2-857/1 | 2-857/1 |
17 JULI 2001
Dit voorstel heeft tot doel het risico te verkleinen dat tussentijdse verkiezingen moeten worden georganiseerd om een vacante plaats in te vullen, wanneer de reserve aan opvolgers is uitgeput. Het strekt ertoe om de partijen die kandidaat zijn bij de verkiezing van de Waalse Gewestraad en de Vlaamse Raad toe te staan meer kandidaten op hun lijst op te nemen dan er leden te verkiezen zijn.
Om een grotere gelijkheid van kansen tussen de kandidaten te bevorderen en beter rekening te houden met de voorkeurstemmen uitgebracht door de kiezer, is de overdracht van de lijststemmen naar de kandidaten die de eerste plaatsen op de lijst innemen door de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen tot de helft teruggebracht. Daarnaast is het systeem van de kandidaat-opvolgers afgeschaft. Niet-gekozen kandidaten worden automatisch opvolgers.
Door niet langer kandidaat-opvolgers voor te stellen aan de kiezer, heeft de wetgever het aantal kandidaten op de lijsten sterk verminderd.
In bepaalde gevallen is hun aantal ingekrompen tot twee per lijst (arrondissement Neufchâteau/Virton voor de verkiezing van het Waals Parlement).
Dit kleine aantal kandidaten biedt de kiezer een onvoldoende keuze, vooral indien men ervan uitgaat dat de kandidaten op de lijst de verschillende stromingen in de kieskring moeten vertegenwoordigen en dat het aantal vrouwen en jongeren op de lijst moet toenemen.
Een ander risico is dat bij gebrek aan opvolgers steeds vaker tussentijdse verkiezingen moeten plaatsvinden. Een lid kan overlijden of ontslag nemen wegens onder meer een ernstige ziekte. Een gekozen kandidaat kan aangewezen worden voor een ministerambt en zijn opvolgers kunnen om een of andere reden weigeren zijn plaats in te nemen. Deze risico's zijn vooral groot in kieskringen met een gering aantal verkozenen.
Bovendien heeft een lijst die niet meer over opvolgers beschikt, geen enkele waarborg dat hij zijn zetel terugkrijgt na de tussentijdse verkiezing. Dit wijzigt de aard van de stemming, die bij de volledige verkiezing van de verkozenen van de kieskring nog evenredig was. De Raad van State heeft daar ook al op gewezen in zijn advies van 28 juni 2000 over het voorontwerp van bijzondere wet, dat de indieners met dit voorstel willen wijzigen (stuk Kamer, nr. 1050/001, 1999-2000, blz. 20 en 21).
In dit voorstel wordt de tekst overgenomen die de Raad van State naar voren schoof in zijn advies van 3 april 2000 over het voorontwerp van wet tot beperking met de helft van de devolutieve kracht van de lijststemmen en tot afschaffing van het onderscheid tussen kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers voor de verkiezing van de federale wetgevende Kamers en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap (stuk Kamer, nr. 667/001, 1999-2000, blz. 32).
Tijdens de bespreking van dit wetsontwerp in de Kamer, verklaarde de minister dat in het oorspronkelijke ontwerp betreffende de Kamer en de Senaat wel was voorzien in een oplossing voor dit probleem. De regering gaf er evenwel de voorkeur aan, het Parlement te laten oordelen over de relevantie van een maatregel terzake (stuk Kamer, nr. 667/004, 1999-2000, blz. 4). Aan de vooravond van de plaatselijke verkiezingen heeft de meerderheid in het Parlement zich niet over dit onderwerp uitgesproken. Er werd opnieuw aan herinnerd tijdens de besprekingen in de Senaatscommissie voor de Binnenlandse Zaken op 19 juni 2001 en in de plenaire vergadering van 5 juli 2001 (1) over het ontwerp van bijzondere wet.
Dit voorstel strekt ertoe het aantal kandidaten op te trekken op de lijsten voor de verkiezingen van het Waals Parlement en van het Vlaams Parlement. Er wordt voorgesteld dit aantal met 30 % op te trekken, met een minimumaantal van drie bijkomende kandidaten.
In de kleinste kieskringen brengt dit het aantal kandidaten op vijf per volledige lijst.
Dit aantal vormt een bovengrens, en geen verplichting voor de lijsten, die dus niet noodzakelijk volledig moeten zijn om te kunnen worden ingediend.
Daar komt nog bij dat de indieners het niet nodig achten het reeds hoge aantal kandidaten voor de verkiezing van de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nog op te trekken.
Ten slotte dient erop gewezen dat artikel 14bis, eerste lid, van de wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1994, hier niet wordt gewijzigd. Deze bepaling aangaande de vertegenwoordiging van beide geslachten moet bij bijzondere wet worden gewijzigd na de lopende herziening van de grondwetsartikelen 10 en 10bis.
Wat het Waals Parlement betreft :
Hierna volgt het maximum aantal kandidaten per kieskring voor elke lijst, op het ogenblik waarop dit voorstel wordt ingediend (tussen haakjes : het huidige aantal zetels) :
Bergen | 9 (6) |
Doornik-Aat-Moeskroen | 10 (7) |
Charleroi | 13 (10) |
Zinnik | 7 (4) |
Thuin | 6 (3) |
Luik | 18 (14) |
Hoei-Borgworm | 7 (4) |
Verviers | 9 (6) |
Aarlen (1) | 6 (3) |
Neufchâteau-Virton | 5 (2) |
Namen | 9 (6) |
Dinant-Philippeville | 6 (3) |
Nijvel | 10 (7) |
Wat het Vlaams Parlement betreft :
Antwerpen | 25 (19) |
Mechelen-Turnhout | 18 (14) |
Halle-Vilvoorde | 14 (11) |
Leuven | 12 (9) |
Hasselt-Tongeren-Maaseik | 20 (15) |
Gent-Eeklo | 16 (12) |
Sint-Niklaas-Dendermonde | 11 (8) |
Aalst-Oudenaarde | 11 (8) |
Brugge | 8 (5) |
Kortrijk-Roeselare-Tielt | 13 (10) |
Veurne-Diksmuide-Oostende-Ieper | 10 (7) |
(1) Aarlen-Marche-en-Famenne-Bastenaken.
Artikel 1
Dit voorstel van bijzondere wet is verplicht bicameraal overeenkomstig de artikelen 118, § 1, en 77, eerste lid, 3º en 4º, van de Grondwet. Bovendien moet het worden aangenomen met de bijzondere meerderheid bedoeld in artikel 4 van de Grondwet.
Artikel 2
De voorgestelde bepaling sluit aan bij artikel 28, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, vervangen door artikel 21 van de bijzondere wet van 16 juli 1993.
Jean-François ISTASSE. Philippe MONFILS. Anne-Marie LIZIN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 28, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, vervangen bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 en gewijzigd bij de bijzondere wet van ..., wordt vervangen als volgt :
« Indien het aantal te verkiezen leden gelijk is aan of kleiner is dan elf, is het maximum aantal kandidaten dat een lijst kan tellen, gelijk aan het aantal te verkiezen leden, vermeerderd met drie.
Indien het aantal te verkiezen leden groter is dan elf, is het maximum aantal kandidaten dat een lijst kan tellen, gelijk aan honderddertig percent van het aantal te verkiezen leden.
Indien het aldus berekende maximum aantal decimalen bevat, wordt het afgerond naar boven of naar beneden, naargelang die decimalen al dan niet 0,5 bereiken. »
Jean-François ISTASSE. Philippe MONFILS. Anne-Marie LIZIN. |
(1) Stuk Senaat, Handelingen, nr. 2-134.