5-711/1

5-711/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

26 JANUARI 2011


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 433quinquies van het Strafwetboek teneinde de definitie van mensenhandel uit te breiden tot seksuele uitbuiting

(Ingediend door de heren Dirk Claes en Jan Durnez)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 6 januari 2010 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-1589/1 - 2009/2010).

De wet van 10 augustus 2005 met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen praktijken van huisjesmelkers, vulde het Strafwetboek aan met een nieuw artikel 433quinquies. In dit artikel wordt het begrip mensenhandel duidelijk gedefinieerd en wordt er een onderscheid gemaakt met mensensmokkel, dat nu in artikel 77bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wordt omschreven. Met deze wetswijzigingen kwam België tegemoet aan verschillende internationale wetgevende bepalingen.

De wet van 10 augustus 2005 betekent zeker een hele verbetering in de strijd tegen de mensenhandel. Onder het misdrijf mensenhandel wordt verstaan de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem teneinde deze persoon uit te buiten. De sectoren van uitbuiting worden vervolgens in de wet limitatief opgesomd. Het betreft de volgende punten :

1. uitbuiting van prostitutie of kinderpornografie;

2. uitbuiting van bedelarij;

3. het aan het werk zetten of het laten aan het werk zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid;

4. het wegnemen van organen;

5. de persoon tegen zijn wil een misdaad of wanbedrijf te doen plegen.

De lijst van sectoren is goed uitgewerkt. Toch bestaat er een duidelijk verschil in benadering tussen de sectoren onderling. Zo heeft men in het geval van seksuele exploitatie, dat in het eerste punt wordt omschreven, gekozen voor een limitatieve opsomming. Het misdrijf wordt hier beperkt tot prostitutie of kinderpornografie. Voor de omschrijving van economische uitbuiting daarentegen, uiteengezet in punt 3, heeft de wetgever niet voor een limitatieve aanpak gekozen. Hier is geopteerd om het begrip « in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid » te hanteren.

Het grote voordeel van deze laatste werkwijze is dat men op basis van de rechtspraak het begrip ruimer kan interpreteren. Men is immers niet gebonden aan de specifiek opgesomde gevallen. Volgens de indieners heeft deze aanpak een groot voordeel in de strijd tegen de mensenhandel. Dit is immers een fenomeen dat, net zoals de gehele criminele sector, voortdurend evolueert en zich steeds meer professionaliseert. Dat geldt zeker ook voor de misdrijven in verband met seksuele uitbuiting.

Het gevolg is dat er gevallen voorkomen die eigenlijk bestraft zouden moeten worden als mensenhandel, maar die buiten de opsomming van seksuele uitbuiting vallen. In verschillende rapporten wordt dit probleem aangekaart. Zo staat in het jongste rapport van de niet gouvernementele organisatie (NGO) Human Rights without Frontiers International over mensenhandel in België een aanbeveling om de definitie van seksuele uitbuiting uit te breiden naar alle vormen van seksuele exploitatie (1) . Ook het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding pleit voor een uitbreiding in die zin in zijn jaarverslag Mensenhandel en mensensmokkel van 2007 (2) . Doorheen de verschillende dossiers waarin het zich burgerlijke partij stelt, stelt het Centrum immers vast dat de huidige definitie inzake mensenhandel met het oog op seksuele exploitatie niet alle uitbuitingsvormen omvat.

Een voorbeeld van een dossier waar de beschuldigde seksueel misbruik maakte van zijn slachtoffers, maar toch niet veroordeeld werd voor mensenhandel is het « dossier-V. » (3) . De hoofdbeklaagde werd vervolgd op grond van artikel 433quinquies, § 1, 1º en 3º, van het Strafwetboek. Men verweet hem enerzijds jonge Roemeense vrouwen te hebben geronseld met het oog op de uitbuiting van hun prostitutie en anderzijds diezelfde jonge vrouwen en andere Roemenen aan het werk te hebben gezet in omstandigheden strijdig met de menselijke waardigheid. Zowel de correctionele rechtbank van Charleroi als het hof van beroep van Bergen oordeelden dat er sprake was van mensenhandel met het oog op uitbuiting door arbeid. Beide rechtscolleges besloten echter dat het dossier niet met zekerheid aantoont dat de beklaagde van plan was de ontucht of de prostitutie uit te buiten van de jonge vrouwen die hij uit Roemenië liet komen. In werkelijkheid bleek uit het gerechtelijk dossier duidelijk dat deze beklaagde de jonge vrouwen ook liet komen om zijn seksuele driften te bevredigen. Men kan zich dan ook afvragen of de gerechtelijke beslissingen anders zouden hebben geluid indien de aanklacht « mensenhandel » betrekking had gehad op elke vorm van seksuele uitbuiting en niet alleen op de uitbuiting van de ontucht of de prostitutie.

Teneinde situaties waarin sprake is van mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting als dusdanig te kunnen vervolgen, heeft dit wetsvoorstel tot doel de definitie van seksuele uitbuiting in artikel 433quinquies van het Strafwetboek uit te breiden tot alle vormen van seksuele exploitatie. De indieners verkiezen daarbij de definitie over te nemen die in het kaderbesluit van 19 juli 2002 van de Raad van de Europese Unie inzake de bestrijding van mensenhandel wordt geformuleerd (4) . Op die manier is het wetsvoorstel zeker in overeenstemming met de Europese regelgeving.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

De huidige definitie van seksuele uitbuiting als vorm van mensenhandel, zoals uiteengezet in artikel 433quinquies, § 1, 1º, is beperkt tot uitbuiting van kinderpornografie en prostitutie. De onderstaande wijziging strekt ertoe deze definitie uit te breiden tot alle vormen van seksuele exploitatie. Daarvoor wordt de definitie overgenomen die in artikel 1, 1, van het kaderbesluit van 19 juli 2002 van de Raad van de Europese Unie inzake de bestrijding van mensenhandel wordt geformuleerd.

Dirk CLAES
Jan DURNEZ.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 433quinquies, § 1, van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2005, wordt de bepaling onder 1º vervangen als volgt :

« 1º de prostitutie van deze persoon te exploiteren, of met het oog op andere vormen van seksuele exploitatie, met inbegrip van pornografie; ».

21 december 2010.

Dirk CLAES
Jan DURNEZ.

(1) Human Rights without Frontiers International, Trafficking in Human Beings in Belgium, 2007-2008, Brussel, 2009.

(2) Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, Mensenhandel en -smokkel, jaarverslag 2007, Brussel, 2008.

(3) Idem, blz. 97-100.

(4) Kaderbesluit nr. 2002/629/JBZ.