SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
12 janvier 2009 12 januari 2009
________________
Question écrite n° 4-2537 Schriftelijke vraag nr. 4-2537

de Paul Wille (Open Vld)

van Paul Wille (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Ministres du culte - Assistants paroissiaux - Rémunération Bedienaars van de eredienst - Parochieassistenten - Bezoldiging 
________________
église
clergé
statut du personnel
rémunération du travail
kerk
geestelijkheid
personeelsstatuut
arbeidsbezoldiging
________ ________
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
19/2/2009Antwoord
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
19/2/2009Antwoord
________ ________
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-1142 Herindiening van : schriftelijke vraag 4-1142
________ ________
Question n° 4-2537 du 12 janvier 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-2537 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La Constitution belge prévoit la rémunération des ministres du culte (curés et vicaires…) des diverses religions reconnues. Les ministres du culte de la religion catholique romaine sont rémunérés depuis la période napoléonienne. La rémunération par l’État belge était, jusqu’à présent, limitée aux prêtres en tant que ministres du culte, conformément à leurs grades et qualifications.

L’évêque de Bruges a récemment déclaré qu’un accord avait été conclu avec le SPF Justice en faveur d’une prise en charge de la rémunération des assistants paroissiaux. Ces personnes effectuent toutes sortes de tâches secondaires dans une ou plusieurs paroisses, ne sont pas des prêtres et sont nommés par l’évêque. Selon l’accord de gouvernement, cette rémunération a fait l’objet d’un accord qui devait être approuvé ultérieurement en conseil des ministres.

Je me pose les questions suivantes à cet égard :

1. Le conseil des ministres a-t-il pris une décision à ce sujet ?

Quel processus décisionnel le ministre associe-t-il à cette décision ?

2. Combien de personnes sont-elles concernées et quelle sera l’importance de la charge financière ?

3. Cela implique-t-il que si l’État belge rémunère également les assistants paroissiaux, ces derniers seront aussi considérés comme des « ministres du culte », alors qu’ils ne sont pas prêtres et ne peuvent donc pas, selon le droit canon, poser certains actes appartenant au culte ?

 

De Belgische Grondwet voorziet in de bezoldiging van de bedienaars van de eredienst (pastoors en onderpastoors, …) voor de verschillende erkende religies. Sinds de Napoleonistische periode worden ook de bedienaars van het Rooms-Katholieke geloof bezoldigd. De bezoldiging door de Belgische Staat was tot nu toe beperkt tot de priesters als bedienaars van de eredienst in hun verschillende graden en kwalificaties.

Recent verklaarde de bisschop van Brugge dat er met het FOD Justitie een akkoord was bereikt om ook de bezoldiging ten laste te nemen van parochieassistenten. Dit zijn personen die allerlei secundaire prestaties leveren in één of meerdere parochies, die geen priester zijn en die door de bisschop worden benoemd. In het regeerakkoord werd er rond deze bezoldiging een akkoord gevonden die vervolgens later op de Ministerraad zou worden goedgekeurd.

Volgende vragen stellen zich in dit verband:

1. Is er vanuit de Ministerraad hierrond een beslissing genomen?

Welke besluitvorming koppelt de geachte minister aan deze beslissing?

2. Over hoeveel personen gaat het en hoeveel zal de financiële last zijn?

3. Impliceert dit dat indien de Belgische Staat ook de “parochieassistenten” gaat betalen, deze dan ook beschouwd worden als “bedienaars van de eredienst”, terwijl zij geen priester zijn en dus volgens het kerkelijk recht sommige handelingen die tot de eredienst behoren niet mogen stellen?

 
Réponse reçue le 19 février 2009 : Antwoord ontvangen op 19 februari 2009 :

1. La loi du 24 juillet 2008 portant des dispositions diverses a déjà porté le nombre de places d’assistants paroissiaux de 301 à 341 afin de pouvoir garantir la continuité des recrutements d’assistants paroissiaux.

Le projet de loi-programme actuellement à l’examen au parlement, en particulier les articles 261 à 263, tient compte des remarques formulées par le Conseil d’état concernant la loi précitée.

La nomenclature contenue à l’article 26 de la loi du 2 août 1974 relative aux traitements des titulaires de certaines fonctions publiques, des ministres des cultes et des délégués du Conseil central laïque sera complétée par « assistant paroissial ». Le cadre deviendra désormais un cadre fixe de 341 places, avec effet rétroactif à la date des premières nominations d’assistants paroissiaux, à savoir le 1er janvier 1991, de sorte que les personnes déjà en service soient régularisées par la modification précitée.

Pour de plus amples détails, je vous renvoie aux documents parlementaires portant le numéro 1607.

2. Il s’agit de 341 personnes au total mais il n’y aura pas de charge budgétaire supplémentaire étant donné que le nombre de postes effectivement occupés sur le cadre des ministres du culte catholique est en baisse.

3. La question de savoir qui possède la qualité de ministre du culte relève de la réglementation interne de chaque culte.

Enfin, une Commission a été chargée de trouver dans le cadre d’un débat global prenant en compte l’ensemble des religions et des organisations philosophiques un règlement définitif pour toutes les religions et toutes les organisations philosophiques ; elle devra rendre un rapport pour l’automne 2010.

1. In de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen werd het aantal parochieassistenten reeds van 301 naar 341 eenheden opgetrokken, teneinde de continuïteit in de aanwervingen van parochieassistenten te kunnen verzekeren.

In het ontwerp van programmawet dat thans in het parlement voorligt, met name de artikelen 261 tot 263, wordt tegemoet gekomen aan de door de raad van State geformuleerde opmerkingen naar aanleiding van voornoemde wet.

De wet van 2 augustus 1974 betreffende de wedden van de titularissen van sommige openbare ambten, van de bedienaars van de erkende erediensten en van de afgevaardigden van de Centrale vrijzinnige Raad wordt in artikel aangevuld met de nomenclatuur van “parochieassistent”. Het kader wordt thans een vast kader van 341 eenheden en zal terugwerkende kracht hebben op de datum van de eerste benoemingen van parochieassistenten, zijnde 1 januari 1991, zodat de personen die reeds in dienst zijn geregulariseerd worden door de voornoemde wijziging. Voor verdere details verwijs ik naar de documenten met het nummer 1607.

2. Het gaat over een totaal van 341 personen, maar er zal geen bijkomende budgettaire last zijn, aangezien het aantal effectief ingevulde functies op het kader van de bedienaars van de katholieke eredienst een dalende tendens vertoont.

3. Wat uw vraag betreft in verband met wie de hoedanigheid heeft van bedienaar der eredienst is dat een vraag die behoort tot de interne regelgeving van elke eredienst.

Tenslotte is een Commissie belast om in het kader van een globaal debat rekening houdend met alle religies en levensbeschouwelijke organisaties, een definitieve regeling te vinden voor alle religies en levensbeschouwelijke organisaties, zij zal tegen het najaar van 2010 verslag moeten uitbrengen.