Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-2283

van Guido De Padt (Open Vld) d.d. 6 mei 2011

aan de minister van Justitie

Camerabewaking - Recht op veiligheid - Recht op privacy

videobewaking
beveiliging en bewaking
openbare veiligheid
eerbiediging van het privé-leven
criminaliteit

Chronologie

6/5/2011Verzending vraag
1/12/2011Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-2284

Vraag nr. 5-2283 d.d. 6 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In de Panorama-reportage " We zijn gezien " van 1 mei 2011 werden de veelvuldige bedreigingen van onze privacy onder de loep genomen. Een van deze bedreigingen is het uitdijend netwerk van bewakingscamera's in België. Vooral in de politiezone Westkust is de situatie frappant. Daar wordt elke wagen die de zone binnenrijdt automatisch geregistreerd door een van de zestig camera's. In het openbaar vervoer is de camera-indigestie al even groot. Bij de Belgische spoorwegen alleen al hangen er 2 800 camera's. Ook winkeliers en particulieren blijven niet achter. Ruim de helft van de Belgische winkels is uitgerust met een of meerdere camera's.

De plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's is mogelijk doordat het recht op privacy niet absoluut is. Als er sprake is van een dringende maatschappelijke behoefte, zoals het garanderen van het recht op veiligheid, mag iemands privacy geschonden worden. Een belangrijke vraag is aldus of camerabewaking onze samenleving echt veiliger maakt. In België is er tot op heden geen nauwgezette analyse over het nut en effect van cameratoezicht. Studies uit het Verenigd Koninkrijk tonen alvast geen grote doeltreffendheid van camera's aan. De daling van de delinquentiegraad door camerabewaking is er te verwaarlozen en slechts een camera op duizend helpt bij het oplossen van een misdrijf. Een mager resultaat voor een netwerk waar we ons grondwettelijk recht op privacy voor opofferen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Hoeveel closed-circuit television (CCTV)-camera's staan er momenteel op niet-besloten plaatsen in België? Hoeveel sprekende en luisterende straatcamera's zijn er? Hoeveel bedroeg de totale kostprijs?

2) Beschikt u over cijfergegevens omtrent de invloed van camerabewaking op de criminaliteit in België? Neemt de delinquentiegraad af op plaatsen waar er cameratoezicht is? Hoeveel procent van de camera's helpen een misdrijf oplossen? Verplaatst criminaliteit zich naar plaatsen zonder cameratoezicht? Wat concludeert u op basis van deze cijfers?

3) Acht u het wenselijk om elke plaatsing van een bewakingscamera op een niet-besloten plaats te toetsten aan een onafhankelijke openbare instantie, zoals de privacycommissie, op de noodzaak ervan?

4) Hoeveel procent van de geregistreerde beelden worden geanalyseerd? Is er een gebrek aan gekwalificeerde politieagenten die het overaanbod van videogegevens kunnen afwegen? Zo ja, zijn softwaresystemen die ongewenst gedrag registreren en alarmeren aan de dispatching van de politie hier een oplossing voor?

5) Deelt u de mening dat de balans tussen vrijheid en veiligheid ontspoord is? Zo ja, welke maatregelen zal u treffen om het evenwicht te herstellen?

6) Deelt u mening dat er van het grondwettelijk recht op privacy slechts mag worden afgeweken als andere, mindere ingrijpende middelen, zoals politiepatrouilles of wijkagenten, niet het gewenste effect hebben (het proportionaliteitsbeginsel)?

Antwoord ontvangen op 1 december 2011 :

1.2.4. Deze vragen vallen onder de bevoegdheid van mijn collega van Binnenlandse Zaken.

3. De wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s bevat reeds een antwoord op de vraag. Artikel 5, § 1, bepaalt dat de beslissing tot het plaatsen van één of meer bewakingscamera's in een niet-besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking, die zijn beslissing meedeelt aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, een onafhankelijke commissie die onder de Kamer van Volksvertegenwoordigers ressorteert.

5. Het evenwicht tussen veiligheid en vrijheid wordt gewaarborgd door artikel 4 van bovenvermelde wet van 21 maart 2007, die bepaalt dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van toepassing is op bewakingscamera's.

6. Ik verwijs naar de toelichtingen op de website van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Wanneer men een bewakingscamera wenst te installeren en te gebruiken dient men rekening te houden met het proportionaliteitsbeginsel.

Dat houdt in: