2-548/4

2-548/4

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

18 DECEMBER 2001


Wetsvoorstel betreffende de uitbreiding van het gemeentelijk stemrecht en het recht om verkozen te worden tot de niet-Europese onderdanen die in België verblijven


AMENDEMENTEN


Nr. 6 VAN DE HEER TOBBACK EN MEVROUW PEHLIVAN

Art. 2

In artikel 2, § 1, 1º, het woord « vijf » vervangen door « drie ».

Verantwoording

De keuze voor de termijn van drie jaar is ingegeven door de resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2001 over de toestand van de grondrechten in de Europese Unie. Punt 122 van deze resolutie, met betrekking tot het Europees burgerschap, beveelt de lidstaten aan het passief en actief stemrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen uit te breiden tot alle burgers die geen onderdaan zijn van een lidstaat van de Unie, maar die gedurende ten minste drie jaar hun verblijfplaats op het grondgebied van de betrokken lidstaat hebben.

Nr. 7 DE HEER TOBBACK EN MEVROUW PEHLIVAN

Art. 9bis (nieuw)

Een nieuw artikel toevoegen, luidende :

« Art. 9bis. ­ In artikel 1 van de wet van 19 oktober 1991 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, vervangen bij de wet van 16 juli 1993 en gewijzigd bij de wet van 27 januari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) § 1, 1º, wordt aangevuld als volgt :

« , onderdaan van een ander lidstaat van de Europese Unie of ten minste drie jaar in België verblijven »;

B) in § 5, eerste lid, worden de woorden « lijst van de Belgische kiezers » vervangen door het woord « kiezerslijst. »

Verantwoording

Het lijkt ons niet logisch een onderscheid te maken tussen de provincieraadsverkiezingen en de gemeenteraadsverkiezingen. Artikel 41 van de Grondwet stelt immers dat de gemeenten en de provincies lokale entiteiten zijn, die uitsluitend gemeentelijke of provinciale belangen regelen, welke verschillen van de nationale belangen. Nog steeds volgens de Grondwet worden die belangen « door de gemeenteraden of provincieraden geregeld volgens de beginselen bij de Grondwet vastgesteld ». Dat artikel hanteert het begrip lokaal bestuur als een bestuur dat zorgt voor de behandeling van de specifieke aangelegenheden van een maatschappelijke groep die verschilt van de nationale gemeenschap. Het is onduidelijk waarom met betrekking tot de lokale politieke participatie een onderscheid wordt gemaakt tussen gemeenten en provincies, een onderscheid dat de Grondwet niet maakt.

Louis TOBBACK.
Fatma PEHLIVAN.

Nr. 8 VAN DE HEER DALLEMAGNE

In de gemeentekieswet, het eerste lid van § 2 van artikel 1bis vervangen als volgt :

« De onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie alsook de personen die ten minste vijf jaar regelmatig in België verblijven, kunnen blijk geven van hun wil het actief kiesrecht niet uit te oefenen bij de gemeenteraadsverkiezingen binnen een termijn van drie maanden vanaf 1 april van het jaar tijdens hetwelk de gewone hernieuwing van de gemeenteraden plaatsheeft. »

Verantwoording

De kiesregeling voor niet-Belgische kiezers die onderdaan zijn van een EU-lidstaat behoort afgestemd te worden op die van de niet-Europese kiezers. Volgens de Europese richtlijn kunnen Europese onderdanen eventueel het actief kiesrecht uitoefenen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Daarom wil dit amendement een weerlegbaar vermoeden invoeren dat die personen dat recht willen uitoefenen bij de plaatselijke verkiezingen. De voorgestelde formulering biedt het voordeel niet te raken aan het feit dat de uitoefening van het actief kiesrecht niet verplicht is en de administratieve rompslomp te vermijden waarmee de inschrijving op de kiezerslijsten gepaard gaat.

Georges DALLEMAGNE.