4-606/1 | 4-606/1 |
4 MAART 2008
De wet van 6 mei 1997 strekkende tot bespoediging van de procedure voor het Hof van Cassatie heeft het ambt van referendaris bij het Hof van Cassatie in het leven geroepen. Bij de uitwerking van hun statuut heeft de wetgever zich laten inspireren door het statuut van de referendarissen bij het Arbitragehof (Parl. St., Senaat, 1995, nr. 1-52/1, blz. 8). Het was de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever, zoals verwoord door de heer senator Lallemand, om hun statuut te laten aansluiten bij dat van de referendarissen bij het Arbitragehof.
Het statuut van de referendarissen bij het Hof van Cassatie maakt het voorwerp uit van verschillende bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. Zij hebben, naar het voorbeeld van de referendarissen bij de andere hoogste rechtscolleges van het land (het Grondwettelijk Hof en de Raad van State), rechten en plichten gemeen met de magistraten. Zo genieten zij voorrang van rechtsmacht (art. 479 en 483 Sv.) en worden zij bezoldigd overeenkomstig de weddebarema's van de magistraten (art. 365bis Ger.W.).
Het Gerechtelijk Wetboek regelt de loopbaan van de referendarissen bij het Hof van Cassatie echter niet op een wijze die voldoende verzekert dat zij kunnen overstappen naar andere functies in de rechterlijke orde waarin zij de ervaring, die zij hebben verworven in dienst van het Hof van Cassatie, ten nutte kunnen maken.
Het creëren van een loopbaanperspectief is nochtans wenselijk om twee redenen.
Vooreerst moet het Hof ook in de toekomst de kans krijgen om jonge en bekwame juristen aan te werven. Bij de rekrutering spelen uiteraard de wetmatigheden van de arbeidsmarkt een grote rol. Het Hof zal slechts kunnen kiezen uit de beste kandidaten indien de functie van referendaris bij het Hof van Cassatie even aantrekkelijk is als het ambt van magistraat of als het ambt van referendaris bij het Grondwettelijk Hof of bij de Raad van State. Om dit te realiseren, is het noodzakelijk dat voor de referendarissen bij het Hof van Cassatie een loopbaanperspectief wordt gecreëerd.
Een tweede bekommernis bestaat erin de kennis die de referendaris heeft opgedaan in het Hof van Cassatie ter beschikking te stellen van de hoven en rechtbanken. Op die manier komen de inspanningen die het Hof heeft geleverd voor de opleiding van zijn referendarissen ten goede aan de hoven en rechtbanken.
Bovendien sluit een dergelijk loopbaanperspectief aan bij het profiel van de referendarissen bij het Hof van Cassatie.
De referendarissen bij het Hof van Cassatie kunnen slechts worden benoemd na het slagen in een bijzonder veeleisend vergelijkend examen dat vergelijkbaar is met het examen inzake beroepsbekwaamheid, bedoeld in artikel 259bis-9, van het Gerechtelijk Wetboek.
Het examen dat toegang geeft tot het ambt van referendaris bij het Hof van Cassatie bestaat uit twee schriftelijke proeven gevolgd door een mondeling examen en een taalproef (zie bijvoorbeeld Belgisch Staatsblad 21 juni 2002).
Het start met een algemene schriftelijke proef die doorgaat in de lokalen van het Hof en betrekking heeft op de basisbegrippen van het recht. De kandidaten ontleden en becommentariëren twee gerechtelijke beslissingen van het Hof. Ze hebben de keuze uit zes beslissingen die betrekking hebben op één van de volgende rechtstakken : burgerlijk recht, strafrecht, publiek recht, fiscaal recht, sociaal recht en Europees recht.
Enkel de kandidaten die 50 % behaald hebben in de algemene schriftelijke proef worden toegelaten tot de daaropvolgende bijzondere schriftelijke proef. Aan de kandidaten wordt gevraagd om op twee werkdagen een korte verhandeling te schrijven over een thema in het domein van het recht van hun voorkeur. De jury kiest het thema. De verhandeling wordt niet in de lokalen van het Hof geschreven.
Vervolgens is er nog een mondelinge proef. Enkel de kandidaten die in de bijzondere schriftelijke proef de helft van de punten hebben behaald, worden tot de mondelinge proef toegelaten. De kandidaten worden beoordeeld op de wijze waarop zij hun verhandeling verdedigen en op hun vaardigheid in de uiteenzetting van juridische vraagstukken. De proef wordt afgelegd voor een jury met 8 leden (4 magistraten van het Hof en 4 universiteitsprofessoren). De kandidaten worden gerangschikt volgens het totale resultaat van de drie proeven. Slechts de kandidaten die 60 % behalen over het geheel van de drie proeven komen in aanmerking.
Tevens moet een kandidaat om benoemd te kunnen worden tot referendaris bij het Hof van Cassatie via een bijzonder examen het bewijs leveren van de kennis van de andere landstaal (cf. artikel 43sexies wet van 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken).
De wetgever heeft aan het Hof zelf de rekrutering van zijn referendarissen toevertrouwd (art. 259duodecies Ger.W.)
De noodzakelijke objectiviteit wordt gewaarborgd, aangezien de jury voor de helft bestaat uit leden van het Hof en van het parket-generaal en voor de helft uit buiten de instelling staande personen die door de Koning worden aangewezen, na voordracht door de eerste voorzitter en de procureur-generaal.
Tevens mag niet uit het oog worden verloren dat de referendarissen bij het Hof van Cassatie slechts op proef worden benoemd. Het Hof kan het praktisch functioneren van zijn referendarissen gedurende drie jaar aan een bijzondere evaluatie onderwerpen. Slechts na een stage van drie jaar wordt de benoeming definitief, tenzij de Koning, op voorstel van de eerste voorzitter of van de procureur-generaal, anders beslist (art. 259terdecies Ger.W.)
Aldus staan het bijzonder veeleisende examen en de driejarige stageperiode garant voor een objectieve aanwerving van zeer bekwame medewerkers.
De wetgever heeft het waardevolle van de beroepservaring van de referendarissen bij het Hof van Cassatie reeds duidelijk erkend in de artikelen 187, § 2 en 190, § 2 Ger. W., die betrekking hebben op de beroepservaring die nodig is voor de basisbenoemingen in de magistratuur (vrederechter, rechter in de politierechtbank, rechter in de rechtbank van eerste aanleg en dergelijke meer). Zoals bekend, wordt voor de advocaten thans voor die benoemingen een beroepservaring vereist van 12 jaar (artikel 187 Ger. W.), of van 10 jaar (artikel 190 Ger. W.).
Voor de referendarissen bij het Hof van Cassatie volstaat echter, net zoals voor de magistraten bij de Raad van State (de staatsraden, de auditeurs, de referendarissen en de adjunct-referendarissen) en de referendarissen bij het Grondwettelijk Hof, een beroepservaring van vijf jaar (cf. de artikelen 187, § 2, 1º en 190, § 2, 2º, van het Gerechtelijk Wetboek).
Toch moet worden opgemerkt dat de referendarissen bij het Hof van Cassatie, anders dan de referendarissen bij het Grondwettelijk Hof (cf. artikel 34, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof) en de Raad van State (cf. de artikelen 69 tot 71 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State), niet over de mogelijkheid beschikken om, na de uitoefening van hun ambt gedurende een aantal jaren, door te stromen naar andere ambten binnen het rechtscollege waaraan zij verbonden zijn.
Besluit
De strenge selectie, de driejarige stageperiode en de lange ervaring die de referendarissen bij het Hof van Cassatie opdoen bij de behandeling van cassatieberoepen in nauwe samenwerking met de hoogste magistraten alsook de in de wet voorziene assimilatie van hun ambt met dat van de magistraten (onder meer op het vlak van wedde en van het voorrecht van rechtsmacht), zijn doorslaggevende elementen die verantwoorden dat de wetgever voorziet in een aangepaste toegangsweg tot de magistratuur voor deze referendarissen.
In redelijkheid moet hier gekozen worden voor een mondeling evaluatie-examen bij de Hoge Raad.
Dit voorstel biedt de referendarissen bij het Hof van Cassatie een loopbaanperspectief en maakt tevens een vernieuwing mogelijk van het korps van de referendarissen. Het voorstel laat hen toe hun ervaring te valoriseren in de rechterlijke orde en zorgt ervoor dat de investering in hun opleiding ten goede kan komen aan de hoven en rechtbanken.
Omwille van het gering aantal referendarissen bij het Hof van Cassatie (vijftien) heeft deze aangepaste toegangsweg een te verwaarlozen impact op de benoemingen in de magistratuur.
Strekking van het voorstel
Dit voorstel strekt er dan ook toe de artikelen 187bis, 191bis en 194bis van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd door de wet van 7 april 2005, aan te vullen en te wijzigen, door respectievelijk de artikelen 2, 3 en 4 van het wetsvoorstel. Het voorziet in de mogelijkheid voor de referendarissen bij het Hof van Cassatie om, mits het slagen in een mondeling evaluatie-examen, in aanmerking te komen voor een benoeming in de magistratuur.
Het voorstel vereist een beroepservaring van ten minste twaalf jaar, hetzij de uitoefening gedurende twaalf jaar van het ambt van referendaris bij het Hof van Cassatie, hetzij de uitoefening gedurende zeven jaar van dit ambt in combinatie met een vijfjarige uitoefening van een functie die een gedegen kennis vereist van het recht.
De vereiste beroepservaring sluit qua duur aan bij hetgeen wordt voorzien in de te wijzigen artikelen 187 e.v. Ger. W., namelijk minstens gedurende twaalf jaar juridische functies hebben uitgeoefend (voor een benoeming in de zittende magistratuur).
Hugo VANDENBERGHE Tony VAN PARYS Dirk CLAES Pol VAN DEN DRIESSCHE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 187bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 april 2005, wordt vervangen als volgt :
« Worden vrijgesteld van het bij artikel 259bis-9, § 1, bepaalde examen inzake beroepsbekwaamheid met het oog op een in artikel 187 bedoelde benoeming, mits aan de bij de artikel 191bis, §§ 2 en 3 bepaalde voorwaarden is voldaan :
— eenieder die gedurende ten minste twintig jaar als voornaamste beroepsactiviteit het beroep van advocaat heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste vijftien jaar deze activiteit als voornaamste beroepsactiviteit heeft uitgeoefend en gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist;
— eenieder die gedurende ten minste twaalf jaar het ambt van referendaris bij het Hof van Cassatie heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste zeven jaar dit ambt heeft uitgeoefend en daarnaast gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist.
Art. 3
In artikel 191bis, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 april 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) § 1 wordt vervangen als volgt :
« Worden vrijgesteld van het bij artikel 259bis-9, § 1, bepaalde examen inzake beroepsbekwaamheid met het oog op een in artikel 190 bedoelde benoeming, mits aan de bij de artikel 191bis, §§ 2 en 3 bepaalde voorwaarden is voldaan :
— eenieder die gedurende ten minste twintig jaar als voornaamste beroepsactiviteit het beroep van advocaat heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste vijftien jaar deze activiteit als voornaamste beroepsactiviteit heeft uitgeoefend en gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist;
— eenieder die gedurende ten minste twaalf jaar het ambt van referendaris bij het Hof van Cassatie heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste zeven jaar dit ambt heeft uitgeoefend en daarnaast gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist.
B) § 2, wordt aangevuld met een nieuw lid dat wordt ingevoegd tussen het zevende en het achtste lid, luidende :
« Ingeval het verzoek uitgaat van een referendaris bij het Hof van Cassatie vraagt de benoemings- en aanwijzingscommissie voorafgaand aan het mondelinge evaluatie-examen de eerste voorzitter of de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, al naargelang de kandidaat onder hun respectievelijk gezag staat, bij een ter post aangetekende brief om een met redenen omkleed schriftelijk advies. Dit advies heeft met name betrekking op de nuttige beroepservaring die de kandidaat als referendaris bij dat Hof kan doen gelden met het oog op het uitoefenen van een functie als magistraat. »
Art. 4
Artikel 194bis, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 april 2005, wordt vervangen als volgt :
« Worden vrijgesteld van het bij artikel 259bis-9, § 1, bepaalde examen inzake beroepsbekwaamheid met het oog op een in artikel 194 bedoelde benoeming, mits aan de bij de artikel 191bis, §§ 2 en 3 bepaalde voorwaarden is voldaan :
— eenieder die gedurende ten minste twintig jaar als voornaamste beroepsactiviteit het beroep van advocaat heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste vijftien jaar deze activiteit als voornaamste beroepsactiviteit heeft uitgeoefend en gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist;
— eenieder die gedurende ten minste twaalf jaar het ambt van referendaris bij het Hof van Cassatie heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste zeven jaar dit ambt heeft uitgeoefend en daarnaast gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist.
28 februari 2008.
Hugo VANDENBERGHE Tony VAN PARYS Dirk CLAES Pol VAN DEN DRIESSCHE. |