5-616/1

5-616/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

15 DECEMBER 2010


Voorstel van resolutie tot systematische bestrijding van ziekenhuisinfecties

(Ingediend door de heer Jurgen Ceder c.s.)


TOELICHTING


De problematiek omtrent de ziekenhuisinfecties blijft actueel. Zoals iedereen weet, heeft de opname in een ziekenhuis ook haar tol, namelijk die van de, ter gelegenheid van de opname en bijhorende medische ingrepen, opgedane infecties met alle kwalijke gevolgen van dien.

Voor een goed begrip volgt er een kort overzicht van de problematiek (1)  :

1. Waarover gaat het precies ?

Ziekenhuisinfecties (ook wel nosocomiale infecties genoemd) zijn infecties die optreden bij patiënten tijdens of in aansluiting op hun verblijf in het ziekenhuis. Ze komen voor in alle ziekenhuizen. Men stelt dat 5 tot 10 % van de opgenomen patiënten een nosocomiale infectie kunnen oplopen.Vooral mensen met een daling van de algemene weerstand zijn vatbaarder voor infecties. Volwassenen en kinderen met kanker en leukemie zijn erg kwetsbaar, alsook vroeggeborenen, bejaarden, gewonden, personen die een zware operatie ondergingen en reeds bij opname geïnfecteerde personen.

De infecties die zich onder meer voordoen zijn de volgende :

Urineweginfecties vormen het grootste deel van de infecties die in een ziekenhuis verworven worden, namelijk meer dan 30 %. Het grootste gedeelte van deze urineweginfecties, nl. 70 %, is het gevolg van een blaaskatheterisatie.

De postoperatieve wondinfecties zijn de tweede meest voorkomende nosocomiale infectie. De preventie van postoperatieve wondinfecties situeert zich op het moment van de chirurgische ingreep. De operatieve omgeving en de voorbereiding van de patiënt verdienen eveneens speciale aandacht.

Infecties van de luchtwegen bekleden de derde plaats in het geheel van de ziekenhuisinfecties. Ze vertegenwoordigen 10 tot 17 % van de nosocomiale infecties. De mortaliteit tengevolge van deze luchtweginfecties bedraagt 28 tot 37 %. De meeste bacteriële nosocomiale pneumonieën treden op door aspiratie van bacteriën die de farynx en de bovenste gastro-intestinale tractus van de patiënt koloniseren : 45 % van de gezonde volwassenen aspireren tijdens hun slaap. Dit risico is nog veel groter bij onder andere patiënten met verminderd bewustzijn en bij geïntubeerde patiënten.

Het plaatsen van een intravasculaire katheter houdt een belangrijk risico in op sepsis. Ongeveer de helft van de nosocomiale sepsis houdt verband met de aanwezigheid van een intravasale katheter. De kans op sepsis bij centraal intravasale katheters bedraagt 3 tot 10 % en de mortaliteit ongeveer 20 %.

2. Wat zijn hoofdzakelijk de gevolgen ?

De gevolgen van ziekenhuisinfecties kunnen en mogen vooral niet worden onderschat. Omdat ze vaak voorkomen, kosten ze de gemeenschap veel geld. De kost van ziekenhuisinfecties wordt meestal op drie wijzen gemeten : de verlengde hospitalisatieduur, de extra kostprijs per hospitalisatie en de mortaliteit, rechtstreeks of onrechtstreeks toe te schrijven aan ziekenhuisinfecties.

De verlengde hospitalisatieduur is de tijd die de patiënt langer in het ziekenhuis moet verblijven omwille van zijn infectie. Deze periode is het grootst bij postoperatieve wondinfecties (= gemiddeld zeven dagen). Urineweginfecties vergen globaal weinig extra hospitalisatiedagen. Luchtweginfecties en septicaemieën verlengen de hospitalisatieduur het meest, maar treden gelukkig het minst vaak op.

Minder accuraat te berekenen zijn de financiële kosten per type ziekenhuisinfectie. De hoogste kost wordt verwekt door de luchtweginfecties (= gemiddeld 5 000 euro); deze patiënten verblijven meestal op de intensieve zorgenafdeling.

Van de patiënten met een ziekenhuisinfectie overlijdt een op honderd rechtstreeks tengevolge van de ziekenhuisinfectie; drie op honderd overlijden mede tengevolge van een ziekenhuisinfectie. Nosocomiale infecties nemen de vierde plaats in onder de doodsoorzaken in de Verenigde Staten.

3. Welke maatregelen werden genomen om de besmetting door ziekenhuisbacteriën aan te pakken ?

Een Amerikaanse studie (2) toonde in 1970 reeds aan dat elk ziekenhuis de infecties met 1/3e kan verminderen door een intensief infectieprogramma op te stellen. Dit moet bestaan uit : een georganiseerde « surveillance » en controle, de aanwezigheid van een opgeleide geneesheer en verpleegkundige ziekenhuishygiënist per 250 bedden en het systematisch rapporteren van het infectiepercentage aan de chirurgen.

Hoe is de situatie nu in de Belgische ziekenhuizen ?

Sedert 1988 (3) is er een wetgeving inzake ziekenhuishygiëne waarin de functies van onder meer geneesheren, verpleegkundigen en ziekenhuishygiënisten zijn vastgelegd, nadat enkele jaren voordien de oprichting van een Comité voor ziekenhuishygiëne in elk ziekenhuis wettelijk werd verplicht (4) .

De voornaamste taak van de ziekenhuishygiënisten bestaat erin om ziekenhuisinfecties (zijn het gevolg van besmettingen die optreden als een verwikkeling van de behandeling die de patiënt in het ziekenhuis ondergaat) te bestrijden en te voorkomen. Concreet betekent dit de « surveillance » van nosocomiale infecties, het opstellen, implementeren en herwerken van procedures, fungeren als aanspreekpunt voor ziekenhuishygiëne op de werkvloer, opsporen van de bron van infecties en kiemen.

De taken van de teams voor ziekenhuishygiëne en de comités voor ziekenhuishygiëne worden thans omschreven in het koninklijk besluit van 26 april 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd.

Ziekenhuishygiëne heeft als dusdanig niets te maken met de persoonlijke hygiëne of de arbeidshygiëne van het personeel. De overheid breidde deze verantwoordelijkheid inmiddels uit naar het globaal bestrijden en vermijden van verwikkelingen die de patiënt kan oplopen tijdens zijn of haar verblijf in het ziekenhuis en dit op sociaal, psychisch en fysisch vlak.

De ziekenhuishygiënisten kunnen de strijd tegen nosocomiale infecties natuurlijk niet alleen aan. Alle personeelsleden, en dan voornamelijk artsen en verpleegkundigen, moeten op de hoogte zijn van de principes van de ziekenhuishygiëne en deze dan ook terdege toepassen.

De gebrekkige hygiëne van ventilatie- of verwarmingssystemen en de resistentie van bacteriën tegen antibiotica is een ander zeer acuut probleem. Uit recente gegevens blijkt immers dat er ook meer onderzoek moet komen naar antibiotica. Er zullen reserves moeten worden aangelegd tegen de ziekenhuisbacterie. Er zou maar één antibioticum overblijven dat nog werkt. De vraag is : hoe lang nog ?

4. Wie brengt de gegevens in kaart ?

Het Center for Disease Control in de Verenigde Staten heeft omtrent de ziekenhuisinfectie-problematiek een zeer gedetailleerde studie afgeleverd. Deze instelling houdt zich bezig met een zeer nauwgezette registratie van ziekenhuisinfecties. In België wordt deze taak voornamelijk uitgevoerd door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Naast bijzonder ziekenhuispersoneel, is er dus nog de bijdrage die het WIV (5) levert. Dit instituut is verantwoordelijk voor de bewaking van de ziekenhuisinfecties, coördineert de « surveillance », maar werkt veeleer op basis van schattingen en niet zozeer volgens een systematische en volledige registratie.

Ze maakt haar resultaten bekend in de vorm van rapporten en door mondelinge presentaties en publicaties. De ziekenhuizen zijn echter vrij om al dan niet samen te werken met het WIV. Na elke periode dat ze door het WIV worden gevolgd, krijgen zij een uitvoerig verslag met opmerkingen en eventuele aanbevelingen.

Daarenboven wordt vanaf het jaar 2000 op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap, naar aanleiding van het kwaliteitsdecreet van de ziekenhuizen, geëist dat zij hun gegevens over ziekenhuisinfecties rapporteren aan de Vlaamse overheid.

Zoals blijkt uit deze gegevens is de samenwerking met het WIV vrijblijvend en dat is niet bepaald bevorderlijk voor een degelijke rapportering over de ware toestand in verband met de ziekenhuisinfecties.

Voormalig minister van Volksgezondheid, Magda Aelvoet, was er stellig van overtuigd dat het uitvoeren van metingen zeer belangrijk is. Ze toonde dit dan ook aan met de nodige cijfergegevens.

5. Conclusie

Na al deze gegevens moge duidelijk blijken dat de problematiek van de ziekenhuisinfecties nog steeds actueel en acuut is. Precies daarom is het noodzakelijk dat de overheid extra inspanningen doet om maximaal de fysische, psychische, financiële en sociale schade als gevolg van ziekenhuisinfecties te beperken.

Jurgen CEDER
Yves BUYSSE
Bart LAEREMANS
Anke VAN DERMEERSCH.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op de noodzaak aan goede, degelijke en betrouwbare gezondheidszorg;

B. gelet op de verlengde hospitalisatieduur die het gevolg is van menige ziekenhuisinfecties;

C. gelet op de extra kosten die een verlengde hospitalisatieduur meebrengt voor de sociale zekerheid;

D. gelet op de sociale kosten en het psychische lijden van een verlengde ziekteduur en zelfs de veelvoorkomende mortaliteit als — al dan niet gedeeltelijk — gevolg van ziekenhuisinfecties;

E. gelet op de hoge werklast en het zeer gevarieerde en omvangrijke takenpakket van de ziekenhuishygiënisten;

F. gelet op de problematiek van resistentie tegen onder andere de antibiotica,

Vraagt de regering :

1. in het algemeen alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om het aantal ziekenhuisinfecties drastisch en systematisch terug te dringen ten behoeve van de algehele volksgezondheid;

2. alles in het werk te stellen voor een betere ondersteuning van de ziekenhuishygiënisten (de geneesheren en de verpleegkundigen) met het oog op een doorgedreven concentratie op hun kerntaken;

3. het aantal ziekenhuishygiënisten op te trekken tot de internationale norm;

4. te voorzien in een betere begeleiding en controle wat de ziekenhuisinfectieproblematiek betreft via het Wetenschappelijk Instituut voor volksgezondheid;

5. een doorgedreven onderzoek te doen naar de tanende effectiviteit van antibiotica;

6. met de gemeenschappen systematisch te overleggen in het kader van hun preventiebevoegdheid.

23 november 2010.

Jurgen CEDER
Yves BUYSSE
Bart LAEREMANS
Anke VAN DERMEERSCH.

(1) Bron : Academisch Ziekenhuis Brugge.

(2) Robert Haley (USA, 1970) : project SENIC : Study on the Efficacy of Nosocomial Infection Control.

(3) Koninklijk besluit 30 december 1988.

(4) Koninklijk besluit 24 april 1974.

(5) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid.