4-1081/1

4-1081/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

22 DECEMBER 2008


Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving inzake consumenten- en hypothecair krediet wat betreft de reclame

(Ingediend door de heer Wouter Beke c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel herneemt de tekst van het voorstel ingediend in de Kamer van volksvertegenwoordigers door mevrouw Katrien Partyka op 12 februari 2008 (stuk Kamer, nr. 52-713/1).

1. Inleiding

De wet van 24 maart 2003 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet voerde strengere regels in voor de reclame voor consumentenkrediet.

Het was de bedoeling van de wetswijziging bepaalde vormen van reclame die konden leiden tot schuldoverlast te beperken (1) . Om de handhaving van de reclameregels efficiënter te maken, werden strafbepalingen ingevoerd.

Eén van de strengere regels was het invoeren in artikel 6, § 1, van de wet consumentenkrediet van een verbod op reclame die op onrechtmatige wijze de snelheid of het gemak benadrukt waarmee een krediet kan worden bekomen. Een gelijkaardig verbod werd ingevoerd voor reclame die onrechtmatig aanspoort tot centralisatie of hergroepering van kredieten.

Maar wat wordt precies bedoeld met « onrechtmatig », « abusivement » in het Frans ?

De memorie van toelichting stelt : « Worden aldus bedoeld de aankondigingen die op overdreven wijze het gemak (« geen onderzoek »), de snelheid, de discretie, benadrukken met dewelke men een krediet kan bekomen. Idem dito voor wat de aankondigingen betreft die op onrechtmatige wijze aansporen tot « hergroepering » of « centralisatie » van lopende kredieten, die de kredietverlening voorstellen als zijnde reeds toegewezen, of die de passie voor het geld dat via een krediet beschikbaar is, uitbuiten. »

Met andere woorden : reclame die verwijst naar gemakkelijk of snel krediet is niet verboden, de verwijzing mag alleen niet overdreven zijn. Hetzelfde geldt voor reclame die verwijst naar hergroepering of centralisatie van kredieten : dit is toegelaten, maar er mag niet overdreven worden.

Maar wat is overdrijven ? Dit is een subjectief begrip, dat door de ene persoon heel anders dan door de andere zal geïnterpreteerd worden. Dit maakt een adequate controle op de twee verbodsbepalingen niet eenvoudig.

2. Onrechtmatige verwijzing naar het snel of gemakkelijk bekomen van krediet

Voor het verbod op onrechtmatige reclame inzake het bekomen van een snel of gemakkelijk consumentenkrediet kan weliswaar gedeeltelijk een oplossing gevonden worden door na te gaan of de reclame realistisch en praktisch haalbaar is. Een krediet wordt niet zomaar toegekend, er moeten formaliteiten worden vervuld, de kredietgever moet onderzoeken of de consument kredietwaardig is, hij moet de Centrale voor Kredieten aan Particulieren raadplegen enz.

Slogans zoals : « onmiddellijk geld », « lening zonder formaliteiten » enz. zullen als onrechtmatig bestempeld kunnen worden. Het is immers onmogelijk « onmiddellijk » geld te bekomen, er moet een contract afgesloten worden, de Nationale Bank moet geraadpleegd worden (2) .

Een slogan zoals « Binnen de 48 uren het krediet bij u thuis uitbetaald », is die overdreven ? Wellicht niet, want in de praktijk zal het in de meeste gevallen wellicht haalbaar zijn om op 48 uur de kredietaanvraag te behandelen, de Nationale Bank te raadplegen, en het contract en het kredietbedrag ter beschikking te stellen.

Maar wat dan bijvoorbeeld met de slogan « Uw lening binnen de 20 minuten » ? Op het eerste zicht lijkt dit overdreven of onrechtmatig. Dit is nochtans in sommige gevallen ook haalbaar. Een bankier die bijvoorbeeld een goede klantenrelatie heeft met de consument en weet wat diens inkomen is, kan inderdaad in een aantal gevallen snel een lening toestaan. Hij heeft alle gegevens ter beschikking, kan on-line de Centrale voor Kredieten aan Particulieren raadplegen, en kan dus bijvoorbeeld op 20 minuten of minder een lening toekennen en uitbetalen.

In 2005 deed het OIVO een onderzoek naar 221 kredietadvertenties, hierbij zou 29 % onrechtmatig verwijzen naar snel of gemakkelijk krediet. Als voorbeelden gaf het OIVO slogans zoals : « Één telefoontje en u hebt uw krediet », « Het is zo gemakkelijk », « Geld op uw rekening binnen 24 uren », « Vandaag nog geld nodig ? » (3) Men kan er over discussiëren of al deze slogans als onrechtmatig moeten beschouwd worden, bijvoorbeeld de slogan « het is zo gemakkelijk », is dit onrechtmatig ? Het kan er inderdaad op wijzen dat de kredietgever onzorgvuldig te werk gaat bij het verstrekken van krediet en onvoldoende nagaat of de consument zijn krediet zal kunnen terugbetalen, of misschien bewust een risico neemt. Maar het kan er even goed op wijzen dat het krediet een « gemakkelijke » dienst is die verleend wordt. Dit voorbeeld toont net aan dat het begrip « onrechtmatig » op verschillende manier kan geïnterpreteerd worden, wat maakt dat een adequate controle van de reclame voor dit aspect erg moeilijk is.

En wat bijvoorbeeld met de slogan : « Wij beginnen waar uw bank eindigt », wat een typische slogan van een kredietmakelaar is ? Meestal — maar zeker niet altijd — zijn banken voorzichtiger met kredietverstrekking dan niet-bancaire kredietgevers, maar is dit nu een onrechtmatige verwijzing naar gemakkelijk krediet ?

Wat de gelijkschakeling van de regels voor hypothecair krediet en consumentenkrediet betreft, lijkt een verwijzing naar « snel » hypothecair krediet op het eerste zicht weliswaar niet nodig, vermits het tot stand komen van een hypothecair krediet sowieso steeds een zekere tijd vergt. Een verwijzing naar « gemakkelijk » hypothecair krediet lijkt daarentegen wel evident.

Om echter alle achterpoortjes inzake omzeiling van de regels voor consumentenkrediet te sluiten, bijvoorbeeld via één dubbelzinnige advertentie voor beide kredietvormen, wordt het verbod voor « snel » en « gemakkelijk » krediet ook ingevoerd voor hypothecair krediet.

3. Onrechtmatige verwijzing naar centralisatie of hergroepering van kredieten

Voor reclame die verwijst naar centralisatie of hergroepering van kredieten is het meestal helemaal onmogelijk om aan te tonen dat de verwijzing « overdreven » is. Meestal worden bij centralisatie de te zware maandlasten van de verschillende leningen en kredietkaarten van de consument omgezet in één lager maandbedrag, terug te betalen in een lening met langere looptijd.

Voor de ene consument zal een centralisatie een oplossing zijn voor zijn problemen, bijvoorbeeld personen die tijdelijk financiële problemen hebben gehad, maar die wel hun budget goed kunnen beheren en op zich een voldoende hoog inkomen hebben.

Voor consumenten met een structureel budgettair probleem, bijvoorbeeld omdat ze niet goed overweg kunnen met geld, of gewoon omdat ze een te laag inkomen hebben, zal zo een centralisatie of hergroepering slechts « uitstel van executie » zijn, en de totale schuldenlast verhogen. Vaak komt de consument dan terecht in een « cascade » van leningen om de vorige lening terug te betalen. Uiteindelijk komen deze personen terecht in de schuldbemiddeling.

Anders gezegd : in sommige gevallen is centralisatie een oplossing voor de problemen van de consument, in andere gevallen is dit géén oplossing en neemt de schuldoverlast alleen maar toe.

Net omdat voor centralisatie geval per geval moet bekeken worden, is het meestal onmogelijk om aan te tonen dat de reclame « overdreven » verwijst naar centralisatie of hergroepering van kredieten. Nochtans wordt er erg veel publiciteit voor zulke kredieten gemaakt. Het OIVO was in 2005 van oordeel dat 21 % van de 221 onderzochte advertenties onrechtmatig verwezen naar centralisatie of hergroepering van kredieten (4) . Als voorbeeld van een slogan vermeldde het OIVO « Groepeer al uw kredieten in één lening op afbetaling, zelfs als u geen eigenaar bent en zelfs als het om grote bedragen gaat ». Zoals gezegd is deze reclame niet verboden, en zullen de inspectiediensten het moeilijk hebben om aan te tonen dat deze advertentie onrechtmatig is (5) .

Bovendien gebeuren ook veel hergroeperingen of centralisaties in de vorm van een krediet dat onder de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet valt, waarvoor veel minder strenge regels gelden inzake reclame. Indien de consument zijn schulden hergroepeert in de vorm van een hypothecair krediet zal dit krediet onderworpen zijn aan de wet van 4 augustus 1992 wanneer het hoofddoel van de lening het « verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten » is (6) . In de praktijk moet naar de hoofdbestemming van het krediet gekeken worden om na te gaan welk van de twee wetten van toepassing is (7)  :

— indien het hoofddoel van de nieuwe hypotheeklening het overnemen van een bestaand hypothecair krediet is, waarbij tegelijk ook een aantal consumentenkredieten of andere schulden worden overgenomen, ressorteert het krediet onder de wet van 4 augustus 1992;

— indien het hoofddoel van de nieuwe hypotheeklening het overnemen van consumentenkredieten of andere schulden is, ressorteert het krediet onder de wet van 12 juni 1991 (8) , zelfs indien in bijkomende orde een reeds bestaand krediet dat onder de wet van 4 augustus 1992 valt overgenomen wordt.

Hierbij geldt het principe dat de wet op het consumentenkrediet de lex generalis is, en de wet op het hypothecair krediet de specifieke wet. Van zodra een consument een hypothecair krediet aangaat dat niet geregeld wordt door de wet van 4 augustus 1992 valt dit onder de « algemene » wet op het consumentenkrediet.

Een paar voorbeelden kunnen dit verduidelijken. We nemen als vertrekbasis een consument die een hypothecair krediet aangaat van 100 000 euro en volgen een aantal scenario's inzake het gebruik van dit kredietbedrag :

Hypothese a : 70 000 euro voor de aankoop van een woning en 30 000 euro voor de vervroegde terugbetaling van een wagenfinanciering : wet van 4 augustus 1992 van toepassing;

Hypothese b : 60 000 euro voor de overname van de bestaande hypotheeklening waarmee de woning werd aangekocht en 40 000 euro voor de overname van leningen op afbetaling en het terugbetalen van kredietkaarten : wet van 4 augustus 1992 van toepassing;

Hypothese c : 30 000 euro voor de overname van de bestaande hypotheeklening waarmee de woning werd aangekocht en 70 000 euro voor terugbetaling van leningen op afbetaling, financieringen, kredietkaarten en ziekenhuiskosten : wet van 12 juni 1991 van toepassing;

Hypothese d : 100 000 euro uitsluitend voor de overname van ziekenhuiskosten en consumptieleningen : wet van 12 juni 1991 van toepassing.

Uit deze voorbeelden blijkt dat het mogelijk is consumptieschulden te hergroeperen in een hypothecair krediet dat niet onder de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet valt, maar wel onder de minder strak geregelde wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet.

Weliswaar zal in een aantal gevallen voor een consument die eigenaar is van zijn woning het mogelijk zijn via een centralisatie van schulden in de vorm van een hypothecair krediet mogelijk zijn om zijn schulden af te lossen.

Maar anderzijds creëert dergelijke centralisatie in de vorm van een hypothecair krediet een ernstig risico dat de consument op termijn ook zijn woning verliest in geval van wanbetaling voor het hypothecair krediet, wat zijn financiële- en leefomstandigheden uiteraard zal verslechteren.

4. Schrapping van het criterium « onrechtmatig »

In het kader van de strijd tegen de overmatige schuldenlast is het aangewezen elke verwijzing naar snelle of gemakkelijke kredietverlening te verbieden. Dit kadert in de principes van de wet op het consumentenkrediet :

— het zogenaamde « snelle » krediet kan beter vermeden worden om impulsaankopen te voorkomen; dit past in de quasi veralgemeende bedenktijd van 7 werkdagen om een consumentenkrediet op te zeggen (artikel 18);

— het zogenaamde « gemakkelijke » krediet is in strijd met de voorzichtigheidsplicht van de kredietgever (artikel 15).

Ook voor de centralisatie of hergroepering van kredieten lijkt een verbod op reclame aangewezen. Op zich is centralisatie of hergroepering niet noodzakelijk verkeerd, zoals vermeld kan dit in bepaalde gevallen een oplossing bieden voor een spreiding van de schuldenlast. Maar kredietgevers en makelaars die specifiek reclame maken voor dergelijke kredieten lijken zich toch te richten tot consumenten die te veel schulden hebben. In die zin zal het tot een coherenter geheel leiden met het verbod op reclame gericht op consument in schuldoverlast (art. 6, § 1, eerste gedachtenstreepje).

De schrapping van het criterium « onrechtmatig » zal ook leiden tot grotere rechtszekerheid : elke reclame voor gecentraliseerd, gehergroepeerd, gemakkelijk of snel krediet wordt verboden. Daarom wordt ook elke impliciete verwijzing naar dergelijke kredieten verboden (9) . Kredietgevers en -bemiddelaars, evenals de verkopers zullen duidelijk weten waar zich aan te houden. Het zal ook de concurrentie eerlijker maken, want nu kunnen de « durvers » gebruik maken van de grijze zone in de wet om maximale en zelfs agressieve reclame te maken voor centralisatie of hergroepering van kredieten. In die zin behelst het voorstel ook een vereenvoudiging.

5. Het op elkaar afstemmen van de verplichte vermeldingen inzake identiteit, adres en hoedanigheid voor consumentenkrediet en hypothecair krediet

De wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet verplicht in artikel 5, § 1, de adverteerder om zijn identiteit te vermelden in de reclame, hij moet dus de officiële benaming van de onderneming gebruiken. De wet op het hypothecair krediet is soepeler, en geeft de adverteerder de keuze tussen het vermelden van zijn officiële benaming of zijn handelsbenaming. Ook hoeft een hypothecair kredietgever zijn adres of hoedanigheid niet te vermelden, wat wel het geval is bij de hypothecaire kredietbemiddelaar en in de wet op het consumentenkrediet. Evenmin voorziet de wet op het hypothecair krediet dat voornoemde gegevens ondubbelzinnig en duidelijk leesbaar of hoorbaar moeten zijn. Nochtans kunnen deze gegevens van belang zijn voor de consument om te weten wie precies achter de reclame schuilgaat (10) .

6. Verbod op reclame voor hypothecair krediet die zich richt op personen in schuldoverlast

De wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet voorziet in artikel 6, § 1, reeds een uitdrukkelijk verbod voor reclame « die de consument die het hoofd niet kan bieden aan zijn schulden ».

De bedoeling van deze nieuwe bepaling ingevoerd bij de wet van 24 maart 2003 was : « [Dit] beoogt de reclame die personen, gebukt onder een overmatige schuldenlast, aanzet tot het beroep doen op krediet. Er wordt hier gedacht aan ontoelaatbare reclame die werkelijke aansporingen zijn tot overmatige schuldenlast zoals bijvoorbeeld :

— « financiële moeilijkheden ? Wij zijn daar ... »;

— « zelfs werklozen, bestaansminimumtrekkers »;

— « zelfs indien geschil/betalingsachterstand »;

— « zelfs indien elders geweigerd »;

— « zelfs indien geregistreerd bij de Nationale Bank »;

— « leningen in het bijzonder voor geschil ».

Het verbod beoogt eveneens de meest zwakke of kwetsbare personen te beschermen. » (11)

Voor krediet dat onder de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet valt is er geen dergelijke verbodsbepaling. Nochtans is het perfect mogelijk om consumenten die eigenaar zijn van hun woning een krediet ressorterend onder de wet van 4 augustus 1992 te verstrekken, waarmee tegelijk consumptieschulden worden aangezuiverd (zie punt 3). De wetswijziging van 24 maart 2003 kan makkelijk omzeild worden door in de reclame te verwijzen naar dergelijke hypothecaire kredieten. Dit maakt dat we nog steeds geconfronteerd worden met kredietreclame die zich richt op personen in financiële moeilijkheden, loonbeslag enz. Het volstaat voor de adverteerder om te vermelden dat het om een hypothecair krediet gaat, zodat hij niet onder de strengere regels van de wet op het consumentenkrediet valt.

Op zich kunnen zulke centralisatiekredieten onder de wet van 4 augustus 1992 soms een oplossing bieden voor sommige consumenten, bijvoorbeeld personen die door omstandigheden tijdelijk in financiële problemen zijn geraakt, en hun schulden hiermee op langere tijd voor een lager maandbedrag kunnen spreiden. Maar andere consumenten, bijvoorbeeld personen met een structureel budgettair probleem of een laag inkomen zouden beter doorverwezen worden naar een schuldbemiddelaar, in plaats van het risico te lopen dat ze hun woning kwijt raken bij wanbetaling van zo een centralisatiehypotheek (cf. punt 3).

Bovendien wordt door de reclame voor deze kredieten het verbod op reclame gericht op personen in schuldoverlast in de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet omzeild. Kredietmakelaars of kredietverstrekkers verkopen immers zowel consumentenkredieten als hypothecair kredieten, en zullen dus vaak in één advertentie voor beide producten reclame maken.

7. Strafbepalingen en controles

Strafbepalingen, opsporingsbevoegdheden en procedures inzake verbalisering voor reclame worden in het voorstel voor de wet op het hypothecair krediet afgestemd op de wet op het consumentenkrediet. Dit zal een efficiëntere controle toelaten, vermits in de huidige regelgeving de controles voor kredietreclame over twee diensten verspreid zijn :

— voor consumentenkrediet bij de FOD Economie, in casu de algemene directie Controle en Bemiddeling;

— voor hypothecair krediet bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.

De inspectiediensten van de FOD Economie zijn in het huidige wetgevend kader onrechtstreeks reeds bevoegd voor verscheidene controles inzake hypothecair krediet, met name voor de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument en de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren.

De FOD Economie kan ook nagaan of bepaalde hypothecaire kredieten niet moeten beschouwd worden als ressorterend onder de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (zie punt 3).

Bovendien zijn de meeste banken, bankagenten, kredietgevers en kredietmakelaars zowel actief inzake consumentenkrediet als hypothecair krediet, het is dan ook efficiënter voor de controle op de reclame één dienst bevoegd te maken. Het is niet de bedoeling de bevoegheden van de toezichthouder op de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet te verminderen, de CBFA blijft integraal bevoegd voor deze wet, maar voor de controle op de reclame wordt bijkomend de FOD Economie bevoegd.

Voorts worden ook overtredingen van de reclameregels door hypothecaire kredietgevers strafbaar gesteld, tot nu geldt dit enkel voor kredietmakelaars wat een niet gerechtvaardige ongelijke behandeling is.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Dit artikel wordt als dusdanig gewijzigd zodat er absolute duidelijkheid is : elke rechtstreekse of onrechtstreekse verwijzing naar snel en gemakkelijk krediet of naar centralisatie en hergroepering van consumentenkredieten wordt verboden.

Artikel 3

De wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet definieert reclame in artikel 1, 7º, door te verwijzen naar de definitie in de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. Voor de consequentie en om alle dubbelzinnigheden uit te sluiten is het aangewezen een gelijkaardige definitie in te voeren voor het hypothecair krediet dat onder de wet van 4 augustus 1992 ressorteert. Hierdoor wordt in deze drie belangrijke wetten inzake consumentenbescherming de definitie van reclame eenduidig (12) .

Artikel 4

Artikel 47, § 1, van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet wordt hiermee afgestemd op artikel 5, § 1, 1º, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Naast het exact vermelden van de identiteit van de onderneming, zullen voortaan ook de hypothecaire kredietgevers hun adres en hoedanigheid moeten vermelden in de reclame, wat tot nu toe enkel verplicht was voor kredietbemiddelaars.

Voor de bepalingen inzake de verplichte vermelding van de kredietvorm en de bijzondere of beperkende voorwaarden waaraan het krediet kan onderworpen zijn (artikel 5, § 1, 2º, en 3°, van de wet op het consumentenkrediet) is het niet zinvol deze als dusdanig over te nemen in de wet van 4 augustus 1992, de Koning kan deze aspecten van de verplichte vermeldingen voor hypothecair krediet immers regelen via artikel 47, § 4, van de wet (13) . Gelet op de specificiteit van het hypothecair krediet, waarin het begrip Jaarlijks Kostenpercentage niet bestaat, wordt deze mogelijkheid voor de Koning behouden.

Artikel 5

Met dit artikel wordt het verbod op reclame die schuldoverlast in de hand kan werken uitgebreid tot de wet op hypothecair krediet. Zie punten 2, 3 en 6 van de toelichting.

Artikel 6

Dit artikel stemt op strafrechtelijk vlak de wet op het hypothecair krediet af op de wet op het consumentenkrediet. Dit betekent dat de straffen lichter worden wat betreft gevangenisstraf : acht dagen tot een jaar in plaats van een maand tot vijf jaar. Anderzijds worden de boetes verhoogd van 1 000 tot 10 000 frank naar 26 tot 100 000 euro.

Voorts wordt de niet verantwoorde discriminatie van de kredietbemiddelaars op strafrechtelijk vlak ongedaan gemaakt : voortaan wordt iedereen die de reclameregels overtreedt strafbaar, dus ook bijvoorbeeld kredietgevers.

Ten slotte wordt ook het niet respecteren van de voorschriften inzake de prospectus in artikel 47, § 2, strafbaar, naar analogie met de strafbepalingen die gelden voor de prospectus in het consumentenkrediet (artikel 6bis van de wet van 12 juni 1991).

Artikel 7

Dit artikel regelt voor reclame voor hypothecair krediet gelijkaardige opsporings- en controlebevoegdheden als in de wet op het consumentenkrediet. Hierbij wordt verwezen naar de desbetreffende artikelen in de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Dit betekent dat naast de CBFA en de gewone politiediensten ook de algemene directie Controle en Bemiddeling van de FOD Economie bevoegd wordt voor het toezicht op de reclame. Deze dienst kan niet alleen verbaliseren, maar kan ook via de instrumenten van het Proces-verbaal van waarschuwing en de administratieve minnelijke schikking een efficiënt handhavingsbeleid organiseren zonder de parketten te overbelasten.

Omwille van de administratieve vereenvoudiging wordt uitdrukkelijk bepaald dat de besluiten van de Koning inzake de administratieve minnelijke schikking en de ministeriële besluiten voor voornoemde artikels uit de wet op het consumentenkrediet ook van toepassing zijn voor hypothecair krediet.

Wouter BEKE
Pol VAN DEN DRIESSCHE
Els VAN HOOF
Tony VAN PARYS
Hugo VANDENBERGHE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 6, § 1, tweede en derde gedachtestreepje, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt het woord « onrechtmatige » telkens vervangen door de woorden « om het even welke ».

Art. 3

Artikel 4 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, gewijzigd bij de wet van 13 maart 1998, wordt aangevuld met de bepaling onder 6º, luidende :

« 6º « reclame » : elke mededeling als bedoeld in de wetgeving op de handelspraktijken ».

Art. 4

Artikel 47, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

« Art. 47bis. — § 1. Elke reclame die het toekennen van een hypothecair krediet als bedoeld in artikel 2 van deze wet tot voorwerp heeft of tot gevolg kan hebben, hierna « reclame » genoemd, bevat op een ondubbelzinnige, leesbare en goed zichtbare of, in voorkomend geval, hoorbare wijze de identiteit, het adres en de hoedanigheid van de adverteerder. ».

Art. 5

In dezelfde wet wordt een artikel 47bis ingevoegd, luidende :

« Verboden is elke reclame voor een kredietovereenkomst :

1º die de consument, die het hoofd niet kan bieden aan zijn schulden, aanzet tot het opnemen van krediet;

2º die op om het even welke wijze het gemak of de snelheid benadrukt waarmee het krediet kan worden verkregen;

3º die op om het even welke wijze aanspoort tot hergroepering of centralisatie van lopende kredieten. ».

Art. 6

Artikel 49, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, wordt vervangen als volgt :

« Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van 26 tot 100 000 euro of met een van die geldstraffen alleen worden gestraft :

1º hij die de bepalingen van artikel 47, § 1, § 2, of § 4, of artikel 47bis van deze wet overtreedt;

2º de makelaars en andere tussenpersonen die handelen in strijd met artikel 48 van deze wet. ».

Art. 7

In dezelfde wet wordt een artikel 47ter ingevoegd, luidende :

« Art. 47ter. — De bepalingen van artikel 81, 83 en 84 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet zijn van toepassing voor de opsporing en vaststelling van overtredingen van artikel 4,7 § 1, § 2, of § 4, of artikel 47bis. De besluiten van de Koning en van de minister bevoegd voor Economische Zaken genomen in uitvoering van artikel 81, 83 en 84 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet zijn hierbij van toepassing. ».

11 december 2008.

Wouter BEKE
Pol VAN DEN DRIESSCHE
Els VAN HOOF
Tony VAN PARYS
Hugo VANDENBERGHE.

(1) « Bepaalde vormen van reclame moeten verboden worden, zelfs zo zij niet van bedrieglijke aard zijn. Dit is zo voor reclame die personen, die niet in staat zijn het hoofd te bieden aan hun schulden, aanzet hun toevlucht tot krediet te ontnemen. Iedereen erkent inderdaad dat bepaalde reclame voor krediet een werkelijke aansporing is tot overmatige schuldenlast. » Memorie van toelichting blz. 4, parl. Doc. 50 1730/01;

(2) Cf. V. Colaert en E. Terryn, « Kredietpromotie » in Handboek consumentenkrediet, K.U. Leuven-KULAK, Studiecentrum voor consumentenrecht, Die Keure, Brugge, 2007, blz. 47 : « Dat het benadrukken van het gemak of de snelheid waarmee het krediet kan worden verkregen onrechtmatig is, lijkt in bepaalde gevallen minder problematisch, nu er — gelet op de wettelijke verplichtingen — steeds enige tijd en formaliteiten vereist zijn om een consumentenkrediet te kunnen toekennen. Voor bepaalde reclamevermeldingen (« het is zo gemakkelijk », « in 24 uur », « SMS Cash naar 3681 en je hebt het geld op zak ») die de indruk wekken dat krediet kan worden toegekend zonder enige formaliteit of binnen een tijdspanne waarin dit praktisch onmogelijk is, zal dan ook zonder veel problemen kunnen aangetoond worden dat zij artikel 6, § 1, schenden. » Maar zelfs over sommige van de hier geciteerde slogans kan gediscussieerd worden of ze al dan niet onrechtmatig zijn. « Het is zo gemakkelijk », is dit overdreven het gemak van de kredietaanvraag beklemtonen ? « In 24 uur » zal in een aantal gevallen wel mogelijk zijn.

(3) Het betrof een onderzoek naar ongeadresseerd reclamedrukwerk in Brussel, Vlaanderen en Wallonië voor de periode tussen 28 februari en 8 mei 2005. Het is echter onduidelijk welke criteria het OIVO hanteerde om na te gaan of een advertentie onrechtmatig was.

(4) Omdat de advertenties niet in de studies terug te vinden waren is het niet duidelijk welk criterium het OIVO gebruikte bij zijn beoordeling van de advertenties.

(5) V. Colaert en E. Terryn, o.c., blz. 46-47 : « Er kan worden vastgesteld dat in reclame voor consumentenkrediet veelvuldig wordt aangespoord tot hergroepering of centralisatie van lopende kredieten. In de praktijk lijkt moeilijk aan te tonen dat dergelijke reclame onrechtmatig is. Of hergroepering of centralisatie van lopende kredieten nuttig of voordelig is voor de consument, zal meestal afhangen van zijn individuele geval, en meer bepaald of dergelijke hergroepering in zijn geval kan leiden tot een lager totaal terug te betalen bedrag (waarbij ook eventuele wederbeleggingsvergoedingen die moeten worden betaald ten gevolge van de hergroepering in rekening gebracht moeten worden). Het lijkt daarom niet evident om reclame die aanzet tot hergroepering of centralisatie als onrechtmatig te bestempelen. »

(6) Artikel 1 wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet : « Deze titel is van toepassing op het hypothecair krediet bestemd voor het financieren van het verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten (...) »

(7) Zie J. Van Lysebettens en V. Geerdens, Nota over het toepassingsgebied van de Wet van 4 augustus 1992, in Annuaire juridique du crédit — Jaarboek kredietrecht, Observatoire du Crédit et de l'Endettement, Charleroi, 1996. Cf. commentaar van J. Van Lysebettens in Jaarboek Kredietrecht 2005, vonnis vredegerecht Beveren-Waas.

(8) Het gaat dan om een krediet dat in toepassing van artikel 3, § 2, tweede lid, van de wet van 12 juni 1991 partieel onder de wet op het consumentenkrediet ressorteert.

(9) Het tweede en derde gedachtenstreepje van artikel 6, § 1, zal na de wijziging als volgt luiden : « Verboden is elke reclame voor een kredietovereenkomst : die de consument, die het hoofd niet kan bieden aan zijn schulden, aanzet tot het opnemen van krediet; die op om het even welke wijze het gemak of de snelheid benadrukt waarmee het krediet kan worden verkregen; die op om het even welke wijze aanspoort tot hergroepering of centralisatie van lopende kredieten; (...) »

(10) Artikel 14 van het koninklijk besluit van 5 februari 1993 houdende diverse bepalingen tot uitvoering van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet voorziet dit voor de jaarrentevoet, de cijfergegevens, de prospectus, het tarief en het aanvraagformulier. Voor de identiteit, het adres en de hoedanigheid wordt dit niet geregeld.

(11) Memorie van toelichting p. 14, Doc. parl. 50 1730/01.

(12) Artikel 93, 3o, van de wet op de handelspraktijken definieert reclame als « elke mededeling die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel heeft de verkoop van producten of diensten te bevorderen, ongeacht de plaats of de aangewende communicatiemiddelen. »

(13) Momenteel gebeurt dit via het voornoemde koninklijk besluit van 5 februari 1993.