5-2245/1

5-2245/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

25 JULI 2013


Wetsvoorstel houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie

(Ingediend door mevrouw Freya Piryns, de heren Philippe Mahoux, Dirk Claes, mevrouw Christine Defraigne, de heren Bert Anciaux, Marcel Cheron, mevrouw Martine Taelman en de heer Francis Delpérée)


TOELICHTING


Het Institutioneel Akkoord van 11 oktober 2011 voorziet erin dat « Er [...] een onafhankelijke deontologische commissie [zal] worden opgericht, waarvan de samenstelling zich door het model van het Grondwettelijk Hof zal laten inspireren en die van de Kamer zal afhangen. Deze commissie zal een ontwerp van deontologische code opstellen die de Kamer zal goedkeuren. Deze code zal verscheidene aanbevelingen bevatten, onder andere betreffende de regels inzake belangenconflicten, inzonderheid bij overheidsopdrachten, en de regels om elke tussenkomst te vermijden die individuele gevallen ten onrechte bevoordeelt.

De commissie zal haar bevoegdheid uitoefenen ten aanzien van de publieke mandatarissen (daarin inbegrepen de federale parlementsleden en ministers alsook de bestuursmandatarissen en de beheerders en bestuurders van de overheidsbedrijven en instellingen van openbaar nut die van de Federale Staat afhangen).

Deze commissie zal onder meer op basis van deze deontologische code ermee worden belast om :

— op aanvraag vertrouwelijke adviezen uit te brengen over elke vraag van een publieke mandataris met betrekking tot deontologie, ethiek en belangenconflicten;

— op eigen initiatief of op vraag van de Kamer of van de regering adviezen of aanbevelingen betreffende deontologie en ethiek te formuleren, inzonderheid inzake belangenconflicten ».

Zoals het Wetenschappelijk Comité van de Commissies voor de politieke vernieuwing heeft gezegd « Het woord « deontologie » is vrij recent. (...) Het betreft het geheel van plichten — of morele regels — die gelden voor beroepsbeoefenaren bij de uitoefening van hun beroep of ambt. (...) Als het woord « deontologie » wordt gebruikt voor politiek afgevaardigden, doet het dadelijk een bezwaar rijzen : een politiek mandaat is geen beroep zoals een ander. Het betreft echter een bijzondere functie die ongetwijfeld de inachtneming vereist van bepaalde gedragsregels welke voortvloeien uit ethische verplichtingen (1) . »

Momenteel bestaan er regels met betrekking tot deontologie en ethiek voor federale parlementsleden, ministers of overheidsbestuurders of -beheerders. Deze regels verdienen, echter, te worden gecodificeerd en, in voorkomend geval, te worden aangevuld.

Thans zijn zowel de burger als de verkozenen vragende partij om meer duidelijkheid te krijgen over deze gedragsregels. De leden van het Vlaams Parlement hebben beslist een Deontologische Code inzake dienstverlening aan de bevolking uit te werken, die sinds 1 januari 1998 van kracht is. Op basis van het Gemeentedecreet van het Vlaamse Gewest van 15 juli 2005 dienen de gemeenteraden een deontologische code aan te nemen voor de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen en het gemeentepersoneel.

Bovendien voorzien de algemene Beleidsverklaringen van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie ook in de samenstelling van een deontologische commissie. Deze tekst wordt momenteel opgesteld.

Overeenkomstig het Institutioneel Akkoord zal de Deontologische Commissie een adviesorgaan zijn. Hoewel ze niet bevoegd is om sancties op te leggen, zal de Deontologische Commissie adviezen of aanbevelingen formuleren die kunnen wijzen op niet-deontologisch gedrag, waarmee rekening moet worden gehouden

De samenstelling van de Deontologische Commissie is geënt op die van het Grondwettelijk Hof. Ze wordt immers taalparitair samengesteld en bevat oud-parlementsleden. Ze bevat twee juristen. Ten slotte, zijn de onverenigbaarheden afgestemd op deze die van toepassing zijn op de leden van het Grondwettelijk Hof. De toevoeging van de gewezen openbare mandatarissen, anderen dan de oud-parlementsleden en de juristen, in de Commissie heeft een meerwaarde aangezien zij ervaring hebben met de categorieën van openbare mandatarissen die onder het toepassinggebied vallen van deze wet.

Het gaat om een permanent orgaan, rekening houdend met zijn initiatiefrecht, met dien verstande dat het slechts op gezette tijden zal vergaderen, in functie van de hoeveelheid werk.

Er zal een Federale Deontologische Commissie worden ingesteld. Deze commissie zal een ontwerp van een Deontologische Code opstellen met verschillende aanbevelingen inzake deontologie, ethiek en belangenconflicten. De Deontologische Commissie is ermee belast om, op basis van deze code en de wettelijke en jurisprudentiële regels, op vraag van een openbaar mandataris, vertrouwelijk advies uit te brengen, of adviezen en aanbevelingen op eigen initiatief of op vraag van de Kamer of de regering. De Commissie heeft ook als taak om, op vraag van een minister of een staatssecretaris, vertrouwelijke adviezen te geven.

De Deontologische Code zal regels van deontologische aard, ethische regels, en regels inzake belangenconflicten bevatten, evenals elke richtlijn die de Commissie ter zake nuttig acht.

De Deontologische Code zal de vorm van een reglement aannemen voor de volksvertegenwoordigers en voor de senatoren.

Voor de andere openbare mandatarissen zal de Deontologische Code de vorm van een wet aannemen.

De Codes kunnen specifieke bepalingen bevatten naargelang de hoedanigheid van openbare mandatarissen, namelijk de volksvertegenwoordigers, senatoren, en de andere openbare mandatarissen.

ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

TITEL I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Dit artikel vergt geen commentaar.

Artikelen 2 en 3

Deze artikelen stellen een federale Deontologische Commissie in (hierna « de Commissie » genoemd) en bepalen haar toepassingsgebied ratione personae.

De Commissie zal haar bevoegdheid ten opzichte van de openbare mandatarissen uitoefenen (dit wordt begrepen als met inbegrip van de federale parlementsleden, alsook de mandatarissen van de besturen en de beheerders en bestuurders van overheidsbedrijven en instellingen van openbaar nut die onder de federale overheid vallen).

Daarom bepaalt artikel 3, § 1, wat moet worden verstaan onder « openbare mandatarissen ». Eerst een vooral betreft artikel 3, § 1, 1º, de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. Wat deze laatsten betreft, zal de federale Deontologische Commissie de ethische en deontologische regels alsook de regels inzake belangenconflicten op hen toepassen zoals die opgenomen zullen zijn in de door respectievelijk de Kamer en de Senaat genomen deontologische reglementen. Die regels evenals de bevoegdheid van de Commissie zullen op de senatoren van toepassing zijn, inclusief de deelstaatsenatoren. De Commissie is echter niet bevoegd inzake de door de deelstaatsenatoren gestelde handelingen in het kader van hun oorspronkelijk mandaat.

Op de in artikel 3, § 1, 2º, tot en met 10º, bedoelde andere categorieën openbare mandatarissen zal de Commissie de Deontologische Code toepassen die door de Kamer van volksvertegenwoordigers wordt goedgekeurd en die de vorm van een wet zal aannemen (cf. artikel 5).

Vervolgens wordt artikel 3, § 1, 2º en volgende, geïnspireerd op het toepassingsgebied van de wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen. Indien de wetgever het toepassingsgebied van die wet zou uitbreiden, moet hij beslissen over de opportuniteit van een eventuele aanpassing van het toepassingsgebied van het wetsvoorstel.

De paragrafen 2 en 3 van artikel 3 bepalen eenduidig wat moet worden verstaan onder « overheidsbestuurder » en « overheidsbeheerder » in de in paragraaf 1 bedoelde definities.

Artikel 4

Overeenkomstig het Institutioneel Akkoord van 11 oktober 2011 geeft dit artikel de aard aan van de opdrachten van de Federale Deontologische Commissie.

De eerste paragraaf heeft betrekking op haar opdracht om op vraag van een openbaar mandataris, of van een minister of staatssecretaris, advies te geven over een specifieke kwestie aangaande deontologie, ethiek of belangenconflicten die hem betreft. Deze adviezen worden vertrouwelijk behandeld. Deze opdracht moet veeleer preventief zijn.

De tweede paragraaf betreft haar opdracht om algemene adviezen of aanbevelingen te formuleren, behalve in specifieke gevallen die een of meerdere openbare mandatarissen met name betreffen, op het vlak van deontologie, ethiek en belangenconflicten.

De Commissie geeft die algemene adviezen of aanbevelingen hetzij op eigen initiatief op verzoek van een van haar leden en met een meerderheid van haar leden, waarbij een meerderheid van haar leden aanwezig moet zijn om geldig te vergaderen overeenkomstig artikel 19, hetzij op vraag van vijftig leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers of op vraag van de federale regering.

Artikel 5

Overeenkomstig het Institutioneel Akkoord van 11 oktober 2011 bepaalt dit artikel dat de Commissie een ontwerpcode opstelt die regels van deontologische of ethische aard of regels betreffende belangenconflicten bevat, evenals elke richtlijn die de Commissie nuttig acht inzake deontologie, ethiek en belangenconflicten, die van toepassing is op de openbare mandatarissen.

De Deontologische Code zal de vorm van een wet aannemen voor de andere openbare mandatarissen dan diegenen die in artikel 3, § 1, 1º, worden bedoeld.

Voor de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat zal de Deontologische Code de vorm aannemen van een reglement van de Kamer en van de Senaat.

De Deontologische Code en de door de Kamer of de Senaat aangenomen reglementen zullen kunnen worden aangevuld of bij amendement gewijzigd, hetzij op eigen initiatief, hetzij op voorstel van de Commissie, in het bijzonder in functie van de met toepassing van artikel 4 gegeven adviezen of aanbevelingen.

Artikelen 6 en 8

De samenstelling van de Federale Deontologische Commissie zal geïnspireerd zijn op die van het Grondwettelijk Hof.

Artikel 6 voorziet in een taalparitaire samenstelling van de Commissie. De taalrol van de leden wordt bepaald, naargelang de categorie waartoe ze behoren, door de taal van hun diploma of door de parlementaire taalgroep waarvan ze deel uitmaakten.

Onder de twaalf leden van de Commissie zijn er zes oud-federale parlementsleden en twee juristen. Deze laatsten kunnen hun functie nog steeds uitoefenen.

De vier laatste leden worden onder in artikel 3, § 1, bedoelde oud-openbaremandatarissen benoemd, met uitzondering van de oud-parlementsleden.

Artikel 7

Het mandaat van de commissieleden duurt vijf jaar en kan eenmaal worden vernieuwd. De duur van dit mandaat stemt overeen met de nieuwe duur van de federale legislatuur.

De leden worden door de Kamer van volksvertegenwoordigers benoemd met een meerderheid van tweederden van de volksvertegenwoordigers, waarbij tweederden van de leden aanwezig moet zijn.

Artikel 9

Artikel 9 bepaalt dat de hoedanigheid van commissielid onverenigbaar is met het uitoefenen van elk openbaar mandaat als bedoeld in artikel 3, alsook met elk gewestelijk, gemeenschappelijk of lokaal politiek mandaat.

Wanneer een commissielid kandidaat is bij een verkiezing, dan verliest hij zijn hoedanigheid van lid indien hij de eed aflegt.

Deze regels strekken ertoe de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de commissieleden en derhalve van de Commissie te waarborgen.

Artikel 10

De commissieleden worden vervangen in geval van ontslag, overlijden of verhindering gedurende meer dan drie achtereenvolgende vergaderingen zonder geldige reden. Een te lange afwezigheid van een commissielid zou immers de goede werking van de Commissie kunnen belemmeren.

HOOFDSTUK 3

Organisatie

Artikel 11

Het voorzitterschap en vicevoorzitterschap worden afwisselend door de Franstalige voorzitter en de Nederlandstalige voorzitter van de Commissie waargenomen.

Artikel 12

De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op. Dit bevat onder andere de regels voor de organisatie van de vergaderingen, van het administratief secretariaat van de Commissie, enz. Overigens kan dit reglement de procedure voor de Commissie aanvullen.

Artikel 13

Dit artikel bepaalt dat de Commissie een jaarlijks verslag van haar activiteiten moet opstellen dat ze aan de Kamer van volksvertegenwoordigers voorstelt. De adviezen geformuleerd op vraag van een openbaar mandataris over een specifieke kwestie die hem betreft, worden in het activiteitenverslag anoniem weergegeven, met de voorafgaande toestemming van de betrokken persoon.

De Commissie organiseert de toegang tot haar adviezen en verslagen via haar website.

Artikelen 14 en 15

Deze artikelen vergen geen commentaar.

HOOFDSTUK 4

Procedure

Artikel 16

Dit artikel bepaalt de wijze waarop de Commissie kan worden gevat, hetzij op vraag van een openbaar mandataris over een specifieke kwestie die hem betreft, hetzij door de federale regering of door de Kamer van volksvertegenwoordigers, die een advies of aanbeveling vragen.

De indieners van het huidige wetsvoorstel zijn van mening dat men een zekere datum moet kunnen geven voor deze aanvragen om de termijn van zestig dagen te kunnen berekenen waarin de Commissie haar advies moet geven. De procedure van aangetekend schrijven is dus in alle gevallen aanbevolen.

Bovendien kan de Commissie ook beslissen om een advies of aanbeveling op eigen initiatief uit te brengen, op voorstel van een lid en dit met een meerderheid van haar leden, waarbij een meerderheid van haar leden aanwezig moet zijn (cf. artikel 4, § 2).

Artikel 17

Deze bepaling voorziet erin dat de Commissie door de voorzitter wordt bijeengeroepen, zo vaak en met de frequentie die nodig is om de adviezen en aanbevelingen die haar worden voorgelegd of die ze op eigen initiatief aanvat, te onderzoeken.

De Commissie komt in ieder geval minstens eenmaal per jaar samen om aanbevelingen op te stellen en haar jaarverslag goed te keuren. De Commissie dient haar jaarverslag in en stelt het aan de Kamer van volksvertegenwoordigers voor. Het jaarverslag wordt ook via haar website bekendgemaakt.

Om onder andere de rust tijdens de werkzaamheden en de vertrouwelijkheid van de adviezen over de door openbare mandatarissen gestelde vragen te waarborgen, bepaalt dit artikel ook dat de vergaderingen van de Commissie niet openbaar zijn en dat de Commissieleden op straffe van onmiddellijk ontslag van rechtswege gebonden zijn aan de vertrouwelijkheid van de werkzaamheden van de Commissie.

Artikel 18

Deze bepaling vergt geen bijzondere commentaar.

Artikel 19

Dit artikel bepaalt dat de openbare mandataris, of de minister of staatssecretaris, die een advies vraagt over een specifieke kwestie die hem betreft, kan vragen om door de Commissie te worden gehoord. Hij kan bovendien een schriftelijke memorie indienen en zich laten bijstaan door een raadsman indien hij dit wenst.

Het tegenovergestelde is uiteraard ook waar : de Commissie kan aan om het even wie — de openbare mandataris, of de minister of staatssecretaris, die haar een advies of aanbeveling vraagt of elke andere persoon die ze nuttig acht om te horen — vragen om haar werkzaamheden bij te wonen.

Op dezelfde wijze kan de Commissie zich ook door externe deskundigen laten bijstaan wanneer ze dit nodig acht. Een vergoeding kan hun worden toegekend binnen de beschikbare kredieten en mits het Bureau van de Kamer hiermee akkoord gaat.

Artikel 20

Er wordt voorzien dat de Commissie haar advies binnen de zestig dagen na aanhangigmaking uitbrengt. Zoals in de toelichting bij artikel 16 wordt verduidelijkt, zijn de indieners van het onderhavige wetsvoorstel van mening dat men een zekere datum moet kunnen geven voor deze aanvragen om de termijn van zestig dagen te kunnen berekenen waarin de Commissie haar advies moet geven. Het wordt dus aanbevolen om de procedure van aangetekend schrijven na te leven, zowel voor de adviesaanvragen als voor het verzenden van de adviezen door de Commissie.

Artikel 21

Deze bepaling vergt geen bijzondere commentaar.

Artikel 22

Dit artikel bepaalt dat de Commissie een permanent orgaan is dat onder de Kamer van volksvertegenwoordigers valt. De regels van organisatie en van terbeschikkingstelling van administratief personeel worden bijgevolg door de Kamer van volksvertegenwoordigers geregeld.

Freya PIRYNS.
Philippe MAHOUX.
Dirk CLAES.
Christine DEFRAIGNE.
Bert ANCIAUX.
Marcel CHERON.
Martine TAELMAN.
Francis DELPÉRÉE.

WETSVOORSTEL


TITEL I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II

Definities

Art. 2

Er wordt een Federale Deontologische Commissie voor openbare mandatarissen ingesteld, hierna « de Commissie » genoemd.

Art. 3

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

§ 1. « openbaar mandataris » :

1º elk lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat;

2º elke regeringscommissaris van de federale regering;

3º elk leidinggevende of regeringscommissaris van een ministerie of federale overheidsdienst en van de diensten die ervan afhangen, evenals de openbare instellingen van sociale zekerheid als bedoeld in artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;

4º elke persoon die optreedt als overheidsbestuurder, als overheidsbeheerder of als regeringscommissaris van overheidsbedrijven, als bedoeld in de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, en instellingen van openbaar nut die onder de federale overheid vallen, als bedoeld in de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut of opgericht bij of krachtens een wet;

5º elke persoon die optreedt als overheidsbestuurder, als overheidsbeheerder of als regeringscommissaris van een Staatsdienst met afzonderlijk beheer;

6º elke persoon die optreedt als overheidsbestuurder, als overheidsbeheerder of als regeringscommissaris voor het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding;

7º elke persoon die optreedt als overheidsbestuurder, als overheidsbeheerder of als regeringscommissaris van publiekrechtelijke of privaatrechtelijke naamloze vennootschappen, van een publiekrechtelijke bankholding, van openbare kredietinstellingen van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en haar dochterondernemingen of van het Centraal Bureau voor hypothecair krediet;

8º elk lid van de regentschapsraad en van het college van censoren van de Nationale Bank van België, bedoeld in artikel 23 van de wet van 24 augustus 1934, gewijzigd door de wet 19 april 1993, van het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid, ingesteld door de wet van 27 juni 1961, of van het algemeen beheerscomité van de Rijksdienst voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, ingesteld door de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994;

9º elke kabinetschef, adjunct-kabinetschef, hoofd van de beleidsorganen van de leden van de federale regering, met inbegrip van de regeringscommissarissen, en elk hoofd van de beleidscel van een federale overheidsdienst;

11º elke persoon die optreedt als overheidsbestuurder, als overheidsbeheerder of als regeringscommissaris die door de federale overheid of op voorstel ervan benoemd, voorgedragen of aangewezen werd;

§ 2. « overheidsbestuurder » : elke persoon die door de federale overheid of op voorstel ervan benoemd, voorgedragen of aangewezen werd, en die zetelt in de raad van bestuur of het bestuursorgaan van een instelling als bedoeld in § 1;

§ 3. « overheidsbeheerder » : elke persoon, behalve een overheidsbestuurder, die belast is met het dagelijkse bestuur, of die lid is van het orgaan dat belast is met het dagelijkse bestuur van een instelling als bedoeld in § 1.

TITEL III

Over de Commissie

HOOFDSTUK 1

Taken en bevoegdheden

Art. 4

§ 1. De Commissie heeft als taak om, op vraag van een openbaar mandataris, advies te geven over een specifieke kwestie aangaande deontologie, ethiek of belangenconflicten die hem betreft. Deze adviezen worden vertrouwelijk behandeld.

De Commissie heeft ook als taak om, op vraag van een minister of een staatssecretaris, vertrouwelijke adviezen te geven.

§ 2. De Commissie heeft als taak om algemene adviezen of aanbevelingen te formuleren, behalve in specifieke gevallen die een of meerdere openbare mandatarissen met name betreffen, op het vlak van deontologie, ethiek en belangenconflicten, op eigen initiatief of op basis van een verzoek ondertekend door minstens vijftig leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

De Commissie heeft als taak om algemene adviezen of aanbevelingen te formuleren, behalve in specifieke gevallen die een of meerdere openbare mandatarissen met name of personen als bedoeld in artikel 3, § 1, 1º, betreffen, op het vlak van deontologie, ethiek en belangenconflicten op verzoek van de federale regering.

Art. 5

§ 1. De Commissie stelt een ontwerpcode op ten laatste drie maanden na haar oprichting. Deze bevat regels van deontologische aard, ethische regels of regels betreffende belangenconflicten, evenals elke richtlijn die de Commissie nuttig acht inzake deontologie, ethiek en belangenconflicten.

Deze code moet worden goedgekeurd door de Commissie en is van toepassing op de openbare mandatarissen bedoeld in artikel 3, § 1, met uitzondering van diegenen bedoeld in 1º.

§ 2. De Kamer kan de Code bedoeld in § 1, evenals de Deontologische Code die van toepassing is op de leden van de Kamer, aanvullen of bij amendement wijzigen, hetzij op eigen initiatief, hetzij op voorstel van de Commissie, in het bijzonder in functie van de met toepassing van artikel 4 gegeven adviezen of aanbevelingen.

§ 3. De Senaat kan de Deontologische Code die van toepassing is op de leden van de Senaat aanvullen of bij amendement wijzigen, hetzij op eigen initiatief, hetzij op voorstel van de Commissie, in het bijzonder in functie van de met toepassing van artikel 4 gegeven adviezen of aanbevelingen.

HOOFDSTUK 2

Samenstelling en onverenigbaarheden

Art. 6

De Commissie bestaat uit twaalf leden : zes Franstaligen en zes Nederlandstaligen.

De hoedanigheid van een Franstalig of Nederlandstalig lid wordt bepaald, wat de leden bedoeld in artikel 8, § 1, 1º en 3º, betreft, door de taal van het diploma en, wat de leden bedoeld in artikel 8, § 1, 2º, betreft, door de parlementaire taalgroep waarvan ze deel uitmaakten.

Art. 7

De leden worden voor een periode van vijf jaar benoemd, die één keer kan worden vernieuwd, en ingaat op de dag van de aanstelling door de Kamer van volksvertegenwoordigers met een meerderheid van twee derden van de stemmen, waarbij twee derden van de leden aanwezig moet zijn.

Er kan ten vroegste twee weken na de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad overgegaan worden tot de benoeming van kandidaten. Deze bekendmaking kan ten vroegste drie maanden voor de vacature plaatsvinden.

Elke benoeming wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 8

§ 1. Om door de Commissie te kunnen worden benoemd, moet de kandidaat aan één van de volgende voorwaarden voldoen :

1º in België gedurende ten minste vijf jaar de functie te hebben uitgeoefend van :

a) hetzij van raadsheer, procureur-generaal, eerste advocaat-generaal of advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie;

b) hetzij van staatsraad of auditeur-generaal, adjunct-auditeur-generaal of eerste auditeur of eerste referendaris bij de Raad van State;

c) hetzij van rector of referendaris bij het Grondwettelijk Hof;

d) hetzij van gewoon hoogleraar, buitengewoon hoogleraar, hoogleraar of geassocieerd hoogleraar in de rechten op een Belgische universiteit;

e) hetzij van voorzitter, procureur-generaal of raadsheer bij het hof van beroep;

f) hetzij van voorzitter van een rechtbank van eerste aanleg;

2º Ten minste gedurende vijf jaar lid van de Senaat, de Kamer van volksvertegenwoordigers zijn geweest en er op het moment van benoeming in de Commissie geen lid meer van zijn;

3º ten minste gedurende vijf jaar, maar niet langer op het moment van benoeming in de Commissie, openbaar mandataris zijn geweest zoals bedoeld in artikel 3, 2º à 10º.

§ 2. De Commissie telt zowel onder haar Nederlandstalige als onder haar Franstalige leden een lid dat voldoet aan de voorwaarden die in § 1, 1º zijn vastgelegd, drie leden die voldoen aan de voorwaarden uit § 1, 2º, en twee leden die voldoen aan de voorwaarden uit § 1, 3º.

§ 3. Een kandidaat waarvan de voorstelling is gebaseerd op de voorwaarden uit § 1, 1º, kan niet worden voorgesteld op grond van de voorwaarden uit § 1, 2º en 3º.

Een kandidaat waarvan de voorstelling is gebaseerd op de voorwaarden uit § 1, 2º, kan niet worden voorgesteld op grond van de voorwaarden uit § 1, 1º en 3º.

Een kandidaat waarvan de voorstelling is gebaseerd op de voorwaarden uit § 1, 3º, kan niet worden voorgesteld op grond van de voorwaarden uit § 1, 1º en 2º.

§ 4. Ten hoogste twee derde van de leden van de Commissie zijn van hetzelfde geslacht.

Art. 9

De hoedanigheid van commissielid is onverenigbaar met het uitoefenen van een openbaar mandaat als bedoeld in artikel 3. De hoedanigheid van commissielid is eveneens onverenigbaar met een mandaat als lid van een een gemeenschaps- of gewestregering, lid van het college van de Franse Gemeenschapscommissie, lid van het college van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, lid van het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, lid van een gemeenschaps- of gewestparlement, schepen, burgemeester, gemeenteraadslid, provinciaal gedeputeerde, provincieraadslid, als raadslid of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

Art. 10

In geval van ontslag, verhindering gedurende meer dan drie opeenvolgende vergaderingen of overlijden van een Commissielid, wordt er door de Kamer in een vervanger voorzien voor de resterende duur van het mandaat, met inachtneming van de voorwaarden van de bovengenoemde artikels.

HOOFDSTUK 3

Organisatie

Art. 11

De Franstalige en Nederlandstalige Commissieleden verkiezen, elk wat hen betreft, uit hun midden een voorzitter.

Het voorzitterschap van de Commissie wordt beurtelings door elke voorzitter gedurende een jaar uitgeoefend. De voorzitter van de andere taalgroep dan die van de voorzitter in functie zal de functie van vicevoorzitter voor dezelfde periode van een jaar uitoefenen.

Art. 12

De Commissie stelt een huishoudelijk reglement op.

Art. 13

De Commissie stelt een verslag van haar activiteiten op en stelt dit jaarlijks voor aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. De adviezen geformuleerd op vraag van een openbare mandataris over een specifieke kwestie die hem betreft, worden in het activiteitenverslag anoniem weergegeven, met voorafgaande instemming van de betrokken persoon.

Art. 14

De Commissieleden ontvangen zitpenningen voor hun deelname aan vergaderingen van de Commissie, waarvan het bedrag wordt vastgelegd door de Koning.

Art. 15

Bij de Commissie wordt een secretariaat ingesteld dat belast is met de technische en administratieve taken die de voorzitter of de Commissie eraan toevertrouwen.

Het personeel van het secretariaat bestaat uit personeelsleden van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

HOOFDSTUK 4

Procedure

Art. 16

De Commissie neemt een schriftelijke aanvraag tot advies of aanbeveling als bedoeld in artikel 4 in behandeling die per aangetekend schrijven aan de voorzitter van de Commissie is gericht.

Art. 17

§ 1. De Commissie wordt door de voorzitter bijeengeroepen, zo vaak als nodig is en met de frequentie die nodig is om de adviezen en aanbevelingen die haar worden voorgelegd of die ze uit eigen beweging aanvat op grond van artikel 4 te onderzoeken.

De zittingen van de Commissie zijn niet openbaar.

Op straffe van ontslag van rechtswege zijn de Commissieleden gebonden aan de vertrouwelijkheid van de werkzaamheden.

§ 2. De Commissie komt minstens één keer per jaar samen, onder andere om aanbevelingen op te stellen en haar jaarverslag goed te keuren.

Art. 18

De Commissie kan slechts geldig beraadslagen als minstens de helft van de leden aanwezig is. De Commissie neemt haar besluiten bij meerderheid van stemmen, waarbij de stem van de voorzitter beslissend is bij staking van stemmen.

Art. 19

De openbaar mandataris, of de minister of staatssecretaris, die overeenkomstig artikel 4, § 1, advies vraagt over een specifieke kwestie die hem betreft, kan vragen om door de Commissie te worden gehoord.

Art. 20

§ 1. De Commissie geeft haar advies binnen de zestig dagen na de aanhangigmaking.

§ 2. De adviezen worden per aangetekend schrijven aan de betrokken openbare mandataris, of de betrokken minister of staatssecretaris, of, in voorkomend geval, aan de Kamer of de regering bezorgd.

§ 3. De adviezen en aanbevelingen worden tien kalenderdagen na de aankondiging ervan op de website van de Commissie gepubliceerd.

De adviezen geformuleerd op vraag van een openbare mandataris over een specifieke kwestie die hem betreft worden anoniem bekendgemaakt, met voorafgaande instemming van de betrokken persoon.

Art. 21

In het geval van argwaan of aanwijzingen dat bepaalde feiten strafrechtelijke inbreuken vormen, moet de Commissie de procureur des Konings hiervan op de hoogte brengen en hem alle gegevens overmaken waarover zij beschikt, overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van strafvordering.

HOOFDSTUK 5

Werkingsmiddelen

Art. 22

De Commissie is een permanent orgaan dat onder de Kamer van volksvertegenwoordigers valt.

De kredieten nodig voor de werking van de Commissie worden ingeschreven in de begroting van de Dotaties.

21 juli 2013.

Freya PIRYNS.
Philippe MAHOUX.
Dirk CLAES.
Christine DEFRAIGNE.
Bert ANCIAUX.
Marcel CHERON.
Martine TAELMAN.
Francis DELPÉRÉE.

(1) De politieke vernieuwing, deontologie, Advies uitgebracht door het Wetenschappelijk Comité van de Commissies voor de politieke vernieuwing, blz. 3