5-2328/2

5-2328/2

Belgische Senaat

ZITTING 2013-2014

20 NOVEMBER 2013


Wetsontwerp houdende diverse bepalingen met het oog op de verbetering van de positie van het slachtoffer in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW VAN HOOF EN DE HEER SWENNEN


I. INLEIDING

Het wetsontwerp houdende diverse bepalingen met het oog op de verbetering van de positie van het slachtoffer in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten werd oorspronkelijk ingediend in de Kamer van volksvertegenwoordigers als een wetsontwerp van de regering op 20 augustus 2013 (stuk Kamer, nr. 53-2999/1).

Het wetsvoorstel werd door de Kamer van volksvertegenwoordigers op 7 november 2013 aangenomen met 134 stemmen bij 1 onthouding, en werd op 8 november 2013 aan de Senaat overgezonden.

De commissie voor de Justitie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 20 november 2013, in aanwezigheid van de minister van Justitie.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR MEVROUW TURTELBOOM, MINISTER VAN JUSTITIE

Voorliggend wetsontwerp beoogt een aantal aanpassingen door te voeren aan de wet van 17 mei 2006 om de positie van het slachtoffer in het kader van de strafuitvoering te verbeteren.

De wet van 17 mei 2006 kende reeds een belangrijke aandacht toe aan de rechten van het slachtoffer in het kader van de strafuitvoering. Die werden gevoelig uitgebreid in vergelijking met de positie van het slachtoffer onder de « oude wet » voorwaardelijke invrijheidstelling van 1998. Ook in vergelijking met andere Europese landen, die een belangrijke rol toebedelen aan het slachtoffer, kan worden gesteld dat de rechten in België toegekend aan het slachtoffer in de fase van de strafuitvoering, uitgebreid zijn.

Deze vaststelling betekent vanzelfsprekend niet dat er geen nood of ruimte zou zijn voor een verdere verbetering van de positie van het slachtoffer in de strafuitvoering. Immers, zowel van de slachtoffers zelf als van de actoren op het terrein, bereiken ons signalen dat de wet op een aantal punten moet worden gewijzigd teneinde aan de behoeften van de slachtoffers tegemoet te komen.

Het wetsontwerp gaat in op de volgende aspecten van de procedure :

— ‏de omschrijving van het begrip « slachtoffer » wordt verruimd en ook aangepast aan de nieuwe Europese regelgeving ter zake;

— ‏een verduidelijking en een uitdieping van de tegenaanwijzingen met betrekking tot het slachtoffer, waarmee de strafuitvoeringsrechtbank rekening moet houden bij de toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit;

— ‏de bepaling van een eenvormig « slachtoffermoment » op de zitting;

— ‏de vereenvoudiging en de bespoediging van de kennisgeving van de beslissing aan het slachtoffer.

De afgelopen maanden werden we geconfronteerd met de vraag van een aantal slachtoffers om toegang te krijgen tot het strafuitvoeringsdossier. Dit is echter een delicate kwestie die met de nodige omzichtigheid en met respect naar alle betrokkenen toe in overweging moet worden genomen. Het strafuitvoeringsdossier bevat immers vele elementen die betrekking hebben op de sociale reclassering van de veroordeelde. Het is niet verkieslijk dat het slachtoffer daar inzage in zou hebben. De minister herinnert ook aan het opzet van de wetgever in 2006 dat het slachtoffer voorwaarden formuleert vanuit zijn eigen situatie, enkel rekening houdend met zijn eigen noden.

Dit neemt niet weg dat een oplossing moet worden geboden aan de behoeften van de slachtoffers, echter zonder dat daartoe inzage in het strafuitvoeringsdossiers noodzakelijk is. We moeten streven naar een kader dat het slachtoffer de mogelijkheid en de ruimte geeft om zich uit te drukken. Het slachtoffer moet immers de mogelijkheid worden geboden om zijn ervaringen, verwerkingen, angsten en verwachtingen te kunnen voorleggen. Deze geven een inzicht in het waarom het slachtoffer vraagt bepaalde slachtoffergerichte voorwaarden op te leggen en kan de rechter helpen bij het nemen van zijn uiteindelijke beslissing.

Voorliggend wetsontwerp stelt voor om aan de verwachtingen van de slachtoffers tegemoet te komen door te voorzien in een specifiek debat voor de strafuitvoeringsrechtbank waarin de tijd wordt genomen om deze slachtoffergerichte voorwaarden aan bod te laten komen. Het wetsontwerp expliciteert dat op de zitting van de strafuitvoeringsrechtbank een moment moet worden bepaald dat volledig gewijd is aan de slachtofferthematiek, waarbij het slachtoffer de mogelijkheid krijgt om de slachtoffergerichte voorwaarden die het vraagt toe te lichten en te kaderen in zijn ervaringen en verwerkingen.

Wat betreft de vereenvoudiging en de bespoediging van de kennisgeving van de beslissing aan het slachtoffer, verduidelijkt de minister dat het slachtoffer momenteel schriftelijk van de beslissing op de hoogte wordt gebracht, met een gewone brief. Een brief kan er soms verscheidene dagen over doen vooraleer hij het slachtoffer daadwerkelijk bereikt, bijvoorbeeld wegens een weekend.

De praktijk toont aan dat het slachtoffer de gedetineerde al kan ontmoeten nog voordat de brief dat slachtoffer bereikte, of dat het slachtoffer via de media op de hoogte wordt gebracht van de vrijlating. Om dat in de toekomst te voorkomen, voorziet deze bepaling erin dat het slachtoffer zo snel als mogelijk op de hoogte zal worden gebracht van de beslissing. De beslissing moet op zijn minst binnen vierentwintig uur ter kennis worden gebracht via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel, bijvoorbeeld mail, fax of eventueel brief.

De minister besluit door te benadrukken dat het voorliggende wetsontwerp ervoor zorgt dat de rechten van de slachtoffers beter worden nageleefd. Deze mensen kregen al met zeer ernstige feiten te maken en hoeven geen tweede keer « slachtoffer » te worden in het kader van de strafuitvoeringsmodaliteiten.

III. BESPREKING EN STEMMINGEN

Mevrouw Faes verklaart dat haar fractie dit wetsontwerp, dat de status van de slachtoffers verbetert, steunt. Er zouden echter nog wat inspanningen mogen worden geleverd om de burgerlijke partij en het slachtoffer beter te informeren, vóór de zitting van de strafuitvoeringsrechtbank. Er kan tevens nog gewerkt worden aan de motiveringsverplichting die rust op de strafuitvoeringsrechtbank.

De artikelen 1 tot en met 35 geven geen aanleiding tot opmerkingen en worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Met dezelfde eenparigheid heeft de commissie beslist vertrouwen te schenken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteurs, De voorzitter,
Els VAN HOOF. Guy SWENNEN. Alain COURTOIS.

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 53-2999/6).