5-428/2

5-428/2

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

1 FEBRUARI 2011


Voorstel van bijzondere wet houdende de versterking van de inspraak van de kiezer door te voorzien in de beëindiging van rechtswege van het mandaat van lid van het Vlaams Parlement, het Waals Parlement en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement bij de verkiezing voor een andere parlementaire assemblee


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEREN CLAES EN DURNEZ

Art. 2

Het voorgestelde artikel 2 vervangen als volgt :

« In Hoofdstuk II, afdeling 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wordt een artikel 24ter ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 24ter. Het lid van het Vlaams Parlement of het Waals Parlement dat zich kandidaat heeft gesteld bij een verkiezing voor een andere assemblee en verkozen is, verliest zijn eerste mandaat zodra hij de eed aflegt in die andere assemblee.

Hij verliest zijn eerste mandaat eveneens zodra hij verzaakt aan zijn nieuwe mandaat in die andere assemblee.

Het lid van het Vlaams Parlement of het Waals Parlement dat door opvolging het mandaat van een lid van een andere assemblee voleindigt, verliest zijn eerste mandaat zodra hij in deze assemblee de eed aflegt. » »

Verantwoording

Deze aanpassing heeft als gevolg dat het uiteindelijke doel van het wetsvoorstel nauwkeuriger wordt bereikt. De betrokkene wordt immers elke keuze ontnomen tussen het mandaat waarvan hij titularis is en het nieuwe mandaat waarvoor hij gekozen is. Als hij verkozen is, kan hij alleen het nieuwe mandaat uitoefenen of beslissen helemaal geen parlementair mandaat meer uit te oefenen. Hij kan er echter niet meer voor kiezen zijn oude mandaat te blijven bekleden.

Tevens biedt deze aanpassing een vangnet voor de gekozene die, na het onderzoek van de geloofsbrieven, niet tot de eedaflegging wordt toegelaten. Hij blijft Vlaams of Waals parlementslid. Hij heeft immers de eed niet afgelegd en hij heeft niet aan het nieuwe mandaat verzaakt.

Nr. 2 VAN DE HEREN CLAES EN DURNEZ

Art. 3

Het voorgestelde artikel 3 vervangen als volgt :

« In Titel III, hoofdstuk 2, afdeling 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, wordt een artikel 12bis ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 12bis. Het lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement dat zich kandidaat heeft gesteld bij een verkiezing voor een andere assemblee en verkozen is, verliest zijn eerste mandaat zodra hij de eed aflegt in die andere assemblee.

Hij verliest zijn eerste mandaat eveneens zodra hij verzaakt aan zijn nieuwe mandaat in die andere assemblee.

Het lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement dat door opvolging het mandaat van een lid van een andere assemblee voleindigt, verliest zijn eerste mandaat zodra hij in deze assemblee de eed aflegt. » »

Verantwoording

Deze aanpassing heeft als gevolg dat het uiteindelijke doel van het wetsvoorstel nauwkeuriger wordt bereikt. De betrokkene wordt immers elke keuze ontnomen tussen het mandaat waarvan hij titularis is en het nieuwe mandaat waarvoor hij gekozen is. Als hij verkozen is, kan hij alleen het nieuwe mandaat uitoefenen of beslissen helemaal geen parlementair mandaat meer uit te oefenen. Hij kan er echter niet meer voor kiezen zijn oude mandaat te blijven bekleden.

Tevens biedt deze aanpassing een vangnet voor de gekozene die, na het onderzoek van de geloofsbrieven, niet tot de eedaflegging wordt toegelaten. Hij blijft Brussels parlementslid. Hij heeft immers de eed niet afgelegd en hij heeft niet aan het nieuwe mandaat verzaakt.

Nr. 3 VAN DE HEREN CLAES EN DURNEZ

Art. 4 (nieuw)

Een artikel 4 (nieuw) invoegen, luidende :

« Artikel 233, § 2, tweede lid van het Kieswetboek, ingevoegd bij de wet van 16 juli 1993, wordt opgeheven. »

Verantwoording

De wijziging van dit deel van het Kieswetboek dient te gebeuren bij bijzondere wet. Volgens de Raad van State moet de vervallenverklaring van het mandaat van de leden van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen immers worden geregeld bij bijzondere wet (1) .

Dirk CLAES.
Jan DURNEZ.

(1) Raad van State, afdeling wetgeving, 31 maart 2003, Stuk, Vlaams Parlement 2002-2003, 1547/2, 7.