrag. De regering dient zo het Parlement jaarlijks op de hoogte te houden van haar beleid.

Daarnaast keurde de Ministerraad op 8 juli 2005 het nationale actieplan inzake de rechten van het kind (2005–2012) goed met het oog op de toepassing van het Verdrag.

Hierdoor heeft België er zich concreet toe geëngageerd de nodige maatregelen te nemen om de rechten van kinderen daadwerkelijk te realiseren. Deze opdracht vergt een volgehouden politieke wil en ook het vrijmaken van de nodige financiële middelen.

Het federaal kinderrechtenbeleid is een horizontaal beleid. Alle beleidsdomeinen hebben immers raakvlakken bij de rechten en belangen van kinderen en jongeren.

Elke federale minister, regeringslid, staatssecretaris en overheidsdienst heeft binnen het eigen bevoegdheidspakket de verantwoordelijkheid om het kinderrechtenbeleid te bewaken en een kindvriendelijke dimensie toe te passen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1.Welke waren de strategische doelstellingen inzake kinderrechten in 2008?

2.Hoeveel middelen werden ingeschreven in de begroting voor 2008, in globo en per post, ter verwezenlijking van de kindvriendelijke dimensie van het beleid?

 
Réponse reçue le 30 juillet 2009 : Antwoord ontvangen op 30 juli 2009 :

En ce qui concerne le Service public fédéral (SPF) Economie :

En réponse à sa question, j’informe l’honorable membre qu’en 2008 le SPF Economie, Petites et moyennes entreprises (PME), Classes moyennes et Énergie n’a mené, dans le cadre de mes compétences, aucune action en matière des droits des enfants.

Il en est de même pour le Service public de programmation (SPP) Politique scientifique, l’Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire (AFSCA), le Bureau d' Intervention et de Restitution belge (BIRB) et le Centre d'Études et de Recherches vétérinaires et agrochimiques (CERVA).

En ce qui concerne le statut social des travailleurs indépendants 

1. Dans mon domaine de compétence, j’ai la possibilité d’agir et d’améliorer certains aspects de la vie des enfants de travailleurs indépendants et ce, notamment via le versement des allocations familiales. D’autres mesures ont été prises en 2008 pour améliorer la situation des enfants d’indépendants.

Pour défendre le principe du « droit de l’enfant » dans le régime d’allocations familiales des indépendants, l’objectif que je poursuis est de parvenir à ce qu’un enfant d’indépendant reçoive la même chose qu’un enfant de travailleur salarié. En effet, pour moi un enfant = un enfant. La différence de montant des allocations familiales dues pour le premier enfant culminait au début de la législature précédente à 40 euros au détriment des enfants des travailleurs indépendants. Une réduction de la moitié de cet écart a pu être accomplie sous la précédente législature. En janvier 2009, le montant mensuel de base de l’allocation ordinaire en faveur du premier enfant s’élèvera, dans le régime indépendant, à 78 euros, pour 83,40 euros chez les salariés.

Cette vision s’inscrit également dans le cadre de la politique globale visant à achever, durant cette législature, l’harmonisation des prestations minimales du statut des indépendants sur celles du régime général.

2. A partir du 1er avril 2008, les allocations familiales du premier enfant ont été augmentées de 10 euros. Cette mesure a coûté 8 375 871 euros pour l’année 2008 (incomplète) et coûte 12 876 614 euros par an.

En octobre 2008, j’ai proposé d’attribuer des suppléments d'allocations familiales aux familles monoparentales d’un montant de respectivement 20 euros pour le premier enfant et de 5 euros pour le second. En outre, le plafond de revenus est augmenté afin d’en faire bénéficier davantage de familles monoparentales.

Ces deux mesures ont coûté 274 514 euros dans le régime des travailleurs indépendants pour l’année 2008 (incomplète) et entraine un coût récurrent de 1 098 056 euros.

Par ailleurs, alors qu’auparavant le droit au paiement des allocations familiales était lié au versement des cotisations sociales par le parent indépendant, désormais depuis le 1er juillet 2008, ce paiement n’est plus conditionné au règlement des cotisations sociales. Cette mesure n’a pas eu de répercussion budgétaire.

Mesure très précieuse, les indépendantes qui accouchent se voient octroyer 105 titres-services pour les aider à accomplir leurs tâches ménagères. Cela contribue également à un meilleur développement du lien mère-enfant. Pour éviter que des indépendantes soient prises de court, notamment et particulièrement lorsqu’elles sont confrontées à des complications lors de l’accouchement ou dans les premières semaines de maternité, le délai d’obtention des titres-services a été allongé de 6 à 15 semaines depuis le 1er juillet 2008. Cette mesure n’a pas entrainé de répercussion budgétaire.

Un supplément d'âge en allocations familiales, anciennement appelé « prime scolaire », est payé chaque année en même temps que les allocations familiales du mois de juillet. En 2008, le supplément annuel s’élève à 25 euros pour les 18-24 ans et cette augmentation a nécessité une enveloppe de 1 094 050 euros.

Tous les montants cités sont les montants corrigés, c'est-à-dire les montants effectivement attribués par les organismes payants après contrôle budgétaire.



Wat de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Economie betreft :

Als antwoord op haar vraag, deel ik het geachte lid mee dat in 2008 de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie, Klein en Middelgrote onderneming (KMO), Middenstand en Energie geen enkele actie, in het kader van mijn bevoegdheden, ondernam inzake kinderrechten.

Dat geldt ook voor de POD Wetenschapbeleid, het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV), het Belgisch Interventie en Restutie Bureau (BIRB) en het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochimie (CODA).

Wat het sociaal statuut van de zelfstandigen betreft :

1. In het kader van mijn bevoegdheden kan ik bepaalde aspecten van het leven van de kinderen van zelfstandigen aanpakken en verbeteren, in het bijzonder via de uitbetaling van de gezinsbijslag. Ook andere maatregelen werden in 2008 genomen om de situatie van de kinderen van zelfstandigen te verbeteren.

Het doel dat ik nastreef is de verdediging van het principe van het « recht van het kind » op het vlak van de gezinsbijslag voor zelfstandigen en ervoor te zorgen dat een kind van een zelfstandige hetzelfde krijgt dan het kind van een loontrekkende. Voor mij is inderdaad elk kind gelijk. Het verschil in gezinsbijslag voor het eerste kind bedroeg bij het begin van de vorige legislatuur 40 euro ten nadele van de kinderen van zelfstandigen. Deze kloof werd al voor de helft gedicht tijdens de voorgaande legislatuur. In januari 2009 bedroeg het maandelijkse bedrag van de gewone bijslag voor een eerste kind bij zelfstandigen 78 euro tegenover 83,40 euro bij loontrekkenden.

Deze visie ligt ook in de lijn van het algemeen beleid om tijdens deze legislatuur de gelijkstelling van de minimumprestaties voor het zelfstandigenstatuut met de minimumprestaties van het algemeen stelsel af te ronden.

2. Vanaf 1 april 2008 werd de gezinsbijslag voor het eerste kind verhoogd met 10 euro. Deze maatregel heeft 8 375 871 euro gekost voor (een deel van) het jaar 2008 en zal in de toekomst 12 876 614 euro per jaar kosten.

In oktober 2008 heb ik voorgesteld een verhoging van de gezinsbijslag voor eenoudergezinnen toe te kennen van respectievelijk 20 euro voor het eerste kind en van 5 euro voor het tweede. Daarenboven werd ook het inkomensplafond opgetrokken zodat meer eenoudergezinnen hiervan kunnen genieten. Deze twee maatregelen samen hebben 274 514 euro in het stelsel van de zelfstandigen gekost voor (een deel van) het jaar 2008 en betekenen een terugkerende kost van 1 098 056 euro.

Terwijl vroeger het recht op de uitbetaling van gezinsbijslag was gekoppeld aan de betaling van sociale bijdragen door de ouder-zelfstandige is sinds 1 juli 2008 de betaling van de sociale bijdragen niet langer een voorwaarde voor de uitbetaling van de gezinsbijslag. Deze maatregel heeft geen budgettaire impact.

Een waardevolle maatregel is zeker de toekenning van 105 dienstencheques voor vrouwelijke zelfstandigen. Hierdoor kunnen ze hun huishoudelijke taken gemakkelijker de baas. Dit zorgt eveneens voor een betere ontwikkeling van de band tussen moeder en kind. Om ervoor te zorgen dat vrouwelijke zelfstandigen hiervan wel degelijk kunnen genieten, vooral wanneer ze te kampen hebben met complicaties tijdens de bevalling of tijdens de eerste weken na de bevalling, werd de periode voor het aanvragen van de dienstencheques vanaf 1 juli 2008 opgetrokken van 6 tot15 weken. Deze maatregel heeft geen budgettaire impact.

De leeftijdsbijslag, vroeger « schoolpremie » genoemd, wordt elk jaar gelijktijdig met de gezinsbijslag van de maand juli uitbetaald. In 2008 bedroeg de jaarlijkse bijslag 25 euro voor de 18 tot 24-jarigen. Voor deze verhoging was een enveloppe nodig van 1 094 050 euro.

Alle genoemde bedragen zijn de verbeterde bedragen, dit zijn de bedragen die werkelijk worden toegekend door de uitbetalende instellingen na budgettaire controle.