5-2119/1

5-2119/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

29 MEI 2013


Voorstel van resolutie betreffende de opname van onderwijs als expliciete doelstelling bij humanitaire hulp

(Ingediend door de heer Ludo Sannen c.s.)


TOELICHTING


Onderwijs is een onvervreemdbaar basisrecht. Er bestaan geen goede redenen om te aanvaarden dat een grote groep kinderen de toegang tot elementaire scholing ontzegd wordt. Nochtans is dit vandaag voor eenenzestig miljoen kinderen wereldwijd een bedroevende realiteit (1) . Bijna de helft van deze kinderen leeft in een gebied dat door een gewapend conflict getroffen is en nog eens miljoenen kinderen kunnen niet naar school omwille van natuurrampen. Noodonderwijs zou deze kinderen het recht op onderwijs kunnen teruggeven, maar de middelen ervoor ontbreken. Slechts 2 % van het globale budget voor humanitaire hulp gaat naar onderwijs (2) . Daarom roepen VN-secretaris-generaal Ban Ki-Moon (3) , voormalig VN-speciaal-rapporteur voor het recht op onderwijs Vernor Muñoz (4) , Kinderorganisatie United Nations Children's Fund (UNICEF) (5) en United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation (UNESCO) (6) beleidsmakers op alle niveaus op om een lans te breken voor noodscholen. België kan als donorland haar steentje bijdragen door expliciet een deel van haar noodhulp te reserveren voor onderwijs.

Allicht stelt zich bij sommigen de gerechtvaardigde vraag naar de relevantie van onderwijs in de acute crisissituaties waarin humanitaire hulp geboden wordt. Is vorming en opleiding wel de eerste nood van kinderen wier veilige thuis ontnomen is door pakweg een natuurramp of een burgeroorlog ? Het antwoord is ontegensprekelijk : ja !

Vooreerst bevestigen diverse verdragen (7) verplicht basisonderwijs als universeel recht. Elke mens moet tijdens zijn jeugd de kans hebben om naar school te gaan. De realiteit is jammer genoeg dat heel wat humanitaire rampen chronisch van aard zijn. De afwezigheid van een noodschool fnuikt dan het recht op basisonderwijs. Het meest flagrant zijn de gevallen waarin mensen hun hele jeugd in een « tijdelijke » noodsituatie doorbrengen. Verre van een hypothesische situatie, want in 2008 bedroeg de gemiddelde tijd van gewapende conflicten in lageloonlanden maar liefst twaalf jaar (8) . Maar ook wanneer de crisis een kortere tijd aanhoudt, kan de opgelopen leerachterstand de getroffenen kortwieken in hun toekomstmogelijkheden. Wanneer hulpverleners en donoren van onderwijs van meet af aan een prioriteit maken, werpen ze de getroffen jongeren daarentegen een levenslijn toe die hen — ondanks hun situatie — toelaat hoop op een betere toekomst te koesteren.

Daarnaast is humanitaire hulp niet alleen een vehikel om onderwijs aan te bieden in enkele van de meest achtergestelde gebieden in de wereld, maar eveneens kan het inrichten van een noodschooltje de doelstellingen van de hulpverlening zelf ten goede komen. Het opzetten van een kindvriendelijke ruimte komt volgens UNICEF tegemoet aan de nood aan fysieke en psychosociale bescherming van kinderen. Onderwijs biedt houvast en structuur en haalt kinderen letterlijk en figuurlijk weg uit een gevaarlijke omgeving door ze onder te brengen in een beschermende context. Mensenhandelaars en militaire recruteerders hebben zo minder vat op kinderen. Bovendien kan via een kampschooltje makkelijker aan gezondheids- en veiligheidspreventie gedaan worden en krijgen hulpverleners een beter zicht op de noden van de getroffen populatie (9) , die men op haar beurt via de school beter kan bereiken. Immers, net als in België kan onderwijs fungeren als een schakel tussen hulpverleners en gezinnen.

Vervolgens mag ook de bijdrage van onderwijs en opleiding aan een vredevolle en welvarende samenleving niet onderschat worden. Onderwijs brengt mensen van verschillende etniciteiten samen in een niet-polemische setting en brengt kinderen probleem- en conflictoplossende vaardigheden bij. Ook hoeft het geen betoog dat economische groei kritisch afhankelijk is van de scholingsgraad van een bevolking. Niet kunnen lezen en rekenen is een socio-economische handicap. Het streven naarcontinuïteit van onderwijs in noodsituaties spaart daarom kostbare tijd en vergemakkelijkt de overgang van crisis- naar ontwikkelingshulp (10) .

Een andere reden waarom onderwijs niet mag ontbreken in de humanitaire respons, is dat ook ouders en kinderen onderwijs als een prioriteit beschouwen. Uit de voorlopige resultaten van een VN-surveyonderzoek blijkt dat, bijvoorbeeld, de Liberiaanse bevolking toegang tot onderwijs als minstens even prioritair beschouwt als toegang tot drinkwater en gezondheidszorg (11) . Het principe dat hulp tegemoet tegemoet dient te komen aan de behoeften van de bevolking laat daarom niet toe de onderwijsbehoeften te negeren.

Tot slot wijzen we er samen met UNICEF op dat onderwijs in noodsituaties een belangrijk instrument kan zijn om de Milleniumdoelstellingen te realiseren. De meest voor de hand liggende doelstelling is uiteraard de doelstelling om basisonderwijs universeel te maken. Het spreekt voor zich dat wanneer ongeveer de helft van de jongeren die niet naar school gaan afhankelijk is van noodhulp, men niet om het belang van noodscholen heen kan. Daarnaast merken we ook op dat onderwijs op indirecte — maar effectieve — wijze de strijd aanbindt met extreme armoede, genderongelijkheid, kindersterfte, het gebrek aan hygiëne- en gezondheidsvoorlichting en milieudegradatie. Op die manier heeft onderwijs ook een impact op het realiseren van de andere Millenniumdoelstellingen.

Ondanks het enorme belang ervan, is noodonderwijs nog sterk ondergefinancierd. Zo meldt Education Cluster Unit dat in 2010 slechts aan 43 % van het benodigde budget voor onderwijs bij noodhulp kon worden voldaan. Dit terwijl alle sectoren samen konden rekenen op een financieringsrespons van 61 %. Bovendien laat een zeer wispelturig patroon zich ontwaren in deze cijfers die een gebrek aan duurzaam engagement voor onderwijs doen vermoeden : tijdens de periode 2001-2010 kent de financieringsrespons in 2003 een laagtepunt van 16 % terwijl deze nauwelijks twee jaar later met 67 % nauwelijks afwijkt van het gemiddelde voor alle sectoren (12) . Het is ronduit onaanvaardbaar dat de toegang tot onderwijs afhangt van toevallige fluctuaties. Een betere en stabielere financiering is daarom nodig.

Ondanks de Belgische steun voor de Millenniumdoelstellingen, de instemming met verscheidene internationale verdragen die het recht op basisonderwijs onverkort bevestigen en het bestaan van internationale richtsnoeren over effectieve humanitaire hulp, is onderwijs niet structureel verankerd in de Belgische humanitaire respons. Volgens de niet gouvernementele organisatie (NGO) Save The Children besteedde ons land in 2008 slechts 1,2 % van haar noodhulpbudget aan onderwijs (13) . Heel wat minder dan de 4,2 % die volgens de speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor het recht op onderwijs nodig is om onderwijs op het terrein te voorzien (14) . Hierdoor draagt ons land bij tot de structurele onderfinanciering van onderwijs in noodhulp.

Het cijfer voor België is een schatting en dat brengt meteen een ander pijnpunt aan het licht : omdat er geen sluitend rapporteringssysteem is, het is onmogelijk om exact na te gaan hoeveel van de federale middelen precies aan onderwijs in noodsituaties besteed zijn. Dit is een gemiste kans om onze noodhulp effectiever, efficiënter en duurzamer te maken. Sturing en controle zijn bijgevolg geen sinecure. Een gestandaardiseerd traceringsinstrument is daarom gewenst. Zo een systeem is reeds ontwikkeld onder de vleugels van het International Aid Transparancy Initiative (IATI) en laat toe de inspanningen voor onderwijs per project in kaart te brengen. Zo worden aggregatie op nationaal niveau en internationale vergelijking mogelijk.

Met deze resolutie vraagt de Senaat aan de Federale regering om zich aan te sluiten bij de groep donoren (Canada, Denemarken, Japan, Zweden en Noorwegen (15) ) die van onderwijs nu al een uitdrukkelijke prioriteit maken bij humanitaire hulp. Ze moet alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat bij door haar gefinancierde humanitaire interventies de getroffen kinderen onderwijs kunnen volgen. Om dit streefdoel te bereiken, dient ze het advies van de speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor het recht op onderwijs te volgen en ten minste 4,2 % van het totale budget voor humanitaire hulp te besteden aan onderwijs in noodsituaties. Ook moet een gestandaardiseerd traceringssysteem worden ingesteld, dat effectieve sturing en parlementaire controle mogelijk maakt. Tot slot draagt de Senaat aan de regering op om het belang van onderwijs op internationale fora te verdedigen. Want hoewel België nu nog achterloopt op andere Europese donoren, moet ons land in de toekomst een voortrekkersrol spelen.

Ludo SANNEN.
Olga ZRIHEN.
Sabine VERMEULEN.
Dominique TILMANS.
Yoeri VASTERSAVENDTS.
Vanessa MATZ.
Bert ANCIAUX.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op artikel 26 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948 dat het recht op gratis en verplicht lager onderwijs garandeert;

B. gelet op de artikelen 28 en 125 van de Conventie van Genève van 1949 die oorlogvoerende staten en bezettende machten opdragen onderwijs te faciliteren;

C. gelet op artikel 22 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 1951 dat kindvluchtelingen dezelfde onderwijsmogelijkheden geeft als onderdanen van het gastland;

D. gelet op artikel 13 van het Verdrag inzake de economische, sociale en culturele rechten van 1966 dat voorziet in het recht van toegang tot lager en middelbaar onderwijs;

E. gelet op artikelen 28 en 29 van het Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989 die het recht op gratis lager onderwijs benadrukken en artikel 2 van dit verdrag dat daarbij elke vorm van discriminatie verbiedt;

F. gelet op de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties van 8 september 2000 dat expliciet het realiseren van universeel basisonderwijs tegen 2015 beoogt (Millenniumdoelstelling 2);

G. gelet op de Wereldverklaring Education for All van 1990 en het Actiekader van Dakar 2000 waarin opgeroepen wordt een einde te maken aan de ongelijkheden in de toegang tot onderwijs voor kwetsbare groepen;

H. gelet op de resolutie van de Verenigde Naties over het recht op onderwijs in noodsituaties van 2010 en het Partnerschap voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking van Busan van 2011;

I. gelet op de Verklaring van Parijs over de efficiëntie van hulp van 2005 en het Actieprogramma van Accra van 2008 die resultaatsgerichtheid en efficiëntie van hulp centraal stellen;

J. gelet op het voorhanden zijn van internationaal aanvaarde minimumnormen voor onderwijs in noodsituaties, vastgelegd door het Inter-Agency Network for Education in Emergencies (INEE);

K. gelet op het bestaan van internationaal vergelijkbare rapporteringsstandaarden die ontwikkeld zijn in het kader van het International Aid Transparancy Initiative (IATI);

L. overwegende de Noodschoolcampagne en de concrete aanbevelingen van kinderorganisatie UNICEF-België in de bijbehorende brochure voor beleidsmakers (2011) om onderwijs duurzaam te verankeren in het beleid rond humanitaire hulp;

M. overwegende de persoonlijke oproep van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties Ban Ki-Moon, vervat in zijn Education First initiatief (2012), om elk kind — ongeacht de omstandigheden — naar school te laten gaan;

N. overwegende de levensreddende rol die onderwijs op het terrein kan vervullen als toegangspoort voor — onder andere — interventies op vlak van voeding, gezondheid, hygiëne en persoonlijke bescherming en de bijdrage die een noodschool aldus levert aan de effectiviteit en efficiëntie van de humanitaire hulp zelf;

O. overwegende de positieve langetermijneffecten die onderwijs heeft op economische ontwikkeling, politieke stabiliteit en de opbouw van het maatschappelijk weefsel,

Vraagt de regering :

1. een expliciete nadruk te leggen op de garantie van het recht op basisonderwijs in de humanitaire hulp;

2. bij de voorbereiding van een aangekondigde crisis of onmiddellijk na het uitbreken van een onaangekondigde ramp strategieën te ontwikkelen om het recht van alle kinderen op goed onderwijs tijdens de noodsituatie te waarborgen;

3. zich ervan te verzekeren dat ten minste 4,2 % van het totale budget voor humanitaire hulp gebruikt wordt voor onderwijs;

4. hiertoe en om betere democratische controle mogelijk te maken, ervoor te zorgen dat alle actoren die met federale overheidsmiddelen humanitaire hulp verlenen, rapporteren hoe ze deze middelen besteden, hierbij gebruikmakend van de standaarden van het International Aid Transparency Initiative, zodat per project duidelijk is hoeveel geld naar noodonderwijs gaat;

5. het belang van onderwijs in noodsituaties te promoten in de minst ontwikkelde landen en de kwetsbare staten die de Belgische ontwikkelingssamenwerking steunt;

6. de attachés van de Belgische ontwikkelingssamenwerking in landen die gesteund worden door de Belgische ontwikkelingssamenwerking te informeren over het belang van onderwijs in noodsituaties en over de minimumnormen voor het onderwijs in noodsituaties die opgesteld werden door het Inter-Agency Network for Education in Emergencies;

7. andere Europese regeringen te overtuigen om onderwijs uit te roepen tot een prioriteit van de humanitaire hulp;

8. onderwijs als prioriteit van de humanitaire respons promoten op internationale fora, ook in het kader van de post-2015 agenda;

9. de publieke opinie te sensibiliseren rond het belang van onderwijs in noodsituaties.

22 maart 2013.

Ludo SANNEN.
Olga ZRIHEN.
Sabine VERMEULEN.
Dominique TILMANS.
Yoeri VASTERSAVENDTS.
Vanessa MATZ.
Bert ANCIAUX.

(1) UNESCO, EFA Global Monitoring Report, 2011, blz. 15.

(2) UNICEF, Onderwijs : een prioriteit in noodsituaties. Brochure voor beleidsmakers, Brussel, 2011, blz. 30.

(3) B. Ki-Moon, Education First, The United Nations Secretary-General's initiative to ensure quality, relevant and transformative education for everyone, New York, 2012, http://www.globaleducationfirst.org/files/EdFirst_G29383UNOPS_lr.pdf.

(4) Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, Right to education in emergency situations, Report of the special rapporteur on the right to education, Vernor Muñoz, New York, 2008.

(5) UNICEF, o.c.

(6) UNESCO, Education Cannot Wait : Quality Education in Humanitarian Emergencies and Conflict Situations, , persbericht, 21 september 2012.

(7) Onder meer : de Universele Verklaring van de rechten van de mens (1948), de Conventie van Genève (1949), het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (1951), het Pact inzake de economische, sociale en culturele rechten (1966), het Verdrag inzake de rechten van het kind (1989).

(8) UNESCO, EFA Global Monitoring Report, o.c., blz. 2.

(9) UNICEF, o.c., blz. 16-17.

(10) Ibid., blz. 20-21.

(11) My World 2015, Summary of results to date for High Level Panel Members, blz. 1. http://post2015.files.wordpress.com/2013/01/mw-report-monrovia-summary.pdf.

(12) Save the Children, Making it happen : Financing education in countries affected by conflict and emergencies, 2011, blz. 7.

(13) Save the Children, Last in line, last in school, 2009, blz. 14.

(14) Algemene Vergadering van de Mensenrechtenraad, Report of the special rapporteur on the right to education, Vernor Muños (A/HRC/8/10), 8 mei 2008, blz. 27.

(15) UNICEF, o.c., blz. 30-31.