5-539/2

5-539/2

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

18 OKTOBER 2011


Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 223, 1447 en 1479 van het Burgerlijk Wetboek en van de artikelen 587, 594 en 1280 van het Gerechtelijk Wetboek, inzake preventieve uithuisplaatsing en houdende andere maatregelen ter opvolging en beteugeling van het partnergeweld


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

Opschrift

Het opschrift vervangen door wat volgt :

« Wetsvoorstel betreffende de tijdelijke uithuisplaatsing ingeval van huiselijk geweld. »

Verantwoording

Dit opschrift sluit aan bij de nieuwe inhoud van het wetsvoorstel.

Nr. 2 VAN MEVROUW de BETHUNE C.S.

Artikelen 1 tot en met 8

De artikelen 1 tot en met 8 vervangen door de artikelen 1 tot 6, luidende :

« Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet, met uitzondering van artikel 4 dat een aangelegenheid regelt als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

In deze wet wordt verstaan onder het begrip uithuisgeplaatste : degene aan wie een huisverbod is opgelegd.

Art. 3

§ 1. Wanneer uit de vaststelling van strafbare feiten blijkt dat de aanwezigheid van een meerderjarig persoon in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met deze persoon in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven, kan de procureur des Konings ten aanzien van deze persoon een huisverbod bevelen.

§ 2. Het huisverbod omvat voor de uithuisgeplaatste de plicht om onmiddellijk de woning te verlaten en een verbod tot het betreden van, zich op te houden bij of aanwezig te zijn in die woning en een verbod om contact op te nemen met de personen die met hem in dezelfde woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven.

§ 3. Het huisverbod geldt gedurende maximaal tien dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving ervan aan de betrokken persoon.

§ 4. Het bevel van de procureur des Konings wordt op schrift gesteld en bevat inzonderheid :

1º een omschrijving van de plaats en de duur waarvoor het geldt;

2º de feiten en omstandigheden die aanleiding gegeven hebben tot het opleggen van het huisverbod;

3º de namen van de personen ten aanzien van wie het verbod om contact op te nemen geldt;

4º de sancties die de niet-naleving van het verbod tot gevolg kunnen hebben.

§ 5. De procureur des Konings deelt onverwijld de inhoud van het bevel mee aan de uithuisgeplaatste en diegenen die met hem samenwonen. Een afschrift van deze beslissing wordt via het meest geschikte communicatiemiddel medegedeeld aan de korpschef van de lokale politie van de politiezone waarbinnen de woning gelegen is waarop het huisverbod betrekking heeft alsook aan het bevoegde justitiehuis.

Indien de situatie die aanleiding gegeven heeft tot het huisverbod een dermate spoedeisend karakter heeft, kan de beslissing van de procureur des Konings mondeling worden medegedeeld aan de uithuisgeplaatste. In dit geval wordt binnen de kortst mogelijke termijn een afschrift van het bevel aan de betrokkene overgemaakt.

§ 6. De uithuisgeplaatste deelt ten laatste binnen de vierentwintig uur na de kennisgeving van het bevel, aan de procureur des Konings de plaats mee waar en op welke wijze hij bereikbaar is, gedurende de duur van het verbod.

§ 7. De procureur des Konings kan het huisverbod te allen tijde opheffen, wanneer hij van oordeel is dat het gevaar bedoeld in § 1 geweken is.

Art. 4

§ 1. Ten laatste op de eerste dag waarop de griffie geopend is volgend op de dag van het bevel tot huisverbod, deelt de procureur des Konings het bevel mee aan de vrederechter van de plaats van de woning waarvoor het huisverbod geldt.

De procureur des Konings doet eveneens mededeling van de processen-verbaal die aanleiding hebben gegeven tot het huisverbod en, in voorkomend geval, van zijn beslissing om het huisverbod op te heffen, alsook van de processen-verbaal houdende inbreuken op het huisverbod.

§ 2. Binnen de vierentwintig uur na de mededeling van het bevel bepaalt de vrederechter de dag en het uur van de zitting, die plaatsvindt binnen de in artikel 3, § 3, bedoelde termijn.

Bij gerechtsbrief geeft de griffier aan de partijen kennis van de plaats, de dag en het uur van de zitting.

Hij deelt eveneens de dag en het uur van de zitting mee aan de procureur des Konings die het huisverbod bevolen heeft.

Art. 5

§ 1. Op de vastgestelde dag en het vastgestelde uur behandelt de vrederechter de zaak in raadkamer en hoort hij de partijen.

§ 2. Onverminderd de toepassing van de artikelen 223 en 1479 van het Burgerlijk Wetboek, oordeelt de vrederechter over de verzoeken van de uithuisgeplaatste of de personen die met de uithuisgeplaatste in de woning wonen of anders dan incidenteel verblijven tot dringende en voorlopige maatregelen betreffende het betrekken van de gemeenschappelijke woonst of verblijfplaats.

§ 3. De vrederechter doet tijdens deze zitting minstens uitspraak over de maatregelen betreffende de gemeenschappelijke woonst of verblijfplaats.

§ 4. De griffier geeft aan de partijen bij gerechtsbrief kennis van het vonnis, alsmede van de rechtsmiddelen waarover zij beschikken. Hij deelt het vonnis eveneens mee aan de procureur des Konings.

§ 5. Het bevel tot huisverbod van de procureur des Konings geldt tot het ogenblik van de kennisgeving van de uitspraak van de vrederechter aan de partijen.

Art. 6

De uithuisgeplaatste die het ten aanzien van zijn persoon door de procureur des Konings opgelegde bevel overtreedt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van drie maanden tot één jaar en een geldboete van 50 euro tot 500 euro of met een van die straffen alleen.

Verantwoording

Inleiding

Huiselijk geweld komt voor in alle lagen van de bevolking, in alle leeftijdsklassen, bij elke levensovertuiging en in alle relatievormen. Precieze cijfers geven is moeilijk. Het taboe is groot en de incidentiecijfers — de meldingen bij vertrouwenscentra en politie — tonen vaak maar het topje van de ijsberg.

Naar schatting, 1 op 5 vrouwen is ooit in haar leven slachtoffer van partnergeweld. De politie verbaliseerde in 2009 in totaal 40 771 gevallen van huiselijk geweld binnen het koppel.

Wat betreft kindermishandeling liepen er in 2009 bij de Vertrouwenscentra Kindermishandeling 8 802 meldingen binnen van mishandeling of verwaarlozing. Dat zijn 18 meldingen per dag.

En een studie heeft uitgewezen dat in 2010, 1 op 8 ouderen het slachtoffer werd van minstens één vorm van ouderenmis(be)handeling.

Doorgaans verlaat bij acute situaties van huiselijk geweld het slachtoffer de gemeenschappelijke woning. Kinderen die het slachtoffer worden van mishandeling worden geplaatst. Slachtoffers van partnergeweld nemen hun toevlucht, al dan niet samen met de kinderen, tot een vluchthuis. De slachtoffers moeten weg uit hun vertrouwde omgeving terwijl de dader gewoon kan blijven wonen in de gezinswoning.

Vooral kinderen die geplaatst worden na mishandeling of verwaarlozing door één van de ouders ervaren die maatregel als een straf. Vanuit de rechtsleer (zie « Time-out na kindermishandeling door uithuisplaatsing van de geweldpleger », Heps Riki en De Hondt Natasja, TJK, 2010/1) wordt een pleidooi gehouden voor de invoering van een huisverbod voor de dader.

In Duitsland, Oostenrijk en Nederland heeft men geopteerd voor een juridische mogelijkheid om bij huiselijk geweld de dader onmiddellijk en gedurende enige tijd de toegang tot de gezinswoning te ontzeggen, zonder dat een rechterlijke uitspraak moet afgewerkt worden.

Dit voorstel ligt in dezelfde lijn.

Het amendement vervangt het volledige wetsvoorstel en voorziet in de mogelijkheid voor de procureur des Konings om een tijdelijk huisverbod op te leggen aan een persoon wiens aanwezigheid na de vaststelling van strafbare feiten een gevaar oplevert voor de personen, partner, (stief)kinderen, ouders ..., die samen met hem in de woning wonen. Het huisverbod houdt in beginsel in dat de uithuisgeplaatste persoon tot tien dagen zijn woning niet mag betreden alsook een contactverbod met de personen met wie hij samenleeft.

Deze beveiligingsmaatregel moet in een crisisperiode enerzijds de veiligheid van de huisgenoten ten goede komen en anderzijds een afkoelperiode voorzien, waarbinnen partners dringende en voorlopige maatregelen kunnen vragen in het kader van de artikelen 223 of 1479 van het Burgerlijk Wetboek of een begeleiding kunnen opstarten. Bovendien krijgt de uithuisgeplaatste een kordaat signaal dat de maatschappij huiselijk geweld niet accepteert.

Het tijdelijk huisverbod moet de partners de tijd geven om zich te bezinnen over de feiten die plaatsvonden en moet de deur openzetten naar begeleiding van de uithuisgeplaatste, zijn partner en huisgenoten. De uithuisgeplaatste heeft echter nog de mogelijkheid om zijn job uit te oefenen en kan intussen zich bezinnen over zijn daden en kan zich voorbereiden op zijn terugkeer binnen het gezin.

De hulpverlening aan de partners tijdens het huisverbod dient centraal te staan. Samen poogt men een hulpverleningstraject op te maken om huiselijk geweld naar de toekomst toe te vermijden. Het amendement voorziet in een mededeling van het huisverbod aan het justitiehuis, opdat van daaruit een begeleidingstraject kan worden opgestart.

Het tijdelijk huisverbod wordt een bijkomende maatregel, bovenop de maatregelen die reeds bestaan inzake partnergeweld en kindermishandeling.

Wat het partnergeweld betreft, voorziet de wet van 24 november 1997 strekkende om het geweld tussen partners tegen te gaan op strafrechtelijk vlak onder meer in een gelijkschakeling van partnergeweld met geweld ten aanzien van bloedverwanten in de opgaande lijn. Ook krijgt het slachtoffer de mogelijkheid om zich in rechte te laten bijstaan door een instelling of vereniging die als doel heeft partnergeweld te voorkomen.

De wet van 28 januari 2003 tot toewijzing van de gezinswoning aan de echtgenoot of aan de wettelijk samenwonende die het slachtoffer is van fysieke gewelddaden vanwege zijn partner en tot aanvulling van artikel 410 van het Strafwetboek voorziet in alle gevallen van partnergeweld een mogelijke gevangenisstraf van één jaar of meer, zodanig dat de wet op de voorlopige hechtenis van toepassing is.

De wet voorziet daarenboven, door een aanvulling van de artikelen 223 en 1447 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek, ook in de mogelijkheid om het genot van de echtelijke verblijfplaats toe te wijzen aan de echtgenoot-slachtoffer, indien de andere echtgenoot zich tegenover het slachtoffer schuldig gemaakt heeft aan een feit als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek of heeft gepoogd een feit te plegen als bedoeld in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van het Strafwetboek, of indien er ernstige aanwijzingen voor dergelijke gedragingen bestaan.

Artikel 1479 van het Burgerlijk Wetboek voorziet in een gelijkaardige regeling voor de wettelijke samenwonenden.

Deze maatregel komt ook ten goede van de kinderen die in het gezin verblijven en eventueel slachtoffer zijn van het geweld, voor zover de niet-gewelddadige partner zelf ook slachtoffer is van het geweld.

Inspiratie uit het buitenland

Het amendement vertrekt vanuit de positieve ervaringen die een gelijkaardige regeling in Duitsland, Oostenrijk, Nederland en andere Europese landen kent.

Oostenrijk

Oostenrijk kent sinds 1997 de Bundesgesetz zum Schutz vor Gewalt in der Familie. Daar krijgt de politie de mogelijkheid om een tijdelijke uithuisplaatsing van maximaal tien dagen op te leggen, maar ook een slachtoffer van huiselijk geweld kan om een burgerrechtelijke uithuisplaatsing verzoeken. De periode van tien dagen kan worden verlengd ingeval het slachtoffer een verzoek indient bij de burgerlijke rechter, die de uithuisplaatsing met maximaal drie maanden kan verlengen. Ingeval van echtscheiding kan de termijn nogmaals met drie maanden worden verlengd.

In 2005 werd het huisverbod reeds 5 618 keer toegepast. De evaluatie in datzelfde jaar was algemeen positief. De wet biedt partners en kinderen de nodige rust en veiligheid en heeft geleid tot een snelle adequate aanpak van situaties van huiselijk geweld.

Duitsland

In Duitsland bestaat sinds 2002 de Gesetz zum zivilrechtlichen Schutz vor Gewelttaten und Nachstellungen die een regeling inhoudt voor een tijdelijke uithuisplaatsing. Enerzijds kan het slachtoffer zich tot de burgerlijke rechter wenden om de toewijzing van het huis te verzoeken en anderzijds worden door bepaalde deelstaten in een regeling voorzien waarbij de politie een huisverbod kan opleggen ingeval van een crisissituatie. In de deelstaat Nordrhein-Westfalen kan de politie een dergelijk verbod opleggen van tien dagen, dat ophoudt te bestaan op het ogenblik dat de rechter bij voorlopige maatregel een uithuisplaatsing beveelt.

De wet bevat daarentegen ook aanbevelingen voor een daadwerkelijke aanpak van het huiselijk geweld door begeleiding van de verschillende partijen.

Nederland

Nederland kent sinds de wet van 9 oktober 2008 houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat eveneens een huisverbod van tien dagen dat kan uitgevaardigd worden tegenover een meerderjarige als uit feiten en omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van een van de bewoners of als er een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het huiselijk geweld omvat verschillende vormen van geweld (zowel fysiek als seksueel) in verschillende relaties (tussen partners, ouder-kind of kind-ouder ...)

Dit huisverbod wordt op voorstel van de politie opgelegd door de burgemeester, tenzij hij deze bevoegdheid gedelegeerd heeft naar de hulpofficier van justitie.

Bij zijn beslissing houdt de burgemeester rekening met de resultaten van het risico-taxatie-instrument.

De regeling heeft als doelstelling een integraal hulpaanbod voor het gezin te bekomen.

Andere Europese landen

Uit een studie uitgevoerd door de Rijksuniversiteit van Groningen in opdracht van de Nederlandse minister van Justitie blijkt dat binnen de Europese Unie verschillende landen een vorm van huisverbod kennen. (Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum, ministerie van Justitie, Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten. Een verkennend onderzoek, juli 2010, blz. 72-74)

Zo werd het Oostenrijkse model inmiddels geïmplementeerd in Luxemburg, Zwitserland, Tsjechië en Slovenië.

Daarnaast kan ook in Denemarken, Finland en Zweden een huisverbod opgelegd worden door de politie.

In Luxemburg en Zweden heeft de politie daarvoor wel toestemming nodig van de procureur.

Raad van Europa

Uithuisplaatsing wordt ook voorzien als één van de maatregelen ter bescherming van het kind tegen misbruik, in het Verdrag van de Raad van Europa over de bescherming van kinderen tegen uitbuiting en seksueel misbruik, aangenomen in Lanzarote op 25 oktober 2007 en ondertekend door België (art. 14.3). Het Verdrag voorziet eveneens in de plicht voor de lidstaten om de nodige wettelijke maatregelen te treffen om zowel op de korte als de lange termijn slachtoffers bij te staan met het oog op een fysiek en psychosociaal herstel (art. 14.1). Op 1 juli 2011 besliste de regering het wetsontwerp ter ratificatie van het Verdrag na advies van de Raad van State voor te leggen aan de Senaat.

Uithuisplaatsing is eveneens één van de te nemen maatregelen in het Verdrag van Istanbul ter preventie en bestrijding van het geweld op vrouwen en huiselijk geweld, ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa op 11 mei 2011 (art. 45).

Artikelsgewijze toelichting

Nieuw artikel 1

Dit artikel bepaalt de grondwettelijke basis waarop dit wetsvoorstel steunt, namelijk artikel 78 van de Grondwet, behalve wat betreft artikel 4, dat de organisatie van de hoven en rechtbanken betreft.

Nieuw artikel 2

Om de lezing van de wet te vereenvoudigen en langere zinsconstructies te vermijden, wordt het begrip « uithuisgeplaatste » eenduidig gedefinieerd : de uithuisgeplaatste is diegene aan wie een huisverbod wordt opgelegd.

Nieuw artikel 3

Het nieuwe artikel 3 regelt de mogelijkheid voor de procureur des Konings om een tijdelijke uithuisplaatsing te bevelen van de persoon die een gevaar oplevert voor zijn huisgenoten.

De nieuwe mogelijkheid om een huisverbod te bevelen doet geen afbreuk aan de reeds bestaande procedures, waarbij de betrokkene vrijwillig de woning verlaat of wanneer er in het kader van de wet op de voorlopige hechtenis door de onderzoeksrechter een vrijheid onder voorwaarden wordt toegestaan, waarbij één van de voorwaarden is een contactverbod te respecteren ten aanzien van het slachtoffer.

Het tijdelijk huisverbod is bovendien aanvullend ten opzichte van de mogelijke burgerrechtelijke maatregelen die kunnen worden getroffen tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden.

Het huisverbod biedt als een beveiligingsmaatregel de mogelijkheid om ingeval van strafbare feiten, waaruit blijkt dat er een ernstig en onmiddellijk gevaar bestaat voor de huisgenoten van de vermoedelijke pleger van die feiten, ogenblikkelijk en kordaat op te treden.

Omdat een huisverbod een beperking van de bewegingsvrijheid inhoudt van de uithuisgeplaatste kan dit enkel in het geval van een crisissituatie.

Deze crisissituatie moet erin bestaan dat er strafbare feiten kunnen worden vastgesteld, waaruit blijkt dat de verdere aanwezigheid van de ene persoon een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met deze persoon samenleven : partner, (stief) kinderen, (schoon)ouders ...

Het incidenteel verblijf in de woning met de persoon die voor de betrokkene een gevaar zou opleveren valt niet onder de toepassing van dit wetsvoorstel.

Naast de gevallen van geweld tussen partners, kan ook de gevaarsituatie ten aanzien van andere leden van het gezin aanleiding geven tot een huisverbod. Het kan dus eveneens geweld betreffen van een ouder ten aanzien van een of meerdere kinderen of bijvoorbeeld van een meerderjarig kind jegens de moeder of de vader, los van wie de eigenaar is van de woning.

Het huisverbod is slechts mogelijk ten aanzien van een meerderjarige. Wat minderjarigen betreft zijn indieners van oordeel dat het jeugdbeschermingsrecht moet worden gevolgd.

Een opgelegd huisverbod houdt de plicht in om onmiddellijk de woning te verlaten, de woning te betreden of erbij aanwezig te zijn, alsook een contactverbod.

Naar voorbeelden uit het buitenland wordt de maximale duur van het huisverbod vastgelegd op tien dagen; die termijn begint te lopen vanaf de kennisgeving van de beslissing van de procureur.

Die periode van tien dagen moet zorgen voor een afkoelingsperiode, waarbinnen de uithuisgeplaatste als zijn huisgenoten zich kunnen beraden over de situatie, stappen zetten naar de hulpverlening toe en eventueel bij de vrederechter om dringende en voorlopige maatregelen te verzoeken met betrekking tot de gemeenschappelijke woning of verblijfplaats, de uitoefening van het ouderlijk gezag ...

De procureur des Konings vermeldt in zijn bevel tot huisverbod de plaats en de duur waarvoor het huisverbod geldt, de feiten die ertoe aanleiding gegeven hebben, de namen ten aanzien van wie het verbod om contact op te nemen geldt en de sancties die de niet-naleving van het verbod tot gevolg kunnen hebben.

De inhoud van het bevel wordt onmiddellijk aan de betrokken partijen medegedeeld. In spoedeisende gevallen kan de mededeling tot huisverbod mondeling gebeuren, waarna aan de betrokken partijen een afschrift van het bevel wordt bezorgd.

Om de begeleiding van alle betrokken personen mogelijk te maken wordt eveneens een afschrift van de beslissing van de procureur des Konings bezorgd aan het bevoegde justitiehuis.

Binnen de vierentwintig uur na het bevel tot huisverbod, moet de uithuisgeplaatste mededelen waar en hoe hij bereikbaar is, tijdens de duur van dit verbod.

Indien de crisissituatie voorbij is voor het verstrijken van de tien dagen, kan de procureur steeds het bevel tot huisverbod opheffen.

Nieuw artikel 4

Het artikel 4 regelt samen met artikel 5 de rechterlijke controle op het door de procureur des Konings uitgevaardigde bevel tot huisverbod door de vrederechter.

De indieners van het amendement zijn van oordeel dat na het crisisoptreden van de procureur des Konings gezocht wordt naar de beste oplossing. De uithuisgeplaatste kan terugkeren naar de gemeenschappelijke woning of indien deze terugkeer voor een van de partijen niet aangewezen lijkt, moet een oplossing via de burgerlijke weg gezocht worden.

Dit neemt vanzelfsprekend niet weg dat de procureur des Konings steeds de mogelijkheid heeft om in gevallen van partner- of huiselijk geweld de onderzoeksrechter te vorderen met het oog op voorlopige hechtenis of een vrijheid onder voorwaarden opgelegd door de onderzoeksrechter. Ook doet deze oplossing geen afbreuk aan de strafbaarstellingen ter zake en kan de procureur nog steeds de strafvordering uitoefenen.

De procureur des Konings deelt daarom het bevel onmiddellijk mee aan de vrederechter van de plaats van de woning waarvoor het huisverbod geldt.

Om de vrederechter in de mogelijkheid te stellen een volledig beeld te krijgen van de zaak en meer bepaald kennis te nemen van de elementen die aanleiding hebben gegeven tot het huisverbod, stuurt de procureur des Konings aan de vrederechter alle relevante stukken en processen-verbaal met betrekking tot het huisverbod, met inbegrip van zijn beslissing om het huisverbod op te heffen en de vaststellingen van overtreding van het huisverbod.

De vrederechter bepaalt onmiddellijk een datum voor een zitting in raadkamer, die plaats dient te vinden voor het verstrijken van de tien dagen. De griffier stelt de partijen in kennis van de zitting.

De indieners kiezen voor een procedure bij de vrederechter omdat deze bevoegd is om te oordelen over de dringende en voorlopige maatregelen, zowel in geval van artikel 223 van het Burgerlijk Wetboek als artikel 1479 van het Burgerlijk Wetboek.

Wat de territoriale bevoegdheid betreft, wordt gekozen voor de vrederechter van de plaats waar de woning gelegen is waarvoor het huisverbod geldt.

Nieuw artikel 5

Het artikel 5 betreft de procedure voor de vrederechter.

De wet voorziet ingeval van huiselijk geweld in een vereenvoudigde procedure om snel een beslissing van de vrederechter te kunnen krijgen over een verzoek tot dringende en voorlopige maatregelen bedoeld in de artikelen 223 en 1479 van het Burgerlijk Wetboek of over de verzoeken van de uithuisgeplaatste of de personen die met de uithuisgeplaatste samenwonen tot dringende en voorlopige maartregelen betreffende het betrekken van de gemeenschappelijke woonst of verblijfplaats.

Omwille van het belang om een snelle oplossing te verkrijgen, voorziet dit artikel ook dat de vrederechter tijdens de eerste zitting uitspraak doet over de maatregelen betreffende de gemeenschappelijke woonst of verblijfplaats.

De griffier geeft bij gerechtsbrief kennis van het vonnis en de rechtsmiddelen die de partijen hebben om de uitspraak te betwisten. Ook wordt voorzien in een kennisgeving aan de procureur des Konings, daar het huisverbod ophoudt te bestaan op het ogenblik dat de vrederechter zich uitspreekt over de verzoeken van de partijen en vervangen wordt door de beslissing van de vrederechter. Dit laatste wordt expliciet in de wet ingeschreven. Vanaf het ogenblik van de kennisgeving van de uitspraak van de vrederechter aan de partijen, neemt het bevel van de procureur van rechtswege een einde.

Nieuw artikel 6

Artikel 6 voorziet in een strafbaarstelling voor het geval dat de uithuisplaatste het opgelegde bevel overtreedt.

Het huisverbod moet gezien worden als een beveiligingsmaatregel, die een gevaarsituatie moet vermijden en voor de nodige afkoeling moet zorgen, na een vaak traumatische gebeurtenis voor de huisgenoten van de uithuisgeplaatste. De voorziene straf is een gevangenisstraf van drie maanden tot één jaar en/of een geldboete van 50 euro tot 500 euro. Door de strafmaat te leggen binnen de grenzen van de wet op de voorlopige hechtenis, houdt de procureur des Konings een stok achter de deur voor het geval het huisverbod geschonden wordt.

Sabine de BETHUNE.
Peter VAN ROMPUY.
Philippe MAHOUX.
Inge FAES.
Christine DEFRAIGNE.
Francis DELPÉRÉE.
Zakia KHATTABI.
Guy SWENNEN.