5-1109/1 | 5-1109/1 |
22 JUNI 2011
Inleiding
Binnenkort is het een jaar geleden dat de onderhandelingen met Israël werden beëindigd. De Palestijnse Autoriteit heeft daarom besloten in september 2011 bij de Verenigde Naties (VN) te pleiten voor de internationale erkenning van haar Staat met de grenzen van 1967. De Palestijnen zullen deze erkenning eerst aan de Veiligheidsraad vragen. Als de Verenigde Staten hun veto stellen — en dat zal wellicht gebeuren — zijn de Palestijnen van plan resolutie 377 (1950) aan te halen, die bepaalt dat, als de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad het niet eens worden en zo de Raad verhinderen zijn belangrijke taak van vredes- en veiligheidshandhaving uit te voeren, de algemene Assemblee kan overnemen. De Palestijnse Autoriteit bepleit dan ook al enkele maanden haar zaak bij kanselarijen over de hele wereld. Die inspanningen hebben hun vruchten afgeworpen aangezien heel wat staten, waaronder een tiental Latijns-Amerikaanse landen, Palestina de afgelopen maanden hebben erkend. Het aantal landen dat Palestina nu als een volwaardige staat beschouwt, komt daarmee op honderdvijftien. Andere landen, waaronder Frankrijk, hebben ook al laten weten de mogelijkheid te overwegen. Ook bemoedigend voor de Palestijnen is dat zij goede resultaten hebben geboekt met hun Palestijns Hervormings- en Ontwikkelingsplan, gefinancierd door de donorconferentie van 2007. Dat plan, uitgewerkt over drie jaar (2008-2010), moet de toekomstige staat werkende instellingen en een levensvatbare economie geven. Deze resultaten verheugden de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Organisatie voor Economische samenwerking in Europa (OESO), die de Palestijnse Autoriteit in staat achten om de taken van een staat uit te voeren. Bepaalde waarnemers zullen zeggen dat de Palestijnse Staat virtueel al bestaat en dat deze feitelijke toestand enkel nog officieel moet worden bevestigd.
Deze resolutie roept de Belgische regering op de Palestijnse Staat te erkennen binnen de grenzen van 1967 en er bij de Europese Unie op aan te dringen hetzelfde te doen.
Marie ARENA. Bert ANCIAUX. Hassan BOUSETTA. Caroline DÉSIR. Ahmed LAAOUEJ. Philippe MAHOUX. Philippe MOUREAUX. Fatiha SAÏDI. Olga ZRIHEN. |
De Senaat,
A. gelet op resolutie 181 (II) van 29 november 1947 van de algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin onder meer de opdeling wordt aanbevolen van Palestina in een Joodse en een Arabische Staat, met Jeruzalem als een corpus separatum;
B. gelet op resolutie 43/177 van 15 december 1988 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin zij kennis neemt van het uitroepen van de Palestijnse Staat door de Palestijnse Nationale Raad op 15 november 1988;
C. gelet op de verschillende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties die deze erkenning bepleiten;
D. gelet op het zelfbeschikkingsrecht der volkeren;
E. gelet op resolutie 194 van 11 december 1948 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die besluit « dat vluchtelingen die naar hun huizen wensen terug te keren en met hun buren in vrede willen leven daartoe in staat gesteld moeten worden zodra dit te verwezenlijken is » en op resolutie 3236 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 22 november 1974 die de bevestiging is van « het onvervreemdbare recht van de Palestijnen om terug te keren naar hun huizen en gronden vanwaar ze verjaagd werden »;
F. gelet op resolutie 377 van november 1950 die bepaalt dat, als de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad het niet eens worden en zo de Raad verhinderen zijn belangrijke taak van vredes- en veiligheidshandhaving uit te voeren, de Algemene Vergadering kan optreden;
G. gelet op de akkoorden inzake nabuurschap tussen de Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit, alsook tussen de Europese Unie en Israël;
H. overwegende dat de Palestijnen door het opschorten van de besprekingen met Israël in september 2011 bij de VN hun eis zullen aankaarten van internationale erkenning van hun Staat binnen de grenzen van 1967;
I. overwegende dat het democratisch reveil in de Arabische wereld gezorgd heeft voor een nieuwe geopolitieke context waarin het vredesproces in het Midden-Oosten opnieuw op gang kan komen en dat, gezien dit nieuwe internationale evenwicht, in de Arabische wereld democratische en pluralistische machten kunnen opstaan die de dialoog kunnen aangaan rekening houdend met de gevoeligheden van zowel het Israëlische als het Palestijnse volk;
J. overwegende dat een van de voorwaarden om te komen tot een echte duurzame vrede is dat er twee staten bestaan, Israël en Palestina, die naast elkaar twee leefbare staten vormen binnen grenzen die door beide partijen worden erkend en de veiligheid van beide volkeren garanderen;
K. overwegende dat de Europese Unie als euro-mediterrane partner van zowel de Palestijnse als de Israëlische overheid, een belangrijke rol ter zake speelt;
L. overwegende dat de vreedzame manifestaties van de Palestijnse jeugd hebben geleid tot de verzoening tussen Fatah en Hamas, waarna een voorlopige regering van technici op de been is gebracht;
M. overwegende dat Yasser Arafat in november 1988 in Algiers de onafhankelijkheid van Palestina heeft uitgeroepen en dat sindsdien 115 landen Palestina als staat hebben erkend;
N. overwegende dat op 10 september 1993 tussen Israël en de PLO brieven van wederzijdse erkenning zijn uitgewisseld waarin Yasser Arafat het recht van Israël om in vrede en veiligheid te leven erkende en waarin hij stelde dat de punten van het Palestijns Handvest waarin Israël zijn bestaansrecht wordt ontzegd, niet werkbaar en ongeldig zijn;
O. overwegende dat de Palestijnse Autoriteit inspanningen heeft geleverd in het kader van het Palestijns Hervormings- en Ontwikkelingsplan, gefinancierd door de donorconferentie van 2007 en uitgewerkt over drie jaar (2008-2010), om de toekomstige Palestijnse Staat werkende instellingen en een levensvatbare economie te geven;
P. overwegende dat de VN op basis van het verslag (april 2011) van het Bureau van de bijzondere coördinator van de Verenigde Naties voor het vredesproces in het Midden-Oosten verklaart dat de Palestijnse Autoriteit klaar is om een eventuele Staat Palestina te besturen;
Q. overwegende dat de Wereldbank in haar verslag van september 2010 aangeeft dat « als de Palestijnse Autoriteit blijft werken aan staatsopbouw en het verschaffen van publieke diensten, zij uiterst geschikt is om een staat te creëren in de nabije toekomst »;
R. overwegende dat het IMF in zijn recent verslag besluit dat de Palestijnse Autoriteit voortaan een degelijk economisch beleid kan voeren zoals dat van een toekomstige leefbare Palestijnse Staat moet worden verwacht;
S. overwegende dat de heer Barack Obama, President van de Verenigde Staten, tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van september 2010 de wens uitsprak dat de Palestijnse Staat in 2011 zou toetreden tot de VN en in mei 2011 verklaarde dat de Verenigde Staten menen dat de onderhandelingen moeten leiden tot een oplossing met twee staten, met permanente Palestijnse grenzen met Israël, Jordanië en Egypte en permanente Israëlische grenzen met Palestina. De grens tussen Israël en Palestina moet gebaseerd zijn op de demarcatielijnen van 1967, met onderlinge uitwisseling van grondgebied, om tot veilige en door beide staten erkende grenzen te komen;
T. overwegende dat er recent beslissingen zijn genomen door Frankrijk, Spanje, Ierland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk om het statuut van de diplomatieke Palestijnse vertegenwoordiging te verhogen tot de rang van diplomatieke missie;
U. overwegende dat het Internationaal Gerechtshof in het kader van zijn advies over de juridische consequenties van de bouw van een muur in het bezette Palestijnse gebied van 9 juli 2004 het recht op zelfbeschikking van het Palestijnse volk opnieuw bevestigt;
V. overwegende dat in mei 2011 een groep belangrijke Israëli's uit de Mossad, de Shin Beth, het leger en de zakenwereld, alsook een aantal laureaten van de Israëlprijs stelde dat de erkenning van de Palestijnse staat op basis van de grenzen van 1967 van vitaal belang is voor Israël,
Vraagt de regering :
1. de Palestijnse Staat te erkennen binnen de grenzen van 1967, overeenkomstig resolutie 43/177 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties;
2. er bij de Europese Unie op aan te dringen de Palestijnse Staat te erkennen binnen de grenzen van 1967, overeenkomstig resolutie 43/177 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties;
3. er bij de Israëlische staat op aan te dringen de Palestijnse Staat te erkennen binnen de grenzen van 1967, overeenkomstig resolutie 43/177 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties;
4. er bij de Palestijnse Autoriteit op aan te dringen dat haar onderdelen de Israëlische Staat erkennen overeenkomstig de brieven van wederzijdse erkenning van 1993 waarin Yasser Arafat het recht van de Israëlische Staat om in vrede en veiligheid te leven, erkende;
5. er bij de betrokken partijen voor te pleiten dat zij, naast de erkenning van de Palestijnse staat, ook de andere kwesties oplossen, zoals het statuut van Jeruzalem en de terugkeer van de vluchtelingen;
6. er bij de Europese Unie voor te pleiten dat zij, in het kader van haar euro-mediterraan nabuurschapsbeleid, een ruimte voor constructieve dialoog inzake vrede in het Midden-Oosten opricht.
15 juni 2011.
Marie ARENA. Bert ANCIAUX. Hassan BOUSETTA. Caroline DÉSIR. Ahmed LAAOUEJ. Philippe MAHOUX. Philippe MOUREAUX. Fatiha SAÏDI. Olga ZRIHEN. |