2-777/2

2-777/2

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

12 JUNI 2001


Ontwerp van bijzondere wet tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 2

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

In plaats van de laatste gemeenschapsbelasting te schrappen was beter uitvoering gegeven aan de gemeenschapsfiscaliteit waarin artikel 170, § 2 van de Grondwet voorziet. Nu het principe van de keuzevrijheid voor de inwoners van Brussel is aanvaard door het Arbitragehof om te worden onderworpen aan een Vlaamse dan wel een Franse gemeenschapsregeling (cf. zorgverzekering), staat niets de uitvoering van de gemeenschapsfiscaliteit in de weg en is deze praktisch te regelen.

Om dit te realiseren volstaat het om in de wet van 23 januari 1989 betreffende de in artikel 110, §§ 1 en 2, van de Grondwet bedoelde belastingbevoegdheid (thans artikel 170, §§ 1 en 2, van de Grondwet) de bevoegdheid van de federale overheid en de gewesten om belastingen te heffen op de in artikel 5bis, § 1, van de bijzondere financieringswet opgesomde belastingen uit te sluiten.

Nr. 2 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 3

In het voorgestelde artikel 1bis de woorden « bedoeld in deze wet » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 6 van deze wet ».

Verantwoording

De gewestelijke belastingen opgesomd in artikel 5 van het voorgestelde wetsontwerp worden beter uit de bijzondere financieringswet gelicht en vervangen door echte autonome belastingen van de gewesten op grond van artikel 170, § 2, van de Grondwet zodat deze bepaling enkel betrekking heeft op de belastingbevoegdheid van de gewesten en van de federale overheid inzake de personenbelasting. Bovendien komt dit tegemoet aan de opmerking die de Raad van State in zijn advies formuleerde.

Nr. 3 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 4

Het eerste lid van het voorgestelde artikel 1ter vervangen door de volgende bepaling :

« De uitoefening van de fiscale bevoegdheden die bij deze wet aan de gewesten worden opgedragen, mag niet tot dubbele belasting leiden. »

Verantwoording

In zijn advies stelt de Raad van State deze formulering voor.

Nr. 4 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 5

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

In het ontwerp worden de verschillende gewestbelastingen ten onrechte blijvend beschouwd als een afgeleide van het federale financieringssysteem van de gewesten en niet als echte eigen belastingen van de gewesten, die de gewesten kunnen heffen op grond van hun fiscale autonomie waarin artikel 170, § 2, van de Grondwet voorziet. Een recent advies van de Raad van State bevestigt dit. Zo is het Vlaamse Gewest volgens dit terechte advies niet bevoegd om de openingsbelasting op de slijterijen van gegiste dranken af te schaffen (Advies van de Raad van State over het voorstel van decreet houdende wijziging van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken, samengeordend op 3 april 1953, door de afschaffing van de belastingen op slijterijen van gegiste dranken (Vlaams Parlement, zitting 2000-2001, 404/2). Bij een echte fiscale autonomie kunnen de gewesten dit vanzelfsprekend wel.

Ook in de wetenschappelijke literatuur terzake wordt de verdere uitwerking van het bestaande financieringssysteem via de bijzondere financieringswet terecht beschouwd als de bestendiging van een veredeld dotatiesysteem (zie onder meer J. Clement c.s., Proeve van Grondwet voor Vlaanderen, Brugge, Die Keure, 1996, blz. 240) dat in wezen vreemd is aan echte fiscale autonomie. Vandaar dat wordt geopteerd voor echte fiscale autonomie op grond van artikel 170, § 2, van de Grondwet.

Om dit te realiseren volstaat het om in de wet van 23 januari 1989 betreffende de in artikel 110, §§ 1 en 2, van de Grondwet bedoelde belastingbevoegdheid (thans artikel 170, §§ 1 en 2, van de Grondwet) de bevoegdheid van de federale overheid en de gemeenschappen om belastingen te heffen op de in artikel 5bis, § 1, van de bijzondere financieringswet opgesomde belastingen uit te sluiten.

Nr. 5 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 6

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De schrapping is het logische gevolg van het amendement op artikel 5.

Nr. 6 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 7

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Het voorgestelde artikel 7 kan ­ met het oog op het realiseren van echte fiscale autonomie voor de gewesten inzake de belastingen vermeld in artikel 3 van de wet ­ beter worden ondergebracht bij de overgangsbepalingen.

Nr. 7 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 9

In 2º, in het voorgestelde artikel 6, § 2, eerste lid, 4º, na de woorden « de verschuldige personenbelasting » telkens de woorden « of vennootschapsbelasting » invoegen.

Verantwoording

Het voorgestelde artikel 6, § 2, 4º, heeft tot gevolg dat de gewesten enkel bevoegdheid verwerven voor belastingvermeerderingen en -verminderingen ten aanzien van de personenbelasting en niet ten aanzien van de vennootschapsbelasting. De Raad van State merkt terecht op in zijn advies « dat zodanig gedifferentieerde belastingverminderingen op de personenbelasting zouden kunnen leiden tot een verstoring van de concurrentie tussen ondernemingen, naar gelang ze geëxploiteerd worden door een natuurlijke persoon of door een vennootschap die onder de regeling van de vennootschapsbelasting valt ». Tot nog toe komen de fiscale stimulansen voor de ondernemingen ­ in principe op eenvormige wijze ­ zowel ten goede van de eenpersoonsondernemingen als van vennootschappen (bijvoorbeeld de investeringsaftrek).

Bovendien is de kans bijzonder groot dat de uitoefening door de gewesten van de hen door het voorgestelde artikel verleende bevoegdheid de toets van het gelijkheidsbeginsel niet kan doorstaan.

Nr. 8 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 9

In het voorgestelde artikel 6, § 2, eerste lid, 4º, de woorden « algemene » doen vervallen.

Verantwoording

In zijn advies stelt de Raad van State :

« De eerste vraag bestaat erin te weten in welk opzicht de belastingverminderingen en vermeerderingen « algemeen » zijn ? Volgens de memorie van toelichting betekent dit gewoon dat die belastingverminderingen en -vermeerderingen gelden voor alle belastingplichtigen die aan de personenbelasting onderworpen zijn en zich in dezelfde situatie bevinden. Dat adjectief bevestigt dus louter het grondwettelijke beginsel van de gelijkheid ten aanzien van de belastingen en moet vervallen. »

Nr. 9 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 9bis (nieuw)

Een artikel 9bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 9bis. ­ In artikel 6, § 2, tweede lid, van dezelfde bijzondere wet worden na het woord « personenbelasting » de woorden « en de vennootschapsbelasting » toegevoegd. »

Verantwoording

Zie de verantwoording bij amendement nr. 7 op artikel 9.

Nr. 10 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 11

Aan het voorgestelde artikel 9, § 1, de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º Het tweede, derde, vierde en vijfde lid doen vervallen.

2º Na het eerste lid de volgende bepaling invoegen :

« De Koning kan ter vrijwaring van de economische en monetaire unie, bij een in Ministerraad overlegd besluit, genomen met instemming van de betrokken regeringen, een maximumpercentage opleggen voor de bovengenoemde opcentiemen, kortingen, belastingverminderingen en -vermeerderingen. »

Verantwoording

De fiscale autonomie van de gewesten ten aanzien van de personenbelasting wordt in het voorgestelde ontwerp meer beperkt dan thans het geval is in artikel 9 van de financieringswet.

Bovendien stelt de Raad van State dat het vage begrip deloyale fiscale concurrentie beter wordt vervangen door de toetsingsgrond van het normatief kader ter vrijwaring van de economische en monetaire unie.

Nr. 11 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

(Subsidiair amendement op amendement nr. 10)

Art. 11

Het voorgestelde artikel 9, § 1, derde lid, aanvullen met de volgende zin :

« Zodra de gewesten gebruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid vermeld in artikel 6, § 2, eerste lid, 4º, kunnen de belastinggrondslagen die verbonden zijn met de bevoegdheden van de gewesten door de federale overheid nog slechts worden gewijzigd met instemming van de gewesten. »

Verantwoording

Het ontwerp sluit allerminst uit dat de federale overheid de algemene belastingverminderingen en -vermeerderingen beïnvloedt die verbonden zijn aan de bevoegdheden van de gewesten. Op die manier kan een fiscaal beleid van de gewesten met betrekking tot die materies worden doorkruist door het optreden van de federale overheid. De federale overheid blijft immers ten volle bevoegd voor (onder meer) de vaststelling, wijziging en modulering van de belastbare grondslag. Aftrekken, vrijstellingen die raken aan de belastbare grondslag blijven, ook wanneer zij verbonden zijn aan een gewestbevoegdheid, een exclusief federale materie. Om die reden houdt deze bepaling, zoals zij nu is geredigeerd, geen enkele garantie in voor de gewesten dat hun fiscaal beleid door vermeerderingen en verminderingen verbonden aan de eigen bevoegheden, waarvoor zij weliswaar exclusief bevoegd zijn, niet wordt doorkruist door federale regelgeving die deze fiscale maatregelen van gewesten neutraliseert. In tegenstelling tot de gewesten die van hun bevoegdheid gebruik willen maken om deze belastingvermeerderingen of -verminderingen in te voeren moet de federale overheid dit niet eens meedelen aan de gewestregeringen ! Laat staan dat de instemming van de gewesten vereist is.

Nr. 12 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 11

In het voorgestelde artikel 9, § 1, telkens het woord « algemene » doen vervallen.

Verantwoording

Zie het advies van de Raad van State en de analoge toelichting bij amendement nr. 8.

Nr. 13 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 12

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Andermaal heeft de Raad van State er in zijn advies (blz. 85-86, doc. Kamer, nr. 50-1183/001) op gewezen dat de uitbreiding van de bevoegdheden van het Rekenhof bij wet op grondwettigheidsbezwaren stuit. Alvorens nieuwe opdrachten te geven aan het Rekenhof moet artikel 180 van de Grondwet worden gewijzigd om aan die nieuw op te dragen taken een grondwettelijke basis te verlenen.

Nr. 14 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

(Subsidiair amendement op amendement nr. 13)

Art. 12

In het voorgestelde artikel 9bis, tweede lid, de woorden « Onverminderd zijn algemene bevoegdheden » doen vervallen.

Verantwoording

In zijn advies stelt de Raad van State :

« Volgens de gemachtigde ambtenaren ligt aan de woorden « Onverminderd zijn algemene bevoegdheden » in het ontworpen artikel 9bis, § 2, de bedoeling ten grondslag tot uitdrukking te brengen dat de ontworpen regeling geen afbreuk doet aan de huidige bevoegdheden van het Rekenhof die onverkort blijven bestaan. Om evenwel iedere onduidelijkheid te vermijden omtrent het verband dat bestaat tussen de nieuwe adviesbevoegdheid van het Rekenhof en zijn « algemene » bevoegdheden, worden de woorden « Onverminderd zijn algemene bevoegdheden » best weggelaten. »

Nr. 15 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 17

In het voorgestelde artikel 33bis, § 1, eerste lid, de woorden « met een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad en na voorafgaand overleg met de gewestregeringen, bepaald bedrag. » vervangen door de woorden « met een bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaald bedrag, na voorafgaand overleg met de gewestregeringen. »

Verantwoording

Tekstuele verbetering.

Nr. 16 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 25

In het voorgestelde artikel 36, 3º doen vervallen.

Verantwoording

Dit is een logisch gevolg van amendement nr. 1 op artikel 2.

Nr. 17 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 26

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zodra de gemeenschappen voldoende inkomsten kunnen verwerven op grond van hun fiscale autonomie is een bijkomende federale dotatie overbodig.

Nr. 18 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 29

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Dit is het logische gevolg van amendement nr. 17 op artikel 26.

Nr. 19 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 33

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement is het logische gevolg van amendement nr. 1 op artikel 2.

Nr. 20 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 34

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement is het logische gevolg van amendement nr. 1 op artikel 2.

Nr. 21 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 37

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

In zijn advies stelt de Raad van State :

« Volgens de memorie van toelichting is het de Franse Gemeenschapscommissie alleen toegestaan een lening aan te gaan voor de financiering van de bevoegdheden die de Franse Gemeenschap haar heeft overgedragen op basis van artikel 138 van de Grondwet.

Een zodanige bepaling is echter alleen in overeenstemming met het beginsel van de universaliteit van de begroting vastgelegd in artikel 174, tweede lid, van de Grondwet indien voor de uitvoering van die bevoegdheden door de Franse Gemeenschapscommissie een onderscheiden begroting wordt goedgekeurd die uitsluitend aan die bevoegdheden kan worden besteed.

Indien echter, zoals het geval blijkt te zijn, de Franse Gemeenschapscommissie een begroting goedkeurt die zowel betrekking heeft op de decreterende bevoegdheden die ze van de Franse Gemeenschap heeft gekregen als op bevoegdheden van verordenende aard, kan zulks twee bezwaren opleveren. Indien de ontvangsten uit de lening alleen bestemd worden voor de uitgaven die voortvloeien uit decreterende bevoegdheden, doet een zodanige begrotingstechniek afbreuk aan het beginsel van de niet-affectatie van ontvangsten, dat een belangrijk uitvloeisel is van het universaliteitsbeginsel. Indien overeenkomstig het universaliteitsbeginsel die ontvangsten daarentegen bestemd worden voor het geheel van de uitgaven van de Franse Gemeenschapscommissie, daaronder begrepen die welke verband houden met haar verordeningsbevoegdheid, geniet deze instantie voor de laatstgenoemde bevoegdheden een bron van financiering waarover de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest niet beschikt : zulks geeft aanleiding tot een verschillende behandeling van de twee gemeenschapscommissies die moeilijk te verantwoorden valt. »

Nr. 22 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 45

In het voorgestelde artikel 65bis, het derde lid doen vervallen.

Verantwoording

In zijn advies d.d. 15 mei 2001 op de Lombardamendementen stelt de Raad van State :

« Luidens het ontworpen artikel 65bis, derde lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, zullen de in dit artikel voorziene middelen « bestaan uit een gedeelte van de opbrengst uit de personenbelasting ». Volgens de verantwoording bij het amendement, moet onder deze bepaling worden verstaan dat de « middelen zullen worden uitbetaald overeenkomstig het belastingstelsel dat geldt voor de dotaties van de personenbelasting ».

Uit het voormelde ontworpen artikel 65bis, derde lid, vloeit op zich niet voort dat de uitbetaling moet geschieden overeenkomstig het belastingstelsel dat geldt voor de dotaties van de personenbelasting. Artikel 54, § 1, derde lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 is niet van overeenkomstige toepassing verklaard voor de in de ontworpen bepaling bedoelde middelen. Deze bepaling heeft namelijk enkel betrekking op de toegewezen gedeelten van de opbrengst van de belastingen zoals bedoeld in titel IV van voormelde bijzondere wet. Bijgevolg moet in de ontworpen bepaling zelf worden vermeld op welke wijze deze uitbetaling zal geschieden. »

Het huidige derde lid werd niet geredigeerd conform de opmerkingen van de Raad van State, en dient te worden herschreven.

Nr. 23 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 54

In het voorgestelde artikel 46bis, het derde lid doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement is inhoudelijk evident van subsidiaire aard, nu de indieners niet akkoord kunnen gaan met de voorgestelde « koopregeling » van Vlaamse mandaten in de Brusselse gemeenten.

Voor de verantwoording ervan wordt verwezen naar de verantwoording bij amendement nr. 22 op artikel 45, conform het advies van de Raad van State.

Nr. 24 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 54

In het voorgestelde artikel 46bis, eerste zin, het jaartal « 2002 » vervangen door het jaartal « 2007 ».

Verantwoording

De Raad van State wijst er in zijn advies van 15 mei 2001 op dat de toepassing van artikel 54 (het oorspronkelijke in de Kamer ingediende amendement nr. 4) een toestand van rechtsonzekerheid in het leven roept wanneer gemeenten hun organen niet overeenkomstig het nog te wijzigen artikel 279 van de nieuwe gemeentewet hebben kunnen samenstellen.

Nr. 25 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 57bis (nieuw)

Een artikel 57bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 57bis. ­ § 1. Tot de inwerkingtreding van de fiscale bevoegdheid van de gewesten op grond van artikel 170, § 2, van de Grondwet met betrekking tot de hierna bedoelde belastingen en ten laatste op 31 december 2004, worden volgende belastingen aan de gewesten toegewezen in functie van hun lokalisatie :

1º de belasting op spelen en weddenschappen;

2º de belasting op de automatische ontspanningstoestellen;

3º de openingsbelasting op de slijterijen van gegiste dranken;

4º het successierecht en het recht van overlijden;

5º de onroerende voorheffing;

6º het registratierecht op de overdrachten ten bezwarende titel van de eigendom of het vruchtgebruik van de in België gelegen onroerende goederen;

7º het registratierecht op de vestiging van een hypotheek op een in België gelegen onroerend goed;

8º het registratierecht op de gedeeltelijke of gehele verdeling van in België gelegen onroerende goederen, de afstanden onder bezwarende titel, onder medeëigenaars, van onverdeelde delen in soortgelijke goederen en de omzettingen bedoeld in de artikelen 745quater en 745quinquies van het Burgerlijk Wetboek, zelfs als er geen onverdeeldheid is;

9º het registratierecht op de schenkingen onder de levenden van roerende of onroerende goederen;

10º het registratierecht op de akten houdende verhuring, onderverhuring of overdracht van huur van in België gelegen onroerende goederen;

11º de verkeersbelasting op de autovoertuigen;

12º de belasting op de inverkeerstelling;

13º het eurovignet;

14º de milieutaksen.

§ 2. Voor de toepassing van § 1 worden deze belastingen geacht als volgt te zijn gelokaliseerd :

1º de belasting op de spelen en weddenschappen : op de plaats waar de spelen plaatsvinden en de weddenschappen worden aangegaan;

2º de belasting op de automatische ontspanningstoestellen : op de plaats waar het toestel opgesteld is;

3º de openingsbelasting op de slijterijen van gegiste dranken : de plaats waar het lokaal dienende tot slijting gelegen is.

4º het successierecht : op de plaats waar de overledene, op het ogenblik van zijn overlijden, zijn fiscale woonplaats had. Als de fiscale woonplaats van de overledene tijdens de periode van vijf jaar voorafgaand aan zijn overlijden in meer dan één gewest gelegen was : in het gewest waar zijn fiscale woonplaats tijdens de voormelde periode het langst gevestigd was;

5º het recht van overgang bij overlijden van niet-rijksinwoners : in het gewest waar de goederen gelegen zijn; indien zij gelegen zijn in meerdere gewesten, in het gewest waartoe het ontvangstkantoor behoort in wiens ambtsgebied het deel van de goederen met het hoogste kadastraal inkomen gelegen is;

6º het registratierecht op de overdrachten ten bezwarende titel van de eigendom of het vruchtgebruik van de in België gelegen onroerende goederen, op de vestiging van een hypotheek op een in België gelegen onroerend goed, op de gedeeltelijke of gehele verdeling van in België gelegen onroerende goederen, de afstanden onder bezwarende titel, onder medeëigenaars, van onverdeelde delen in soortgelijke goederen en de omzettingen bedoeld in de artikelen 745quater en 745quinquies van het Burgerlijk Wetboek, zelfs als er geen onverdeeldheid is, op de schenkingen onder de levenden van onroerende goederen, op de akten houdende verhuring, onderverhuring of overdracht van huur van in België gelegen onroerende goederen : op de plaats waar het onroerend goed gelegen is;

7º het registratierecht op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen : op de plaats waar de schenker, op het ogenblik van de schenking, zijn fiscale woonplaats heeft. Als de fiscale woonplaats van de schenker tijdens de periode van vijf jaar voorafgaand aan zijn schenking in meer dan één gewest gelegen was : in het gewest waar zijn fiscale woonplaats tijdens de voormelde periode het langst gevestigd was;

8º de verkeersbelasting : op de plaats waar de natuurlijke persoon of rechtspersoon gevestigd is op wiens naam het voertuig ingeschreven is of moet zijn;

9º de belasting op de inverkeerstelling : op de plaats waar de natuurlijke persoon of rechtspersoon gevestigd is op wiens naam het voertuig ingeschreven is of moet zijn;

10º het eurovignet : op de plaats waar de natuurlijke persoon of rechtspersoon gevestigd is op wiens naam het voertuig ingeschreven is of moet zijn. Het gedeelte van het eurovignet dat betrekking heeft op voertuigen die voorzien zijn van een inschrijvingskenteken uitgereikt door de autoriteiten van andere landen dan de lidstaten die deelnemen aan het eurovignetsysteem en dat aan België wordt toegekend, wordt geacht gelokaliseerd te zijn in elk gewest naar verhouding van zijn aandeel in het belastbaar wegennet zoals bepaald in het koninklijk besluit van 8 september 1997;

11º de netto-opbrengst van de milieutaksen wordt verdeeld op grond van het bevolkingsaantal van de respectieve gewesten.

§ 3. Tenzij het gewest er anders over beslist, zorgt de Staat met inachtneming van de door hem vastgestelde procedureregels kosteloos voor de dienst van de in § 1 bedoelde belastingen voor rekening van en in overleg met het betrokken gewest. Vanaf het tweede begrotingsjaar volgend op de datum van mededeling aan de federale regering van de beslissing tot het zelf verzekeren van de dienst van de betrokken belastingen, en ten laatste op 1 januari 2005, zorgt het betrokken gewest voor de dienst van deze belastingen.

§ 4. Bij een in Ministerraad overlegd besluit genomen na overleg met de betrokken gewestregeringen, regelt de Koning de toewijzing van de nalatigheidsinteresten, de last van de verwijlinteresten alsook de toewijzing van de forfaitaire en proportionele fiscale boeten op de belastingen bedoeld in § 1 zolang de federale overheid de dienst van deze belastingen verzekert.

§ 5. De met toepassing van artikel 33, § 4, bekomen bedragen worden vanaf het begrotingsjaar 2002 jaarlijks verminderd met een door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit na voorafgaand overleg met de gewestregeringen bepaald bedrag.

Het in het eerste lid bedoelde bedrag stemt overeen met de som van :

1º de gemiddelde ontvangsten voor de begrotingsjaren 1999 tot en met 2001, die vooraf werden uitgedrukt in prijzen van 2002, van de in elk gewest gelokaliseerde belastingen zoals bedoeld § 1, 7º-14º;

2º 58,592 % van de gemiddelde ontvangsten voor de begrotingsjaren 1999 tot en met 2001, die vooraf werden uitgedrukt in prijzen van 2002, van de in elk gewest gelokaliseerde ontvangsten inzake de in § 1, 6º, bedoelde belasting.

Verantwoording

Dit amendement is het logische gevolg van amendement nr. 4 op artikel 5 van het ontwerp.

Nr. 26 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 57ter (nieuw)

Een artikel 57ter (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 57ter. ­ Zodra de fiscale bevoegdheid van de gewesten op grond van artikel 170, § 2, van de Grondwet met betrekking tot de in artikel 57bis, § 1, bedoelde belastingen in werking is getreden en ten laatste op 31 december 2004 vervallen de artikelen 33 tot en met 35ter van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten. »

Verantwoording

Dit amendement is het logische gevolg van amendement nr. 4 op artikel 5 van het ontwerp.

Nr. 27 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN CALUWÉ

Art. 58

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 58. ­ Deze wet treedt in werking de dag waarop de bijzondere wet van ... houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen in werking treedt.

Artikel 26 van deze wet treedt buiten werking zodra het Arbitragehof de bepalingen van artikel 4 van de bijzondere wet van ... houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en gemeenschappen vernietigt wegens strijdigheid met artikel 162 van de Grondwet. »

Verantwoording

Indien de wet tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten wel in werking zou treden en de wet houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen niet, omdat er voor het betreffende ontwerp geen twee derde meerderheid wordt gevonden, dan zou dit tot gevolg hebben dat er tegenover de nieuwe financiële middelen voor de gemeenschappen geen bevoegdheidsoverdracht zou staan. Om dit te voorkomen wordt in het eerste lid van het voorgestelde artikel de inwerkingtreding van beide wetten aan elkaar gekoppeld.

De overheveling naar de deelstaten van de bevoegdheid met betrekking tot de gemeente- en provinciewet wordt beschouwd als een essentieel onderdeel van het ­ weliswaar slecht ­ onderhandelde communautaire akkoord. Als dit element van het akkoord vervalt ten gevolge van een vernietigingsarrest van het Arbitragehof ­ vernietiging die gelet op het advies van de Raad van State terzake, allerminst denkbeeldig is ­ dan moet noodzakelijkerwijs ook een ander als essentieel voorgesteld element van dat akkoord vervallen.

Hugo VANDENBERGHE.
Ludwig CALUWÉ.

Nr. 28 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 3

Het voorgestelde artikel 1bis vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 1bis. ­ Over het fiscaal beleid van de federale overheid en de deelgebieden inzake de gewestbelastingen en de personenbelasting wordt elk jaar voorafgaand overleg gepleegd binnen de Interministeriële conferentie van financiën en begroting.

Het thema van dat overleg en de te volgen procedure worden vastgelegd in een samenwerkings-akkoord. »

Verantwoording

De in het ontworpen artikel 1bis bedoelde informatie-uitwisseling heeft betrekking op de bewaring van de civiele documentatie in verband met vastgoed, wat wordt bevestigd in de tekst van het samenwerkingsakkoord inzake de oprichting van het Agentschap van de patrimoniale informatie. Het beheer van de patrimoniale informatie is een federale bevoegdheid en heeft in het geheel niets te maken met een bevoegdheid die verband houdt met het beheer van een gewestbelasting. Uitgaande van de algemene opmerkingen van de Raad van State dient een dergelijke bepaling in dit geval te worden weggelaten.

In zijn advies merkt de Raad van State daarentegen op dat de voor de gewestbelastingen gehanteerde lokalisatiecriteria op zich al elke dubbele belasting uitsluiten, tenzij ze zodanig worden geformuleerd dat tegelijkertijd een meervoudige lokalisatie mogelijk wordt.

Daaruit vloeit voort dat de in artikel 4 van het wetsontwerp opgenomen non bis in idem-regel geen echte draagwijdte heeft, alsook dat de voorwaarden waaronder de gewesten hun normatieve bevoegdheid uitoefenen hoe dan ook op zich moeten volstaan om de mogelijkheid op dubbele belastingen uit te sluiten. Daar staat tegenover dat de uitoefening van de normatieve bevoegdheden ­ zelfs wanneer er van bevoegdheidsoverschrijding geen sprake kan zijn ­ aanleiding kan geven tot belangenconflicten tussen de gewesten onderling of tussen de gewesten en het federale niveau. De doeltreffendste manier om belangenconflicten te regelen, bestaat erin preventief op te treden via geregeld en voorafgaand overleg. Dat is wat met het nieuwe artikel 1bis wordt beoogd : het overleg moet plaatsvinden op een welbepaald tijdstip ­ namelijk in september ­ voordat de laatste hand wordt gelegd aan de begrotingsbeslissingen en dus voordat de regeringen de beslissingen in fiscale aangelegenheden definitief hebben genomen.

Nr. 29 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 6

Dit artikel vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 6. ­ Artikel 4 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, wordt vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ § 1. De gewesten zijn bevoegd om de heffingsgrondslag, de aanslagvoet en de vrijstellingen van de in artikel 3, 1º tot 3º, bedoelde belastingen te wijzigen.

§ 2. De gewesten zijn bevoegd om de aanslagvoet en de vrijstellingen van de in artikel 3, 5º tot 7º, bedoelde belastingen te wijzigen.

§ 3. De gewesten zijn bevoegd om de aanslagvoet van de in artikel 3, 4º tot 8º, bedoelde belastingen te wijzigen, wanneer over die wijziging voorafgaandelijk tussen de regeringen van de drie gewesten een samenwerkingsakkoord wordt gesloten vóór een voorontwerp van decreet of ordonnantie wordt aangenomen.

§ 4. Bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteld koninklijk besluit, uitgevaardigd na overleg met de regeringen van de drie gewesten, regelt de Koning de toewijzing van de nalatigheidsinteresten, de last van de verwijlinteresten, alsook de toewijzing van de opbrengst van de forfaitaire en proportionele boeten voor de gewestelijke belastingen, waarvan de federale overheid de inning verzekert.

§ 5. De Staat zorgt kosteloos voor de dienst van de gewestelijke belastingen. De overdracht aan een gewest van de dienst van de in artikel 3, 1º tot 6º, bedoelde belastingen geschiedt vanaf het begrotingsjaar volgend op dat waarin het genoemde gewest de federale overheid in kennis heeft gesteld van zijn beslissing om zelf voor de belastingdienst te zorgen. Voor de in artikel 3, 5º, bedoelde belasting is de over te hevelen belastingdienst niet bevoegd voor de opstelling van het kadastraal inkomen, en, voor de in artikel 3, 6º, bedoelde belasting, niet voor de erkenning van de belastinggrondslag en de vereffening van de opeisbare rechten. De kadastrale documentatie die nodig is voor de opstelling van de in artikel 3, 5º, bedoelde belasting, wordt kosteloos ter beschikking van de gewesten gesteld. »

Verantwoording

De regering geeft geen verantwoording voor de motieven die een uitbreiding van de normatieve bevoegdheid van de gewesten tot de heffingsgrondslag voor de onroerende belasting (voorheen voorheffing), de successierechten en de schenkingsrechten rechtvaardigen. In tegendeel, de wetgever van 1989 had het behoud van de heffingsgrondslag op federaal vlak uitvoerig verantwoord als zijnde de uniformiteit in de wijze van evaluatie van het kadastraal inkomen en de administratieve organisatie die dit veronderstelt en, bij volkomen gelijke middelen, de bepaling van de berekeningsbasis van de registratie- en successierechten. Het amendement gaat dus zover als de vroegere grenslijn, met dien verstande dat vraagstukken in verband met de bepaling van de respectieve federale en gewestelijke bevoegdheden in de loop van het jongste decennium zijn beslecht door de achtereenvolgende arresten van het Arbitragehof.

In de Franse tekst is het woord « exonération » vervangen door « exemption », wat de term is die in artikel 172, tweede lid, van de Grondwet wordt gebruikt; de Nederlandse term « vrijstelling » daarentegen is grondwettelijk correct.

Bovendien veronderstelt het bijhouden van een volledige en bijgewerkte vermogensrechtelijke documentatie dat de federale overheid kennis heeft van alle akten tussen levenden en wegens overlijden, tot overdracht of aanwijzing of vestiging van zakelijke rechten op onroerende goederen in België; dit rechtvaardigt het behoud van de belastingdienst op federaal niveau, zoals wij in het nieuwe artikel 4 van de bijzondere wet van 1989 voostellen. Voor de registratierechten is de formaliteit van de registratie immers onlosmakelijk verbonden met de inning van de rechten en voor de successierechten zou de regionalisering van de administratie het bijhouden van de documentatie moeilijk maken, wanneer de plaats van het ingaan van de successie en de plaats van de vestiging van het onroerende goed dat wegens overlijden wordt overgedragen, niet overeenstemmen. Wat de belasting in verband met de voertuigen betreft, inclusief het luistergeld, is de inning momenteel in hoofdzaak geïnformatiseerd en werkt op grond van de gegevens van de DIV (directie voor de inschrijving van de voertuigen) en is het streven naar administratieve vereenvoudiging nauwelijks verenigbaar met een gesplitst beheer van de inning van de voornoemde belastingen.

Nr. 30 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

(Subsidiair amendement op amendement nr. 29)

Art. 6

In het voorgestelde artikel 4, § 2 weglaten.

Verantwoording

De Hoge Raad van Financiën heeft er in zijn rapport betreffende de spreiding van de fiscale bevoegdheden over de onderscheiden overheden voor gepleit dat de bepaling van de heffingsgrondslag inzake onroerende voorheffing een federale bevoegdheid blijft. De HRF gaat er immers van uit dat de uitoefening van de fiscale autonomie van de gewesten geenszins nadelig mag inwerken op het vermogen van de federale overheid om toe te zien op de eigen belastingen en die te vestigen. De onroerende voorheffing is echter een van de determinerende onderdelen van de personenbelasting. De aan de gewesten geboden mogelijkheid om de heffingsgrondslag inzake onroerende voorheffing te wijzigen, behoort derhalve te worden opgeheven.

Voorts wordt een andere krachtlijn uit datzelfde rapport van de HRF flagrant met voeten getreden, namelijk de noodzaak om ten behoeve van de burger te blijven voorzien in een eenvoudige en transparante fiscale regeling. Die krachtlijn komt in het gedrang zo voor een zelfde onroerend goed een gewestelijke heffinggrondslag en een federaal kadastraal inkomen naast elkaar mogen bestaan.

Die bepaling dient derhalve te worden weggelaten. Op grond van die bepaling is het immers niet ondenkbaar dat er gewestkadasters worden aangelegd en er gewestelijke kadastrale diensten, gewestelijke kadastrale perequaties of uiteenlopende evaluatiecriteria voor de kadastrale inkomens ontstaan (bijvoorbeeld door voor een onroerend goed de huurwaarde te vervangen door de verkoopwaarde).

Nr. 31 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

(Subsidiair amendement op amendement nr. 29)

Art. 6

In het voorgestelde artikel 4, § 2, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) de laatste zin weglaten;

B) voormelde paragraaf aanvullen als volgt :

« Er wordt een openbare instelling opgericht die de naam « Agentschap inzake het onroerende patrimonium » draagt en rechtspersoonlijkheid heeft.

Het Agentschap is bevoegd voor de oprichting en de exploitatie van de Databank inzake het onroerende patrimonium waarin informatie van geografische, kadastrale en persoonlijke aard en zowel juridische informatie als feitelijke gegevens zijn opgeslagen. Voormeld Agentschap fungeert als een centraal verdeelpunt van de overheid voor de verspreiding van de informatie inzake het patrimonium.

De federale overheid en de gewesten voeren in de Databank inzake het onroerende patrimonium de patrimoniumgelieerde informatie in waarover zij, alsmede de onder hen ressorterende organen, beschikken.

De Koning regelt, bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteld besluit, in samenspraak met de gewesten de concrete werking van het Agentschap inzake het onroerende patrimonium. »

Verantwoording

Gelet op de noodzaak om een coherente fiscale regeling te waarborgen, behoort de wijze te worden gepreciseerd waarop de in de databank opgeslagen gegevens met betrekking tot het patrimonium, moeten worden beheerd. Het controleren en het nakijken van de inkomensbelasting vereist immers de oprichting van één centrale gegevensbank over het onroerend patrimonium.

In dat verband is het verkieslijk de oprichting van het Agentschap inzake het onroerende patrimonium aan de Koning over te laten, aangezien het juridisch statuut van de samenwerkingsakkoorden ­ inzonderheid op het vlak van de wijziging en de opzegging ervan ­ dubbelzinnig is.

Nr. 32 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 7

Dit artikel vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 7. ­ Artikel 5 van dezelfde bijzondere wet wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 5. ­ De gewestbelastingen worden toegewezen op grond van hun lokalisatie :

1º de belasting op de spelen en weddenschappen : op de plaats waar de spelen plaatsvinden en de weddenschappen worden aangegaan;

2º de belasting op de automatische ontspanningstoestellen : op de plaats waar het toestel opgesteld is;

3º de openingsbelasting op de slijterijen van gegiste dranken : op de plaats waar het lokaal dienende tot slijting gelegen is;

4º het kijk- en luistergeld : op de plaats waar het televisietoestel wordt gebruikt en, wat de toestellen in autovoertuigen betreft, de plaats waar de houder van het toestel gevestigd is;

5º de onroerende heffing : op de plaats waar het onroerend goed gelegen is;

6º de successierechten : op de plaats waar de successie openvalt en, wat de rechten van overgang bij overlijden betreft, op de plaats waar het onroerend goed gelegen is;

7º de registratierechten : op de plaats waar het onroerend goed gelegen is;

8º de verkeersbelasting, de belasting op de inverkeerstelling en het eurovignet : op de plaats van de inning van de belastingen die moeten worden betaald. »

Verantwoording

De in het amendement opgenomen criteria om de lokalisatie van de gewestbelastingen te bepalen zijn grotendeels die welke thans van kracht zijn, onder voorbehoud van wat volgt, in het verlengde van de bekommernis van de Raad van State om elke concurrentiële belasting tussen gewesten te voorkomen.

Wat de schenkingsrechten betreft, lijkt de plaats waar het goed gelegen is het meest betrouwbare lokalisatiecriterium. Hetzelfde geldt voor de rechten van overgang bij overlijden.

Voor de successierechten wordt de fiscale woonplaats alleen gebruikt om te bepalen of de overledene zijn woonplaats of de zetel van zijn vermogen in België dan wel in het buitenland had; indien zijn woonplaats in België lag, geldt in de huidige stand van de bepalingen van het Wetboek van de successierechten alleen de plaats waar de successie openvalt om hem in België te lokaliseren.

Wat de verkeersbelasting, de belasting op de inverkeerstelling en het eurovignet betreft, geldt de administratieve plaats voor de inning van de te betalen belastingen als gemakkelijkste criterium om de belasting te lokaliseren; zulks voorkomt elk geschil voor de niet-verblijfhoudende belastingplichtigen.

Nr. 33 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

(Subsidiair amendement op amendement nr. 32)

Art. 7

In het voorgestelde artikel 5, § 2, 4º, de tweede gedachtestreep vervangen als volgt :

« ­ het recht van overgang bij overlijden van niet-rijksinwoners : in het gewest waar de goederen gelegen zijn; indien zij gelegen zijn in meerdere gewesten, in het gewest waar het samengevoegde bedrag van het kadastraal inkomen van de diverse goederen het hoogst is; ».

Verantwoording

Zo er verscheidene goederen van bijna gelijke waarde zijn, is het abnormaal dat de door de niet-inwoners verschuldigde rechten van overgang bij overlijden zouden toekomen aan het gewest waar het goed met het hoogste kadastraal inkomen gelegen is, als de goederen die de relatieve meerderheid vormen van het samengevoegde bedrag van de kadastrale inkomens van de successie op het grondgebied van een ander gewest gelegen zijn.

Het in het ontwerp van bijzondere wet opgenomen criterium leidt ertoe dat de gewesten waar de goederen met de hoogste kadastrale inkomens gelegen zijn, zouden worden bevoordeeld, hetgeen nauwelijks aanvaardbaar is.

Nr. 34 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

(Subsidiair amendement op amendement nr. 32)

Art. 7

In het voorgestelde artikel 5, § 2, 6º, het tweede lid vervangen als volgt :

« Als bij een ruil onroerende goederen in meerdere gewesten gelegen zijn : in het gewest waar het samengevoegde bedrag van het kadastraal inkomen van de diverse goederen het hoogst is. »

Verantwoording

Zo een ruil betrekking heeft op verscheidene goederen van bijna gelijke waarde, is het abnormaal dat de registratierechten zouden toekomen aan het gewest waar het goed met het hoogste kadastraal inkomen gelegen is, als de goederen die de relatieve meerderheid vormen van het samengevoegde bedrag van de kadastrale inkomens van de ruil op het grondgebied van een ander gewest gelegen zijn.

Het in het ontwerp van bijzondere wet opgenomen criterium leidt ertoe dat de gewesten waar de goederen met de hoogste kadastrale inkomens gelegen zijn, zouden worden bevoordeeld, hetgeen nauwelijks aanvaardbaar is.

Nr. 35 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

(Subsidiair amendement op amendement nr. 32)

Art. 7

In het eerste gedachtestreepje van het voorgestelde artikel 5, § 2, 7º, de tweede zin vervangen als volgt :

« Indien bij een zelfde akte op meerdere onroerende goederen een hypotheek gevestigd wordt : in het gewest waar het samengevoegde bedrag van het kadastraal inkomen van de diverse goederen het hoogst is. »

Verantwoording

Zo er verscheidene goederen van bijna gelijke waarde zijn, is het abnormaal dat de registratierechten op de vestiging van een hypotheek op meerdere goederen zouden toekomen aan het gewest waar het goed met het hoogste kadastraal inkomen gelegen is, als de goederen die de relatieve meerderheid vormen van het samengevoegde bedrag van de kadastrale inkomens waarop de akte betrekking heeft, op het grondgebied van een ander gewest gelegen zijn.

Het in het ontwerp van bijzondere wet opgenomen criterium leidt ertoe dat de gewesten waar de goederen met de hoogste kadastrale inkomens gelegen zijn, zouden worden bevoordeeld, hetgeen nauwelijks aanvaardbaar is.

Voorts is in de Franse tekst de betekenis van de aanvang van de vervangen zin ver te zoeken aangezien verscheidene woorden zijn weggevallen.

Nr. 36 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

(Subsidiair amendement op amendement nr. 32)

Art. 7

Het voorgestelde artikel 5, § 2, 9º, aanvullen met een lid, luidend als volgt :

« Zo de belastingplichtige van deze belastingen een vennootschap, zoals bedoeld in de wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van vennootschappen, een autonoom overheidsbedrijf of een VZW met leasingactiviteiten is, is de uitoefening van de bevoegdheden afhankelijk van een voorafgaandelijk te sluiten samenwerkingsakkoord zoals bedoeld in artikel 92bis, § 2, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. »

Verantwoording

Aangezien het Vlaams Gewest de komende jaren het kijk- en luistergeld wenst te verminderen of zelfs af te schrappen, lijkt het risico verre van denkbeeldig dat dit op fiscaal vlak een aantal concurrentiële tendensen in de hand werkt, die binnen de federale Staat schadelijk kunnen blijken. In dat verband ligt het in de lijn der verwachtingen dat bepaalde vennootschappen (zoals Belgacom, de NMBS, De Post, TNT) die over een aanzienlijk park met radioposten uitgeruste voertuigen beschikken, zich om fiscale redenen elders zullen vestigen. Ook valt te verwachten dat diezelfde vennootschappen wellicht een beroep op leasing zullen doen of een soortgelijke juridische constructie zullen opzetten bij vennootschappen die in Vlaanderen gevestigd zijn en belastingvrijstelling genieten. Er behoort dus te worden voorzien in de verplichting om vooraf een samenwerkingsakkoord te sluiten om die fiscale concurrentie tegen te gaan.

Nr. 37 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

(Subsidiair amendement op amendement nr. 32)

Art. 7

Het 9º van dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De belastingregeling moet eenvoudig en doorzichtig zijn. Het verdient dan ook aanbeveling de mogelijkheid af te schaffen dat de gewesten inzake heffing van de gewestelijke belastingen hun eigen administratieve procedureregels zouden vaststellen. De burgers en de ondernemingen hebben er immers alle belang bij dat de procedureregels en de nadere regels met betrekking tot het beheer van het contentieux voor het hele Belgische grondgebied één en dezelfde blijven.

Bovendien dreigt de regionalisering van de administratieve procedureregels naar een regionalisering van de gerechtelijke procedure te leiden voor zover het bestaan van zeer verschillende gewestelijke regels, met name met betrekking tot het aantal en de kwaliteit van de instanties waarbij hoger beroep mogelijk is, van die aard zou kunnen zijn dat het verschillende contentieuze procedures rechtvaardigt.

Nr. 38 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 9

Dit artikel vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 9. ­ Artikel 6, § 2, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :

« § 2. De personenbelasting is een samengevoegde belasting :

1º die op uniforme wijze over het gehele grondgebied van het Rijk wordt geheven;

2º waarvan een bepaald gedeelte van de opbrengst wordt toegewezen aan de gewesten;

3º en waarop ze opcentiemen kunnen heffen, een verhoudingsgewijze verlaging kunnen toestaan of waarvan ze de bedragen kunnen verhogen van de gedeelten van het belastbaar inkomen die vrijgesteld zijn van belasting en van hun toeslagen bedoeld in de artikelen 131 tot 145, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. »

Verantwoording

Het amendement bepaalt niet dat de gewesten het recht hebben algemene belastingverlagingen en -verhogingen vast te stellen die verband houden met de bevoegdheden van de gewesten. En terecht, want de gemachtigde ambtenaar, daarover ondervraagd door de auditeur van de Raad van State, heeft geen enkel voorbeeld kunnen geven van een dergelijke maatregel die bestaanbaar zou zijn met de inachtneming van de regel die verbiedt de progressiviteit van de belasting te verminderen. De Raad van State heeft terzake bovendien voor het voetlicht gebracht dat het principe van de fiscale loyaliteit vaag en moeilijk toepasbaar is als afweermiddel voor een deloyale fiscale concurrentie. De weglating van het bepaalde van artikel 6, § 2, 4º, van de bijzondere wet van 1989 zoals het wordt ingevoegd door het wetsontwerp ligt voor de hand, te meer omdat de personenbelasting en het criterium van de lokalisering ervan naar gelang van de fiscale woonplaats van belastingplichtige ook de verdeelsleutel bepalen van de ontvangsten van de gemeenschappen die berusten op de inkomstenbelasting (correlatieve stimulans voor de fiscale concurrentie).

Zoals dit amendement bepaalt, mogen de gewesten, naar het voorbeeld van de gemeenten, opcentiemen (1) heffen (wat de technische kant betreft, verwijzen wij naar de artikelen 465 tot 470, van het WIB 1992; sommigen hebben hier gesproken van het gemeentelijk model), (2) alsmede « afcentiemen » (om elk neologisme te vermijden, gebruiken wij de woorden « verhoudingsgewijze verlaging ») en (3) toeslagen op de vrijgestelde gedeelten, wat neerkomt op het toekennen van een verlaging van het bedrag van de belasting los van de hoogte van het belastbaar inkomen (belastingvrije voet). Door het feit dat die maatregel van een door de gewesten toe te kennen verlaging zich situeert op het niveau van de berekening van de belasting, kan het fiscaal voordeel ook worden doorberekend op het stuk van de bedrijfsvoorheffing en de opcentiemen.

Nr. 39 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

(Subsidiair amendement op amendement nr. 38)

Art. 9

Het 2º van dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Het is aangewezen die bepaling weg te laten, aangezien zij het risico op fiscale delokalisaties en op nadelige fiscale concurrentie tussen de deelgebieden aanzienlijk verhoogt. De bepaling in kwestie staat immers haaks op het algemene beginsel op grond waarvan het verboden is de progressiviteit van de belastingen in te perken. In het advies van de Raad van State wordt duidelijk aangegeven dat die bepaling er bijvoorbeeld toe kan leiden dat een gewest een belastingvermindering toekent aan alle natuurlijke personen die beslissen op het grondgebied van dat gewest een woning te laten bouwen, waarbij die vermindering zou worden berekend in verhouding tot de waarde van de woning en zonder beperking qua bedrag. Een dergelijke maatregel kan tot gevolg hebben dat welgestelde burgers van het ene naar het andere gewest verhuizen, zonder dat de regel inzake het verbod op een vermindering van de progressiviteit van de belastingen kan worden toegepast.

Overigens stipt de Raad van State ook nog aan dat die bepaling een verstoring teweeg kan brengen van de concurrentie tussen ondernemingen, naargelang ze geëxploiteerd worden door een natuurlijke persoon of door een vennootschap die onder de regeling inzake de vennootschapsbelasting valt : de fiscale stimulansen voor de ondernemingen komen tot dusver ­ in principe op eenvormige wijze ­ zowel ten goede aan de eenpersoonsondernemingen als aan de vennootschappen.

Nr. 40 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

(Subsidair amendement op amendement nr. 38)

Art. 9

In het voorgestelde artikel 6, § 2, 1e lid, 4º, het woord « algemene » doen vervallen.

Verantwoording

Conform het advies van de Raad van State moet het woord « algemene » worden weggelaten, want het bevestigt alleen maar het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel ten aanzien van de belastingen en brengt derhalve geen nuttige precisering aan.

Bovendien blijkt de verwijzing naar de belastingvermeerderingen en -verminderingen een terminologisch novum te zijn waarvan de strekking ten opzichte van de bijzondere wet van 16 januari 1989 en van het voorontwerp van wet niet goed te begrijpen valt. Die term stemt daarenboven niet overeen met de Franse vertaling van het woord « belasting » dat voorkomt in de Nederlandse tekst van de bijzondere wet.

Nr. 41 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 11

In het voorgestelde artikel 9, § 1, derde lid, het 1º vervangen door de volgende bepaling :

« 1º forfaitaire of procentuele verminderingen alsmede procentuele opcentiemen instellen ».

Verantwoording

Teneinde rekening te houden met het advies van de Raad van State, die heeft onderstreept dat de instelling van forfaitaire vermeerderingen haaks staat op het algemeen principe op grond waarvan de progressiviteit van de belasting niet mag worden ingeperkt, mogen de gewesten niet over de mogelijkheid beschikken om forfaitaire belastingvermeerderingen in te stellen.

Voorts is het ook aangewezen om de woorden « al dan niet gedifferentieerd per belastingschijf » weg te laten, precies omdat die woorden in tegenspraak zijn met het verbod om de progressiviteit van de belasting in te perken.

Nr. 42 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 12

In het voorgestelde artikel 9bis, eerste lid, de woorden « voor advies » vervangen door de woorden « voor gelijkluidend advies ».

Verantwoording

Doordat de gewesten meer fiscale bevoegdheden krijgen, vergroot mogelijk het risico op nadelige fiscale concurrentie. Daarom is het aangewezen een bindend karakter te verlenen aan de adviezen waarin het Rekenhof nagaat of het progressiviteitsbeginsel, alsook het inzake fiscale autonomie toegestane percentage, in acht werden genomen.

Nr. 43 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 12

In het voorgestelde artikel 9bis, tweede lid, tussen de woorden « een gedocumenteerd en gemotiveerd advies over de naleving van de maximumpercentages » en de woorden « en het principe inzake progressiviteit », de woorden « , het principe van de uitsluiting van elke vorm van deloyale fiscale concurrentie » invoegen.

Verantwoording

De regering wil dat het Rekenhof erop toeziet dat de gewesten, bij de uitoefening van de fiscale autonomie, wel degelijk de beperkingen naleven waarin artikel 9 van het ontwerp voorziet. Als de regering dat voornemen ook echt wil waarmaken, dan is het aangewezen te preciseren dat de aan het Rekenhof verleende adviesbevoegdheid in elk geval ook betrekking heeft op de naleving van die bepalingen. Een en ander houdt dus ook het toezicht in op de eerbiediging van het verbod op deloyale fiscale concurrentie.

Nr. 44 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 17

In het voorgestelde artikel 33bis, § 1, tussen het derde en het vierde lid een nieuw lid invoegen, luidend als volgt :

« Het derde lid is niet van toepassing voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. »

Verantwoording

Gelet op de structurele onderfinanciering van het Brussels Gewest, op de ontoereikende financiering van zijn taken als nationale en internationale hoofdstad, en op zijn zeer grote afhankelijkheid van gewestelijke belastingen na de aanneming van dit ontwerp, moet rekening worden gehouden met de bijzondere toestand van dat gebied door het risico te verkleinen dat het loopt als gevolg van de koppeling aan de inflatie en de groei van het bruto nationaal inkomen van de middelen die in mindering worden gebracht van de bedragen verkregen met toepassing van artikel 33, § 4, van de wet. Aldus kan het Brussels Gewest hopen op het genot van een kleine herfinanciering in de loop van de volgende jaren, zonder dat zulks de federale financiën in gevaar brengt. Mocht dit amendement worden verworpen, dan zal dit ontwerp het Brussels Gewest naar alle waarschijnlijkheid geleidelijk naar een budgettaire impasse leiden die vergelijkbaar is met die waarin de Franse Gemeenschap zich momenteel bevindt. Het valt immers te vrezen dat de gewestelijke belastingen in Brussel in de toekomst niet dezelfde groei zullen kennen als in het verleden, gelet op de fiscale concurrentie die dreigt te ontstaan en de noodzaak een beleid te voeren dat niet kantoor- en voertuigvriendelijk is.

Nr. 45 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 20

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Deze bepaling regelt de wijze waarop de bijkomende overheveling van bevoegdheden inzake landbouw financieel moet worden ingevuld. Een uitbreiding van de gewestelijke landbouwbevoegdheden is evenwel strijdig met het door alle democratische Franstalige partijen opgenomen engagement om tijdens deze regeerperiode geen enkele verdere stap in de Staatshervorming meer te zetten. Om dat tegenover de Franstalige kiezers aangegane engagement na te komen, moet deze bepaling bijgevolg worden weggelaten.

Bovendien zal de geplande overheveling van bevoegdheden onvermijdelijk leiden tot een geringere Belgische invloed op het gemeenschappelijk landbouwbeleid, aangezien de verplichting tot onthouding waarin is voorzien zo de gewesten het niet eens worden, in tal van gevallen inderdaad in onthoudingen zal resulteren. Gelet op het feit dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid veruit de grootste hap uit de Europese begroting vertegenwoordigt, zal die verminderde invloed in een specifiek domein zich in alle domeinen van het Europees beleid laten gevoelen.

Nr. 46 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 21

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Deze bepaling bevat de nadere financiële regels voor de overdracht van de federale wetenschappelijke instellingen aan de gewesten. Die overdracht is echter strijdig met de plechtige verbintenis die alle Franstalige democratische partijen hebben aangegaan om tijdens deze regeerperiode geen verdere stappen meer te zetten in de staatshervorming. Om het engagement te respecteren dat ze tegenover de Franstalige kiezers zijn aangegaan, moet deze bepaling bijgevolg worden weggelaten.

Nr. 47 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 22

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Deze bepaling bevat de nadere financiële regels voor de uitbreiding van de gewestbevoegdheden inzake buitenlandse handel. De bevoegdheidsuitbreiding inzake buitenlandse handel is echter strijdig met de plechtige verbintenis die alle Franstalige democratische partijen zijn aangegaan om tijdens deze regeerperiode geen verdere stappen meer te zetten in de staatshervorming. Om het engagement tegenover de Franstalige kiezers te respecteren, moet deze bepaling bijgevolg worden weggelaten.

Nr. 48 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 26

In het voorgestelde artikel 38, § 3bis, 1º, het bedrag « 198 314 819,82 euro » vervangen door het bedrag « 297 472 229,72 euro ».

Verantwoording

Gelet op de talloze saneringsinspanningen van de gemeenschappen tijdens de crisisjaren, moeten ze in staat worden gesteld sneller de vruchten van de groei te plukken. Tegen die achtergrond moet het bedrag van de voor 2002 voorziene herfinanciering van de gemeenschappen met vier miljard frank worden opgetrokken.

Nr. 49 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 29

Het voorgestelde artikel 40ter vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 40ter. ­ Vanaf het begrotingsjaar 2002 wordt het met toepassing van artikel 40bis verkregen bedrag tussen de twee gemeenschappen verdeeld naar evenredigheid van het aantal leerlingen van 6 tot en met 18 jaar die in ieder van beide gemeenschappen regelmatig zijn ingeschreven. »

Verantwoording

Bij de verdeling van de voor de financiering van de gemeenschappen toegewezen middelen, dient men het beginsel « 1 élève = 1 leerling » in acht te nemen. Dit kan beter geschieden door het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen van 6 tot en met 18 jaar als criterium te verkiezen boven het restrictievere criterium dat de Sint-Eloois-akkoorden hanteren.

Nr. 50 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 34

In het voorgestelde artikel 47bis, § 3, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) in het tweede lid, het cijfer « 80 » vervangen door het cijfer « 85 »;

B) in het derde lid, het cijfer « 20 » vervangen door het cijfer « 15 ».

Verantwoording

Uit de jongste gewestverkiezingen en uit het Lombardakkoord blijkt duidelijk dat de Vlaamse Brusselaars geen 20 % van de bevolking uitmaken, aangezien slechts 11 van de 75 verkozenen Vlaming zijn. Overigens was een gewaarborgde Vlaamse vertegenwoordiging in de gewestraad nodig om te voorkomen dat het aantal Vlaamse verkozenen niet nóg lager zou liggen.

De tot nu toe inzake kijk- en luistergeld gehanteerde 80/20-verdeelsleutel bevoordeelde dus onterecht de Vlaamse Gemeenschap, terwijl de Franse Gemeenschap in de kou bleef staan. We moeten voorkomen dat die onrechtvaardigheid in stand wordt gehouden door de goedkeuring van het ter bespreking voorliggende wetsontwerp en, inzonderheid, van het artikel waarop dit amendement betrekking heeft.

Nr. 51 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 42

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De Nationale Plantentuin van België maakt deel uit van het gemeenschappelijk patrimonium van alle Belgen. Daarom kunnen wij niet toestaan dat hij verdwijnt.

Nr. 52 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 42bis (nieuw)

Een artikel 42bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 42bis. ­ In dezelfde bijzondere wet, wordt een artikel 62quater ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 62quater. ­ Onverminderd de toepassing van deze wet, wordt jaarlijks, ten laste van de begroting van de Staat, ten behoeve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een krediet uitgetrokken ter financiering van de functies die het als nationale en internationale hoofdstad moet vervullen.

Voor het begrotingsjaar 2002 bedraagt voormeld krediet 50 000 000 euro;

voor het begrotingsjaar 2003 bedraagt voormeld krediet 75 000 000 euro;

voor het begrotingsjaar 2004 bedraagt voormeld krediet 100 000 000 euro;

voor het begrotingsjaar 2005 bedraagt voormeld krediet 125 000 000 euro;

voor het begrotingsjaar 2006 bedraagt voormeld krediet 150 000 000 euro;

voor het begrotingsjaar 2007 bedraagt voormeld krediet 175 000 000 euro;

voor het begrotingsjaar 2008 bedraagt voormeld krediet 200 000 000 euro;

voor het begrotingsjaar 2009 bedraagt voormeld krediet 225 000 000 euro;

voor het begrotingsjaar 2010 bedraagt voormeld krediet 250 000 000 euro;

voor het begrotingsjaar 2011 bedraagt voormeld krediet 275 000 000 euro;

voor het begrotingsjaar 2012 bedraagt voormeld krediet 300 000 000 euro;

Vanaf het begrotingsjaar 2013 wordt het bedrag van dat krediet vastgesteld als volgt : men gaat uit van het bedrag dat daartoe het jaar voordien was uitgetrokken en past het aan het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen aan, alsmede ­ op de in artikel 33, § 2, omschreven wijze ­ aan de reële groei van het bruto nationaal product van het desbetreffende begrotingsjaar. »

Verantwoording

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest lijdt onder een structureel financieringstekort waardoor het zijn functie als nationale en internationale hoofdstad onmogelijk ten volle kan vervullen. Diverse studies ramen de kosten die voor dat gewest met zijn functie als nationale en internationale hoofdstad samenhangen, op zo'n 450 000 000 euro.

Het is van belang dat de federale overheid die kosten draagt teneinde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in staat te stellen ten volle zijn hoofdstedelijke functie uit te oefenen, zonder dat zulks ten koste hoeft te gaan van zijn gewestelijke functie, en dus van zijn inwoners.

Die herfinanciering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is zeker noodzakelijk als men weet dat artikel 17 van dit ontwerp van bijzondere wet op termijn hoogstwaarschijnlijk het risico op een aanzienlijke vermindering van de gewestelijke middelen inhoudt. Zo de ontvangsten van de gedefederaliseerde belastingen in de toekomst niet langer de exponentiële groei uit het verleden vertonen ­ wat, gelet op de aard van die gedefederaliseerde belastingen zeer waarschijnlijk lijkt ­ kon Brussel wel eens op een zeer aanzienlijke vermindering van zijn inkomsten afstevenen.

Dit amendement voorziet in een progressieve en redelijke herfinanciering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aangezien ze over meer dan 10 jaar gespreid is en nooit het noodzakelijk geachte bedrag van 450 000 000 euro bereikt.

Nr. 53 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 42ter (nieuw)

Een artikel 42ter (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art 42ter. ­ In artikel 63, § 3, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet wordt het getal « 72 » vervangen door het getal « 95. »

Verantwoording

Gelet op de almaar slechter wordende financiële toestand van talrijke gemeenten, met name als gevolg van de beslissingen die worden genomen op het niveau van de federale Staat en de deelgebieden, is het wenselijk dat de federale Staat de « dodehandregeling » ten aanzien van de gemeenten wijzigt.

Nr. 54 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 42quater (nieuw)

Een artikel 42quater (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art. 42quater. ­ Artikel 64, §§ 1 en 2, van dezelfde bijzondere wet wordt vervangen door de volgende bepalingen :

« Art. 64. ­ § 1. De stad Brussel ontvangt een bijzondere dotatie. Het basisbedrag van die dotatie beloopt 111 552 086,14 euro.

§ 2. Vanaf het begrotingsjaar 2003 wordt dat bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan 91 % van de reële groei van het bruto nationaal inkomen, volgens de bij artikel 38, § 3, vastgestelde voorwaarden. »

Verantwoording

Een vergelijkende analyse van de middelen die de Europese landen voor hun respectieve hoofdsteden uittrekken, leert dat Brussel zich in de staart van het peloton bevindt. Nochtans hebben tal van internationale instellingen, waaronder de Europese Unie, hun hoofdzetel in Brussel. Het ware daarom wenselijk de aan de stad Brussel toegekende dotatie te herzien, zodat zij haar rol als hoofdstad kan waarmaken. Overeenkomstig de bij de bijzondere financieringswet ingestelde regeling bedraagt die sinds 1990 geïndexeerde dotatie voor het begrotingsjaar 2001 3,4 miljard frank (84 283 798,42 euro). Wij stellen voor om het basisbedrag vast te stellen op 4,5 miljard frank (111 552 086,14 euro) voor het jaar 2002.

Overigens : wil men Brussel mee de vruchten laten plukken van de economische groei, dan ware het aangewezen die dotatie niet uitsluitend te koppelen aan de index van de consumptieprijzen, maar ook aan de evolutie van de economische welvaart.

Nr. 55 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 43

In het voorgestelde artikel 64, § 2, tussen het woord « consumptieprijzen » en de woorden « op dezelfde wijze », de woorden « ten belope van 91 % van de reële groei van het bruto nationaal inkomen » invoegen.

Verantwoording

Uit een vergelijking van de middelen die de Europese landen voor hun respectieve hoofdsteden uittrekken, blijkt dat de stad Brussel achteraan op de lijst staat ondanks het feit dat de zetel van tal van internationale instellingen, waaronder de Europese Unie, er gevestigd is. Zijn dotatie moet dus worden aangepast, niet alleen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maar ook rekening houdend met de evolutie van de economische welvaart.

Nr. 56 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 43bis (nieuw)

Een artikel 43bis (nieuw) invoegen, luidend als volgt :

« Art 43bis. ­ Artikel 65, § 4, eerste en tweede lid, van dezelfde bijzondere wet wordt vervangen door de volgende bepaling :

« § 4. Voor het begrotingsjaar 2002 is het bedrag van het door de federale Staat aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie toegestane algemeen krediet voor de uitoefening van de in § 1, 2º, bedoelde bevoegdheden gelijk aan 111 552 086,14 euro.

Vanaf het begrotingsjaar 2003 wordt het in het eerste lid bedoelde bedrag aangepast aan de groeivoet van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, alsook aan de groei van de reële groeivoet van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar volgens de nadere regels bepaald in artikel 33, § 2. »

Verantwoording

Uit een vergelijking van de middelen die door de Staten in Europa aan hun hoofdstad worden besteed, blijkt dat Brussel zich achteraan in het peloton bevindt, hoewel de zetel van talrijke internationale instellingen, waaronder de Europese Unie, er is ondergebracht. Het is dus wenselijk het bedrag te herzien van de in het kader van de gemeenschappelijke gemeenschapsbevoegdheden toegekende dotatie, zodat Brussel zijn hoofdstedelijke status kan waarnemen. Krachtens de vigerende regeling in de bijzondere financieringswet bedraagt de aan Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verleende dotatie, die sinds 1990 is geïndexeerd, 4,0 miljard frank (99 157 409,90 euro) voor het begrotingsjaar 2001. Wij stellen voor de basis van die dotatie op 4,5 miljard frank (111 552 086,14 euro) voor het jaar 2002 te brengen.

Om het gemeenschappelijk gemeenschapsbeleid de vruchten van de groei te laten plukken, moet ook worden voorzien in een koppeling van die dotatie aan niet alleen het indexcijfer van de consumptieprijzen, maar ook aan de ontwikkeling van de economische welvaart.

Nr. 57 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 54

In het voorgestelde artikel 46bis de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) het eerste lid vervangen als volgt :

« Vanaf het begrotingsjaar 2002 worden de bijzondere middelen ten laste van de federale overheid verdeeld onder de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. »;

B) in het vierde lid, de zin « De middelen worden aan elke betrokken gemeente toegekend a rato van de periode van het jaar waarin deze voldoet aan de in het eerste lid bepaalde voorwaarde » doen vervallen.

Verantwoording

De aanvullende financiering van de gemeenten aan de samenstelling van het college koppelen is onfatsoenlijk. De automatische link tussen de toekenning van financiële middelen en de noodzakelijke voorafgaande aanstelling van een Nederlandstalige schepen maakt het idee van een koehandel aannemelijk. Die bepaling is in strijd met het begrip « menselijke waardigheid » en voorts discriminerend en onrechtvaardig ten aanzien van de Brusselse gemeenten waar de sociologische realiteit de verkiezing van een Nederlandstalige onmogelijk zou maken.

Nr. 58 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN EN DE HEER BARBEAUX

Art. 57

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Die bepaling staat haaks op de engagementen die alle Franstalige partijen voor de verkiezingen hebben aangegaan om geen nieuwe institutionele hervormingen op de sporen te zetten. Voorts is die bepaling zodanig vaag geformuleerd dat ze absoluut geen plaats verdient in het ontwerp van bijzondere wet.

Ten slotte en vooral moet die bepaling worden weggelaten omdat op die manier de weg openligt voor de regionalisering van de Ontwikkelingssamenwerking, waarbij een verkruimeling dreigt van de middelen, die nu al lager liggen dan de engagementen die België op internationaal vlak op zich heeft genomen. Die regionalisering zal de federale regering bovendien een van de belangrijkste hefbomen inzake haar buitenlands beleid ontnemen. Noch de behoeften van de ontwikkelingslanden, noch het imago van België in het buitenland zijn gediend met een dergelijke regionalisering.


Nr. 59 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 5

In het voorgestelde artikel 3 de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) in het eerste lid, de woorden « gewestelijke belastingen » vervangen door het woord « deelstaatbelastingen »;

B) het eerste lid aanvullen als volgt :

« 13º alle belastingen die op 10 juli 2002 nog Rijksbelastingen zijn »;

C) tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid invoegen :

« De federale overheid is bevoegd voor de inning, de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van de in het eerste lid bedoelde belastingen die geheven dienen te worden in het Brussels Hoofdstedelijk Gebied. »

Verantwoording

De indiener is van oordeel dat België in afwachting van de opsplitsing in onafhankelijke staten dient te bestaan uit drie deelstaten : de Vlaamse, de Waalse en de Duitstalige deelstaat, een principe dat overigens ook door professor Senelle wordt verdedigd. Deze deelstaten vervangen de huidige gewesten en gemeenschappen en dienen over een volledige fiscale autonomie te beschikken. Dit houdt in dat alle rijksbelastingen naar de deelstaten worden overgeheveld. De deelstaten financieren op hun beurt de federale staat voor de bevoegdheden die hem nog zijn toebedeeld.

Wat Brussel betreft, worden de belastingen federaal geïnd en blijft de federale overheid bevoegd inzake de belastbare basis, de aanslagvoet en de vrijstellingen. Indien de opbrengst van deze aldus in Brussel gelokaliseerde belastingen ontoereikend is om zowel het federale bestuur over de hoofdstad als de werking van het Brussels Hoofdstedelijk Gebied te financieren, dragen de deelstaten Vlaanderen en Wallonië in het tekort bij naar rato van het aandeel van de betrokken deelstaat in de bevolking van het Rijk met uitsluiting van de bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gebied en van de Duitstalige deelstaat. Dit laatste omdat het Duits geen officiële taal is in het Brussels Hoofdstedelijk Gebied. Vlaanderen draagt op deze wijze het meeste bij voor zijn hoofdstad. Dit impliceert uiteraard dat de Nederlandstaligen in Brussel volwaardig dienen te worden betrokken bij het bestuur van de hoofdstad. Tegelijk is het een investering in de stad die na de onafhankelijkheid van Vlaanderen integraal deel zal uitmaken van de Vlaamse staat, zij het met garanties voor de Franstaligen.

Nr. 60 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 6

Het voorgestelde artikel 4 vervangen als volgt :

« Art. 4. ­ De deelstaten zijn bevoegd inzake de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van de in artikel 3 bedoelde belastingen. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

Niet alleen dienen alle rijks- en gewestbelastingen deelstaatbelastingen te worden, de deelstaten zijn ook volledig bevoegd voor alle aspecten van deze belastingen.

Nr. 61 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 9

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 9. ­ Artikel 6 van dezelfde bijzondere wet wordt opgeheven. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

Volgens de indiener dient er afgestapt te worden van het dotatief systeem, wat impliceert dat het principe van de gedeelde en de samengevoegde belastingen wordt verlaten. Alle rijks- en gewestelijke belastingen dienen overgeheveld te worden naar de deelstaten. In het Brussels Hoofdstedelijk Gebied blijft de federale overheid bevoegd voor de inning, de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen inzake de huidige rijksbelastingen en krijgt ze dezelfde bevoegdheid ten aanzien van alle belastingen die in de deelstaten voortaan als deelstaatbelastingen dienen gekenmerkt te worden.

Nr. 62 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 12

In het voorgestelde artikel 9bis, tweede lid, de woorden « , in het kader van het respect van de fiscale loyauteit, » schrappen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

Indien men opteert voor de toetsing door het Rekenhof van de ontwerpen of voorstellen van decreet die uitvoering geven aan de mogelijkheid voor de gewesten om belastingvermeerderingen en -verminderingen, opcentiemen of kortingen op de personenbelasting toe te staan, moet deze toetsing beperkt blijven tot strikt objectieve criteria. Het respect voor de fiscale loyauteit (sic) is een subjectief criterium. Fiscale concurrentie komt bovendien ook voor tussen lidstaten van de Europese Unie zonder dat dit onoverkomelijke problemen met zich brengt. In de optiek van de indiener vormen het Vlaamse en het Waalse Gewest immers de voorafbeelding van de toekomstige onafhankelijke staten Vlaanderen en Wallonië, die deel zullen uitmaken van de Europese Unie, met dien verstande dat het Brussels Hoofdstedelijk Gebied een geïntegreerd bestanddeel zal vormen van Vlaanderen, uiteraard mits behoud van het tweetalige karakter van het gebied.

Nr. 63 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 15

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 15. ­ Artikel 33 van dezelfde bijzondere wet wordt opgeheven. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

Artikel 33 heeft in zijn totaliteit betrekking op de aan de « gewesten » toegewezen gedeelten van rijksbelastingen. Volgens de indiener dient er afgestapt te worden van het dotatief systeem, wat impliceert dat het principe van de gedeelde en de samengevoegde belastingen wordt verlaten. Alle rijks- en gewestelijke belastingen ­ dus ook de personenbelasting ­ dienen overgeheveld te worden naar de deelstaten. In het Brussels Hoofdstedelijk Gebied blijft de federale overheid bevoegd voor de inning, de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen inzake de huidige rijksbelastingen en krijgt ze dezelfde bevoegdheid ten aanzien van alle belastingen die in de deelstaten voortaan als deelstaatbelastingen dienen gekenmerkt te worden.

Nr. 64 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 18

Het voorgestelde artikel 34 vervangen als volgt :

« Art. 34. ­ De middelen per deelstaat bestaan uit de opbrengst van de in artikel 3 bedoelde deelstaatbelastingen. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

De deelstaten dienen volledig bevoegd te worden voor alle huidige gewestelijke- en rijksbelastingen. De opbrengst van deze belastingen moet volstaan om de uitgaven van de deelstaten te financieren.

Nr. 65 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 25

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 25. ­ Artikel 36 van dezelfde bijzondere wet wordt opgeheven. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

De schrapping van dit artikel vloeit logischerwijze voort uit bovenstaande logica, waarbij komaf wordt gemaakt met de indeling in gemeenschappen en gewesten, en waardoor alle genoemde belastingen worden overgeheveld naar de deelstaten.

Nr. 66 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 19

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 19. ­ Artikel 35 van dezelfde bijzondere wet wordt opgeheven. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

De indiener van dit amendement is van oordeel dat het gehele tewerkstellingsbeleid tot de bevoegdheid van de gewesten dient te behoren. Wat het Brussels Hoofdstedelijk Gebied betreft, is de federale overheid bevoegd. Het is niet wenselijk dat de federale overheid de bevoegdheid van de gewesten inzake tewerkstelling uitholt via de programma's voor wedertewerkstelling van werklozen.

Nr. 67 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 20

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

De indiener is de mening toegedaan dat de deelstaten volledige fiscale autonomie moeten bezitten, wat inhoudt dat zij bevoegd worden voor alle huidige rijksbelastingen, met inbegrip van de personenbelasting. De aldus verkregen middelen volstaan om de bestaande bevoegdheden alsook de bijkomende bevoegdheden, zoals in dit geval de tot op heden federaal gebleven delen van het landbouwbeleid, van de deelstaten te financieren. De personenbelasting als federale bron van financiering valt bovendien weg, wat de deelstaten betreft. In het Brussels Hoofdstedelijk Gebied worden de huidige rijks- en gewestelijke belastingen geïnd door de federale overheid die tevens de heffingsgrondslag, de aanslagvoet en de vrijstellingen inzake deze belastingen bepaalt. De bevoegdheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gebied worden in eerste instantie met deze federaal geïnde middelen gefinancierd.

Nr. 68 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 21

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

De indiener is de mening toegedaan dat de deelstaten volledige fiscale autonomie moeten bezitten, wat inhoudt dat zij bevoegd worden voor alle huidige rijksbelastingen, met inbegrip van de personenbelasting. De aldus verkregen middelen volstaan om de bestaande bevoegdheden alsook de bijkomende bevoegdheden, zoals in dit geval de tot op heden federaal gebleven delen van het landbouwbeleid, van de deelstaten en het Brussels Hoofdstedelijk Gebied te financieren. Indien men er toch voor kiest om de bevoegdheden inzake het landbouwbeleid te financieren met bijkomende federale middelen, dan moet de verdeelsleutel gebaseerd zijn op het aandeel van elk gewest in de primaire sector. Voor Vlaanderen bedraagt het aandeel ruim 75 %.

Nr. 69 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 22

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 68.

Nr. 70 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 26

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 26. ­ Artikel 38 van dezelfde bijzondere wet wordt opgeheven. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

De indiener wil afstappen van een dotatiesysteem. De huidige federale belastingen moeten immers naar de deelstaten worden overgeheveld.

Nr. 71 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

(In hoofdorde)

Art. 27

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 27. ­ Artikel 39, § 2, van dezelfde bijzondere wet wordt vervangen als volgt :

« Het met toepassing van § 1 bekomen bedrag, verminderd met het percentage van hetzelfde bedrag dat overeenstemt met het aandeel van het in het Brussels Hoofdstedelijk Gebied gelokaliseerde gedeelte van de totale opbrengst van de personenbelasting voor het hele Rijk, wordt vanaf 11 juli 2002 verdeeld over de Vlaamse, de Waalse en de Duitstalige deelstaten op basis van het in de betrokken deelstaat gelokaliseerde gedeelte van de totale opbrengst van de personenbelasting voor het hele Rijk. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

De indiener van dit amendement is van oordeel dat een bijkomende dotatie aan de gemeenschappen volstrekt overbodig is, maar enkel is ingegeven door een tomeloze geldhonger van de Franstaligen die daarmee telkens weer blijk geven van een slecht beheer van hun middelen. Zo is het Franstalig onderwijs ­ gerekend per leerling ­ het duurste ter wereld. De bijkomende dotaties moeten wellicht dienen om nog méér onderwijsministers, annex ministeriële hofhouding en kabinettards, te kunnen benoemen.

Tegenover de massale omvang van de bijkomende dotatie die tot en met 2012 gedeeltelijk verdeeld wordt op basis van de voor Vlaanderen nadelige leerlingenaantallen staan slechts een handvol bijkomende bevoegdheden voor de gewesten, die dan ook nog eens aan Brussel worden toegekend.

De indiener vindt bovendien dat de bestaande dotatie dient verdeeld te worden op basis van de lokalisatie van de opbrengst van de personenbelasting. Uiteraard dient hier in de optiek van de indieners te worden verstaan dat de huidige indeling in gewesten en gemeenschappen wordt vervangen door een duidelijke indeling in territoriaal omschreven deelstaten, met daarnaast een specifiek statuut voor het Brussels Hoofdstedelijk Gebied.

Nr. 72 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

(Subsidiair op zijn amendement nr. 71)

Art. 27

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 27. ­ Artikel 39, § 2, van dezelfde bijzondere wet wordt vervangen als volgt :

« De som van het met toepassing van § 1 bekomen bedrag en van het met toepassing van artikel 40bis verkregen bedrag, verminderd met het percentage van deze som dat overeenstemt met het aandeel van het in het Brussels Hoofdstedelijk Gebied gelokaliseerde gedeelte van de totale opbrengst van de personenbelasting voor het hele Rijk, wordt vanaf 11 juli 2002 verdeeld over de Vlaamse, de Waalse en de Duitstalige deelstaten op basis van het in de betrokken deelstaat gelokaliseerde gedeelte van de totale opbrengst van de personenbelasting voor het hele Rijk. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

De indiener van dit amendement is gekant tegen een dotatief systeem. Indien men toch vasthoudt aan een dergelijk systeem, moet ten minste worden voorzien in een verdeling op basis van de opbrengst van de personenbelasting wat betreft zowel de bestaande als de bijkomende dotatie. Uiteraard dient hier in de optiek van de indiener te worden verstaan dat de huidige indeling in gewesten en gemeenschappen wordt vervangen door een duidelijke indeling in territoriaal omschreven deelstaten, met daarnaast een specifiek statuut voor het Brussels Hoofdstedelijk Gebied.

Nr. 73 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 33

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 33. ­ Hoofdstuk III van titel IV van dezelfde bijzondere wet wordt opgeheven. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

De indiener is van oordeel dat moet afgestapt worden van een dotatief systeem. Hij is dus a fortiori gekant tegen het toekennen van bijkomende dotaties. Hoofdstuk III van Titel IV van de bijzondere wet waarin artikel 33 van het ontwerp een afdeling 4 invoegt, heeft betrekking op aan de gemeenschappen toegewezen gedeelten van de opbrengst van belastingen en dient dus in zijn totaliteit afgeschaft te worden.

Nr. 74 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 35

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 35. ­ Titel V van dezelfde bijzondere wet wordt opgeheven. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

De indiener van dit amendement is van oordeel dat de nationale solidariteitstussenkomst niet bijdraagt tot de responsabilisering van de gewesten, de bestaande onevenwichten bestendigt en de defederalisering in de feiten afremt. Derhalve strekt dit amendement ertoe deze tussenkomst af te schaffen.

Nr. 75 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 40

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 40. ­ Artikel 62 van dezelfde bijzondere wet wordt opgeheven. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

De indiener van dit amendement is van oordeel dat de deelstaten over volledige fiscale autonomie moeten beschikken, wat inhoudt dat zij bevoegd worden voor alle huidige gewestelijke en rijksbelastingen. De aldus verkregen middelen volstaan om de bevoegdheden van de deelstaten te financieren en dus ook van het universitair onderwijs dat aan buitenlandse studenten wordt verstrekt.

Nr. 76 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

(Subsidiair op zijn amendement nr. 75)

Art. 40

In artikel 62, § 1, het voorgestelde lid vervangen als volgt :

« Voor het begrotingsjaar 2000 bedraagt de som van deze bedragen 83 825 195,39 euro, verminderd met het percentage van deze som dat overeenstemt met het in de gemeenten van het Duitse taalgebied gelokaliseerde gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting, voor de Vlaamse en de Franse Gemeenschap samen.

Het aldus verminderde bedrag wordt verdeeld volgens de lokalisatie van de opbrengst van de personenbelasting in de betrokken gemeenschappen.

Het in de Vlaamse Gemeenschap gelokaliseerde gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting bestaat uit het in het Vlaamse Gewest gelokaliseerde gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting en uit 20 % van het in het Brussels Hoofdstedelijk Gebied gelokaliseerde gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting.

Het in de Franse Gemeenschap gelokaliseerde gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting bestaat uit het in het Waalse Gewest, met uitzondering van de gemeenten uit het Duitse taalgebied, gelokaliseerde gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting en uit 80 % van het in het Brussels Hoofdstedelijk Gebied gelokaliseerde gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

De indiener van dit amendement is van oordeel dat het krediet in de rijksbegroting ter financiering van het universitair onderwijs dat aan buitenlandse studenten wordt verstrekt, dient verdeeld te worden over de Vlaamse en de Franse Gemeenschap op basis van de lokalisatie van de opbrengst van de personenbelasting.

Momenteel krijgt de Franse Gemeenschap een onevenredig groot aandeel van het krediet omwille van het feit dat de meeste buitenlandse studenten Franstalige instellingen bezoeken. Het kan niet de bedoeling zijn dat de Vlaamse Gemeenschap mee betaalt voor de populariteit van het Franstalig onderwijs bij studenten uit traditioneel Franstalige derdewereldlanden. Het is bekend dat bepaalde Franstalige instellingen inschrijvingsbewijzen verkopen aan dergelijke studenten die vaak enkel uit zijn op een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van hun zgn. studies, terwijl ze in heel wat gevallen de lessen niet of nauwelijks bijwonen. Vlaanderen zou op die manier de ondermijning van onze immigratiewetgeving financieel ondersteunen.

Anders is de situatie wanneer buitenlandse studenten zich aanmelden in het Vlaamse universitair onderwijs. Zij dienen zich immers te bedienen van het Nederlands. De kennis van het Nederlands en de inspanning die hiervoor geleverd wordt, is een duidelijk bewijs van motivatie voor het daadwerkelijk behalen van een diploma. De indiener van dit amendement zou het dan ook logisch vinden mochten meer middelen naar Vlaanderen gaan, zodat een groter aantal buitenlandse studenten kan genieten van allerlei projecten om het Nederlands te verwerven en de Nederlandse cultuur nadien ook te kunnen uitdragen in hun landen van herkomst.

Daarnaast vindt de indiener het niet logisch dat de Duitstalige Gemeenschap mee betaalt voor de financiering van onderwijs dat verstrekt wordt aan buitenlandse studenten door universiteiten van de Vlaamse en de Franstalige Gemeenschap. Daarom moet het bedrag van het krediet dat in de wet is ingeschreven en dat volgens de indieners moet verdeeld worden op basis van de lokalisatie van de opbrengst van de personenbelasting elk jaar verminderd worden met het percentage van het bedrag dat overeenstemt met het in de gemeenten van het Duitse taalgebied gelokaliseerde gedeelte van de personenbelasting. Dit percentage wordt aan de Duitstalige gemeenschap toegewezen, die zelfstandig over de aanwending van deze middelen kan beschikken.

Nr. 77 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 41

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 41. ­ In dezelfde bijzondere wet wordt een artikel 62bis ingevoegd, luidende :

« Art. 62bis. ­ Vanaf het begrotingsjaar 2002 wordt jaarlijks een bedrag bepaald dat overeenstemt met minstens 50 % van de te verdelen winst van de Nationale Loterij, zoals bepaald bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.

Het met toepassing van het eerste lid verkregen bedrag wordt verminderd met een percentage van dit bedrag dat overeenstemt met het aandeel van de in de gemeenten van het Duitse taalgebied aantal geregistreerde deelnemingsformulieren in het totaal aantal deelnemingsformulieren voor het hele Rijk.

Het met toepassing van het tweede lid verkregen bedrag wordt jaarlijks over de Vlaamse en de Franse Gemeenschap verdeeld volgens het aandeel van de in elke Gemeenschap geregistreerde deelnemingsformulieren in het totaal aantal deelnemingsformulieren voor het hele Rijk, met uitzondering van het aandeel van de gemeenten van het Duitse taalgebied.

Als in de Vlaamse Gemeenschap geregistreerde deelnemingsformulieren worden beschouwd de in het Vlaamse Gewest geregistreerde formulieren, alsook 50 % van het aantal van de in het Brussels Hoofdstedelijk Gebied geregistreerde formulieren.

Als in de Franse Gemeenschap geregistreerde deelnemingsformulieren worden beschouwd de in het Waalse Gewest, met uitzondering van de gemeenten van het Duitse taalgebied, geregistreerde formulieren, alsook 50 % van het aandeel van de in het Brussels Hoofdstedelijk Gebied geregistreerde formulieren.

De voormelde bedragen worden gestort bij middel van voorschotten die op 30 juni en 31 december van het betrokken boekjaar niet hoger mogen zijn dan respectievelijk 50 % en 80 % van de voorlopige winstverdeling van de Nationale Loterij zoals in Ministerraad bepaald. »

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

De indiener van dit amendement is van oordeel dat het aan de gemeenschappen toegewezen gedeelte van de te verdelen winst van de Nationale Loterij te gering is, rekening houdend met de ruime bevoegdheden die de indiener van dit amendement wil toekennen aan de gemeenschappen. De indiener is tevens van oordeel dat een objectief criterium aan de grondslag moet liggen van de verdeling van de winst. Hij stelt dan ook voor de lokalisatie van de registratie van de deelnemingsformulieren als uitgangspunt te nemen.

Nr. 78 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 42

In het voorgestelde artikel 62ter de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. in de eerste zin van het eerste lid worden de woorden « en de Franse Gemeenschap » geschrapt;

B. de tweede zin van het eerste lid wordt geschrapt;

C. in het tweede lid worden de woorden « worden deze bedragen » vervangen door de woorden « wordt dit bedrag ».

Verantwoording

Zie de verantwoording van amendement nr. 59.

Aangezien de Nationale Plantentuin wordt overgedragen aan de Vlaamse Gemeenschap, is het voor de indiener van dit amendement logisch dat ook de voorziene bijkomende middelen aan de Vlaamse Gemeenschap worden toegekend.

Nr. 79 VAN DE HEER VAN HAUTHEM

Art. 58

Dit artikel vervangen als volgt :

« Deze wet, met uitzondering van de artikelen 19, 49, 50 en 56 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2001, treedt in werking op het ogenblik dat de bijzondere wet van (...) houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen in het Belgisch Staatsblad verschenen is. »

Joris VAN HAUTHEM.