5-1494/1 | 5-1494/1 |
21 FEBRUARI 2012
In 2008 bedroegen de totale uitgaven van de federale overheid voor ontwikkelingssamenwerking meer dan 1,7 miljard euro. Een belangrijk deel van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, de niet-gouvernementele samenwerking, wordt uitgevoerd door niet-gouvernementele organisaties (ngo's) die daarvoor worden gesubsidieerd door de directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS). In 2008 ontvingen de NGO's van de DGOS voor een totaal bedrag van 313 447 000 euro aan betoelaging (programma- en projectfinanciering), de subsidies voor projecten in het kader van het Belgisch overlevingsfonds en andere subsidies vanwege de federale overheid (bijvoorbeeld voor noodhulp) niet inbegrepen.
De NGO's ontvangen eveneens subsidies van andere overheden. Coprogram, de Vlaamse federatie van NGO's voor ontwikkelingssamenwerking, telt zeventig leden, waaronder de koepel « 11.11.11 ». De bij Coprogram aangesloten organisaties ontvingen in 2009, volgens gegevens gepubliceerd op de webstek van de federatie, behalve 132 791 200 euro aan federale subsidies, 11 949 299 euro aan subsidies van de gewesten en gemeenschappen, 2 064 789 euro aan provinciale subsidies, 1 347 754 euro aan gemeentelijke subsidies, 22 942 961 euro aan Europese subsidies en 31 955 933 euro aan « andere subsidies ». Dat brengt het totale bedrag aan overheidssubsidies dat de leden van Coprogram in 2009 ontvingen op 203 051 736 euro. Daartegenover staat, eveneens voor 2009, een bedrag van 284 394 156 euro aan « eigen middelen », waarvan 109 979 138 euro aan giften. De Coprogram-leden haalden dus in 2009 41,66 % van hun middelen uit subsidies.
In 2010 kreeg « 11.11.11 » bijvoorbeeld voor 7 058 678 euro subsidies, waarvan 6 212 169 van DGO5, 452 428 van andere overheden, 330 081 in de vorm van tewerkstellingspremies, 349 771 van de Nationale Loterij en 442 557 van « diversen ».
Het is duidelijk dat de NGO's beschikken over zeer belangrijke financiële middelen, waarvan een aanzienlijk deel afkomstig is van overheidssubsidies. Naast die subsidies is er nog de niet te versmaden financiering door de Nationale Loterij. Bij de volgende NGO's overtroffen de subsidies zelfs de eigen middelen (2009, webstek van Coprogram) :
ONG — NGO | Fonds propres (euros) — Eigen middelen (euro) | Subsides (euros) — Subsidies (euro) |
AADC | 19 657 | 114 611 |
ACTEC | 1 229 905 | 3 043 967 |
ADG | 213 122 | 1 422 606 |
Atol | 280 386 | 377 923 |
AUTRE TERRE | 265 548 | 845 832 |
Terre Nouvelle. — Bevrijde Wereld | 1 067 269 | 3 126 654 |
Caritas | 3 853 964 | 18 905 955 |
CDI Bwamanda | 808 733 | 1 798 675 |
CEC | 15 197 | 268 548 |
CEMUBAC | 190 707 | 1 893 239 |
CETRI | 62 706 | 306 144 |
CNCD | 958 088 | 2 258 873 |
COTA | 209 857 | 460 248 |
Croix-Rouge B | 3 980 206 | 5 022 831 |
CSA | 54 784 | 321 226 |
DBA | 346 773 | 356 190 |
Djapo | 165 786 | 972 132 |
DMOS | 4 237 500 | 6 030 423 |
DYNAMO | 26 827 | 517 876 |
FDH | 279 907 | 481 154 |
FIAN Belgium | 26 470 | 40 405 |
Fos-Socialistische Solidariteit | 1 421 792 | 4 664 849 |
Handicap International | 6 624 873 | 13 355 142 |
Ipis | 110 683 | 501 255 |
KBA/FONCABA | 241 779 | 265 856 |
Le Monde Selon Les Femmes | 361 200 | 576 402 |
LOUVAIN DÉVELOPPEMENT | 1 858 975 | 5 000 155 |
Max Havelaar | 340 790 | 532 565 |
MEMISA | 2 708 196 | 6 299 469 |
CNA. — NKO | 76 398 | 210 543 |
Oxfam Solidarité. — Oxfam Solidariteit | 10 126 974 | 12 920 013 |
PETITS PAS | 233 244 | 244 166 |
PHOS | 17 595 | 200 767 |
PROTOS | 987 041 | 6 996 424 |
PS | 622 264 | 1 325 256 |
QUINOA | 92 440 | 328 207 |
Rotary clubs | 86 786 | 368 535 |
SCI | 44 413 | 485 163 |
SOS LS&D | 223 097 | 326 443 |
SOS Faim | 1 462 431 | 4 352 965 |
Fonds de Soutien Tiers Monde. — Steunfonds Derde Wereld | 228 224 | 1 070 640 |
Studio Globo | 349 491 | 1 621 944 |
Trias | 3 800 504 | 8 234 187 |
UCOS | 69 934 | 169 878 |
Umubano | 42 201 | 221 571 |
VIC | 508 449 | 2 333 334 |
Viva Africa | 158 533 | 505 601 |
Volens | 1 658 929 | 4 908 678 |
Îles de paix. — Vredeseilanden | 4 128 685 | 6 638 678 |
Wereldmediateek | 102 099 | 181 792 |
Solidarité mondiale. — Wereldsolidariteit | 2 831 351 | 5 313 192 |
Het is van essentieel belang dat de overheidsmiddelen die de NGO's ontvangen correct en efficiënt worden besteed. Dat betekent enerzijds dat de middelen moeten worden gebruikt voor de doelen die zijn vastgelegd in de statuten van de NGO, doelen waarvoor de overheid heeft beslist om subsidies te betalen en die moeten aansluiten bij de zogenaamde Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen, zoals geformuleerd tijdens de Millenniumtop van de Verenigde Naties in september 2000 :
— extreme armoede en honger bestrijden;
— basisonderwijs voor iedereen;
— gelijke kansen voor de vrouwen;
— kindersterftecijfer terugdringen;
— de gezondheid van moeders verbeteren;
— HIV/aids, malaria en andere dodelijke ziekten bestrijden;
— zorgen voor een duurzaam milieu;
— een wereldpartnerschap voor ontwikkeling creëren.
Anderzijds moeten de middelen efficiënt worden gebruikt, zodat de overheidssubsidies maximaal terechtkomen bij de hulpbehoevenden. Indien de ontvangen subsidies niet correct of efficiënt worden ingezet, betekent dit dat overheidsgeld bedoeld voor ontwikkelingshulp niet bij de hulpbehoevenden geraakt. Op dit ogenblik gebeuren er te weinig controles door de overheid om te garanderen dat de honderden miljoenen euro die de NGO's ontvangen, worden aangewend op de meest efficiënte manier. Met het geld dat niet doelmatig wordt aangewend, kunnen kinderen van de hongerdood worden gered, kunnen ziekten worden bestreden, kan onderwijs worden gegeven aan kinderen die daar nu van verstoken zijn, enz. De overheid heeft derhalve een zeer grote morele verantwoordelijkheid om te garanderen dat het ontwikkelingsgeld dat aan de NGO's wordt gegeven, zo goed mogelijk wordt besteed. Thans bestaat deze garantie helaas niet. In dat verband kan worden gewezen op diverse pijnpunten :
— er bestaat te weinig transparantie over de besteding van de middelen, niet alleen wat de uitgaven in België betreft, maar ook wat de uitgaven in de partnerlanden betreft;
— het overheidsgeld wordt soms voor doeleinden aangewend die niet stroken met de beleidsdoelstellingen van de overheid en met de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen;
— ngo's spenderen een groot deel van hun subsidies aan studies, reclame, consultants, zodat slechts een beperkt deel van de subsidies uiteindelijk terechtkomt bij de echte hulpbehoevenden;
— sommige NGO's transfereren grote bedragen naar hun internationale moederorganisatie.
In 1997 formuleerde het Rekenhof een reeks aanbevelingen aan het toenmalige ABOS (Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking) over de NGO's. Sindsdien zijn de federale overheidssubsidies aan de NGO's minstens verdubbeld, maar het Rekenhof stelde in een verslag aan de Kamer van volksvertegenwoordigers dat dateert van oktober 2005, vast dat de aanbevelingen van de opvolgingscommissie inzake de indirecte bilaterale samenwerking via NGO's nog steeds niet optimaal werden gerealiseerd.
Het verslag van het Rekenhof wijst onder meer op het volgende :
— de operationele beleidsdoelstellingen en -prioriteiten van de NGO's ontbreken of ze zijn onvoldoende duidelijk. Soms zijn hun doelstellingen ook weinig concreet. Dit maakt een behoorlijke afstemming van beide onmogelijk. De evaluatie van het beleid, zowel ex-ante als ex-post, wordt daardoor lastig;
— voor de indirecte samenwerking via NGO's moet de minister beleidsdoelstellingen opstellen die sporen met de hoofddoelstellingen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking zoals omschreven in de wet van 25 mei 1999. Deze beleidsdoelstellingen moeten vervolgens toetsbaar worden gemaakt en geoperationaliseerd. Vervolgens moet de administratie erop toezien dat de NGO-doelstellingen, waarvoor subsidies zijn aangevraagd, toetsbaar zijn geformuleerd. Hierdoor kan worden beoordeeld of de doelstellingen zijn afgestemd op het beleid en of ze uiteindelijk worden bereikt. De doelgerichtheid van het uitgevoerde beleid zou een toets moeten ondergaan door de waarderingen van de programma's terug te koppelen naar de beleidsdoelstellingen;
— de controleprocessen van de administratie moeten op punt worden gesteld. De administratie moet gerichte controles doen naar de aanwending van de subsidies op het hoofdkantoor van de NGO's, en gebruik maken van controlehandleidingen. Hiervan moet dan een controleverslag worden gemaakt. Tevens stelt het Rekenhof vast dat de kwaliteit van lokale auditverslagen vaak te wensen overlaat.
Een aantal bevindingen uit het rapport van het Rekenhof doen op zijn minst de wenkbrauwen fronsen. Wat de activiteiten in België betreft (educatie en dienstverlening), werd door het Rekenhof vastgesteld dat vaak restauranttickets en/of btw-bonnetjes voor lunches worden ingediend ter verantwoording van een deel van de subsidie. Ook worden frequent facturen, kastickets en onkostennota's voor de aankoop van dranken en spijzen in rekening gebracht, zonder dat kan worden gecontroleerd of ze hebben gediend voor werklunches of bijeenkomsten die rechtstreeks de verwezenlijking van de doelstellingen van een actie ten goede zijn gekomen. De mate waarin dergelijke onkosten worden aangerekend varieert sterk van NGO tot NGO en van actie tot actie. Het Rekenhof wijst er tevens op dat de NGO's het moeilijk hebben om bij grote aankopen en investeringen met subsidiemiddelen de concurrentie te laten spelen door de prijs te vragen aan verschillende aannemers of leveranciers. Verder blijkt uit de aan het Rekenhof voorgelegde stukken (zowel jaarverslag als verantwoordingsstukken) bijvoorbeeld ook dat de subsidiëring van de inzet van coöperanten niet helemaal transparant is. Nochtans is de reglementering duidelijk : de uitgaven voor NGO-coöperanten worden enerzijds gesubsidieerd op basis van de reële kosten en anderzijds op forfaitaire wijze in geval van kosten eigen aan de NGO. De uitgaven op basis van reële kosten worden exhaustief opgesomd in het koninklijk besluit van 18 juli 1997 en verder uitgewerkt in het ministerieel besluit van 25 september 1998 : een maandelijkse subsidie, desgevallend verhoogd met een gezinssubsidie en een ervaringssubsidie, kinderbijslag, kraamgeld, adoptiepremie, schoolgeld, sociale zekerheid, bijstands- en repatriëringsverzekering, een aanvullende verzekering voor een gewaarborgd inkomen bij ziekte, een subsidie voor reis- en bagagekosten en een subsidie voor vormingskosten. Het ministerieel besluit stelt duidelijk dat alleen deze kosten ten laste komen van de subsidie. Volgens het Rekenhof worden deze principes echter uitgehold doordat de coöperanten daarbovenop allerhande bijkomende weddetoelages en vergoedingen krijgen, waarvan de hoogte niet is bepaald in de reglementering, en die ten laste van de subsidie aan de NGO worden toegekend in het kader van de activiteit partnerfinanciering. De toegekende bedragen kunnen dan ook verschillen van persoon tot persoon, van NGO tot NGO en van land tot land, zonder dat er globale, objectieve voorschriften zijn vastgelegd. Zo werd vastgesteld dat coöperanten bijkomende lokale wedden, dagvergoedingen, bepaalde verzekeringspremies, bijdragen aan coöperantenfonds, groepsverzekering en dergelijke meer krijgen die ten laste worden gelegd van de overheidssubsidie.
Er bestaan sterke aanwijzingen dat de middelen die de NGO's vanwege de overheid ontvangen niet altijd ten goede komen aan de hulpbehoevenden in het Zuiden. Een studie van ActionAid International wees uit dat in 2004, 48 % van de Belgische ontwikkelingshulp zogenaamde « spookhulp » was en in 2003 bedroeg dit zelfs 64 %. Wat bijvoorbeeld Nederland betreft, was »slechts » 32 % van de ontwikkelingshulp in 2004 « spookhulp ». Een belangrijk deel van het budget van de NGO's wordt niet in de Derde Wereld, maar in eigen land uitgegeven. Naar schatting wordt ongeveer 20 % van het budget van de NGO's besteed aan de werking in België. Daarnaast worden soms aanzienlijke bedragen getransfereerd naar het internationale moederbedrijf of naar bevriende NGO's. Het gevolg van laatstgenoemde transfers is ondoorzichtigheid, hetgeen de controle door de overheid nagenoeg onmogelijk maakt : DGOS subsidieert een Belgische NGO, die (een deel van) de subsidie transfereert naar een andere Belgische NGO, die het op haar beurt transfereert naar een lokale NGO in het partnerland, die het besteedt voor de hulpbehoevenden. Iedere overdracht leidt tot vertraging; iedere overdracht gaat gepaard met bijkomende administratie- en personeelskosten; door iedere overdracht wordt het voor de overheid moelijker om te controleren of de oorspronkelijke subsidie op een doeltreffende wijze werd aangewend voor real aid in functie van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen.
Als voorbeeld nemen we « 11.11.11. ». Met 15,77 % van de bruto-opbrengsten betaalde « 11.11.11 » in 2010 naar eigen zeggen onder meer personeel, huisvesting, affiches, mailings, tv- en radiospots. Op hun webstek www.11.be lezen we verder : « De overige 84,23 % van de bruto-opbrengsten, een bedrag van 4 796 691 euro dient rechtstreeks voor de realisatie van onze doelstellingen. Hiervoor hanteren we steeds dezelfde verdeelsleutel. Het rechtse diagram geeft de vaste verdeelsleutel weer van de verdeling van de netto-opbrengsten : 53 % gaat naar onze lidorganisaties en naar samenwerkingsverbanden, 25 % besteden wij — op vraag van onze zuidpartners — aan educatie en beleidsbeïnvloeding in het Noorden, 22 % investeert 11.11.11 rechtstreeks in partners in het Zuiden. » Een snelle berekening wijst dus uit dat in werkelijkheid slechts 18,5 % van de bruto-opbrengsten rechtstreeks naar het Zuiden gaat. Meer dan de helft gaat naar lidorganisaties en samenwerkingsverbanden, wat de transparantie natuurlijk niet ten goede komt.
Volgens een artikel in de Financial Times van december 2005 zou dan weer een derde van al het tsunami-geld aan administratie en personeel zijn besteed. Ook het personeel betekent een belangrijke kost voor de Belgische NGO's. In 2009 waren in de sector van de ontwikkelingssamenwerking 1 801 personen tewerkgesteld in België (het zogenaamde noordpersoneel) en nog eens 961 in het Zuiden (expats). Ten opzichte van 2002 nam het « noordpersoneel » met 40 % toe. Handenvol geld gaat ook naar professionele marketingbedrijven, die de campagnes ontwikkelen of naar professionele fondsenwervers. Dit zijn gespecialiseerde bedrijven die honderden professionele fondsenwervers in dienst hebben. Deze fondsenwervers doen zich voor als onbezoldigde vrijwilligers van de NGO, maar ontvangen in werkelijkheid een behoorlijk loon. Een belangrijk deel van de giften gaat derhalve naar deze fondsenwervers en komt evenmin terecht bij de hulpbehoevenden.
Bepaalde NGO's besteden een zeer groot gedeelte van hun budget aan studies, educatie, sensibilisering en beleidsbeïnvloeding. De koepel « 11.11.11 » bijvoorbeeld spendeerde in 2008 24,64 % van zijn totale budget aan sensibilisering en beleidsbeïnvloeding in het Noorden, goed voor een bedrag van 3 141 416 euro. Tellen we daarbij de kosten voor algemeen beheer (1 651 888 euro ofwel 12,9 %), de kosten voor fondsenwerving (775 883 euro ofwel 6 %) en de « overige kosten » (361 850 euro ofwel 2,8 %), dan komen we aan een bedrag van 5 931 037 euro op een totaal budget in 2008 van 12 751 229 euro. Dat betekent dat maximaal 53,49 % van het budget uiteindelijk terechtkomt bij de hulpbehoevenden in het Zuiden. In de praktijk zal het nog heel wat minder zijn, gelet op het feit dat ook de partners van « 11.11.11 » in het Zuiden en de leden waaraan « 11.11.11 » een deel van zijn middelen transfereert voor de verwezenlijking van hun actieplannen, personeels- en administratiekosten maken. « 11.11.11 » haalt bijna de helft van zijn middelen uit subsidies. Het grootste gedeelte van die subsidie komt dus uiteindelijk niet terecht bij de hulpbehoevenden. Bevrijde Wereld, dat bijna 75 % van zijn inkomsten uit subsidies haalt, besteedde in 2009 12 % van zijn uitgaven aan educatie, terwijl de algemene administratie, de communicatie, de fondsenwerving en de opvolging van de partnerwerking samen goed waren voor 16 %. Bij Louvain Développement, dat voor 72,9 % gesubsidieerd wordt, zijn alleen al de wedden, sociale lasten en pensioenen samen goed voor 24,47 % van de uitgaven. Oxfam Solidariteit, dat 56,1 % van zijn middelen uit subsidies put, besteedt 11 % van zijn uitgaven aan zogenaamde noord-acties, terwijl 11 % naar fondsenwerving gaat en 6 % van de uitgaven verband houdt met de kosten voor algemeen beheer. Vredeseilanden, dat in 2009 61,7 % van zijn inkomsten uit subsidies betrok, besteedde dat jaar 10,89 % van zijn uitgaven aan zijn zogenaamde Noord-programma, 10,44 % aan algemene beheerskosten en 8,36 % aan fondsenwerving. Bij Wereldsolidariteit, dat voor 65 % wordt gesubsidieerd door de overheid, gaat 15,85 % naar de « noordwerking, terwijl algemeen beheer en fondsenwerving samen goed zijn voor 8,48 % van de uitgaven. Op Europees niveau zijn de wantoestanden trouwens nog ernstiger. Derk-Jan Eppink schreef hierover op 8 november 2009 : « Volgens de eigen gegevens besteedt 11.11.11 maar liefst 25 % aan politiek lobbywerk in Brussel onder het mom van educatie en bewustmaking. Slechts 22 % van het geld gaat « in een directe vorm » naar partners in de derde wereld. Dat is karig. Veel gewone burgers vragen zich terecht af of het geld wel bij de armen terechtkomt. De problemen van 11.11.11 zijn maar het topje van de ijsberg. In de EU zit de NGO-industrie in de dieperik nadat het Europees Rekenhof, in rapport 4/2009, ernstige kritiek leverde op de gebrekkige wijze waarop NGO´s bijna 1 miljard euro uitgeven. Volgens het Rekenhof gaapt er « een enorme kloof tussen de verplichtingen die NGO´s aangaan en de realisaties op het terrein ». Veel projecten worden niet goed uitgevoerd, terwijl « volledige en betrouwbare gegevens ontbreken ». Het Rekenhof noemt dit « uiterst betreurenswaardig ». Bovendien stelt het Rekenhof dat de « kwantiteit » van de hulp belangrijker lijkt te zijn dan de « kwaliteit ». De NGO's willen steeds meer EU-gelden uitgeven. In 2006 was dat 836 miljoen euro, in 2007 915 miljoen euro en in 2008 1 miljard euro. Maar het Rekenhof kwam uiteindelijk met de vernietigende vaststelling dat veel projecten « niet duurzaam » zijn. Tijdens een hoorzitting in het Europees Parlement op 5 oktober verwoordde Koos Richelle, directeur-generaal van het hulpbeleid bij de Europese Commissie, het probleem als volgt : « Er is een grote kans dat een project in elkaar stort zodra hulpverleners vertrekken. » [...] In Brussel draaien circa 1 500 NGO's om de Europese subsidiepotten. De meeste van hen weigeren zich bij de Commissie te registreren zoals commerciële lobbyisten moeten doen. Zij voelen zich met hun « nobele intenties » verheven boven die doorsneelobbyisten. De maakbaarheid van de samenleving is beperkt. De Europese Commissie bestiert jaarlijks 40 000 projecten in de derde wereld. Dat is bizar veel. Europees ontwikkelingsbeleid is een soort planeconomie op afstand. Ambtenaren bedenken projecten op de tekentafels in Brussel, terwijl NGO's deze op het terrein moeten uitvoeren. Dat lukt hen net zomin als het Staatsplanbureau dat de economie van de Sovjet-Unie wilde organiseren. »
Ook in ons land hebben de grote NGO's voltijdse lobbyisten in dienst, die worden gesteund door gespecialiseerde werkgroepen en de Belgische politici trachten te beïnvloeden. Dankzij de ruime financiële middelen waarover zij beschikken, de lobbyisten die zij in dienst hebben, de zeer vele bezoldigde medewerkers op studiediensten en in de administratie en door hun uitstekende politieke contacten slagen de NGO's er niet alleen in om het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking effectief te beïnvloeden, maar worden ze daarenboven steeds meer politiek actief in dossiers die geen verband houden met hun statutaire doelstellingen, laat staan met de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen. Nochtans beschikken de NGO's daarvoor niet over enig democratisch mandaat. Ze hebben doorgaans zeer weinig aangesloten leden, laat staan dat ze verkozen zijn door de bevolking, of dat ze op een andere wijze een breed draagvlak hebben.
Sommige politieke acties van NGO's die actief (zouden moeten) zijn op het vlak van ontwikkelingssamenwerking, hebben zelfs een impact op de internationale betrekkingen van België. Zo riepen Oxfam en Vrede VZW in de context van het Joods-Palestijns conflict op tot een volledige boycot van Israëlische producten. Samen met andere NGO's, zoals « 11.11.11 », Pax Christi en CNDC (de Franstalige tegenhanger van « 11.11.11 »), namen ze ook prominent deel aan een betoging in 2002 in Brussel voor Palestina en tegen Israël. Oxfam België is eveneens een van de organisaties die opriep tot een boycot van Amerikaanse producten wegens de oorlog in Irak. In andere landen waren er slechts een handvol organisaties die een dergelijke boycot steunden. In België daarentegen werd de boycot gesteund door vele tientallen organisaties, meestal NGO's. Ook acties tegen voormalig president Bush en tegen de NAVO konden op bijval rekenen van de NGO's. In een interview met Solidair, het weekblad van de PVDA, noemde Ludo De Brabander van Vrede VZW de strijd tegen de NAVO eind 2010 nog een sociale strijd (is dat relevant in verband met ontwikkelingshulp ?). Acties van onder meer Oxfam België en Vrede VZW veroorzaakten destijds internationaal zoveel opschudding dat Oxfam International publiekelijk en schriftelijk afstand nam van de politieke acties van Oxfam België. De organisatie van boycotacties tegen de Verenigde Staten en tegen Israël kunnen bezwaarlijk worden beschouwd als de meest effectieve wijze om bij te dragen aan de verwezenlijking van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen. Overheidsmiddelen worden aldus afgewend van het doel waarvoor de betreffende subsidies verstrekt werden. Men maakt propaganda voor Hamas met geld dat bestemd had moeten zijn voor de armen in de Derde Wereld. Voor een goed begrip : Oxfam ontving in 2009 meer dan 10 miljoen euro aan subsidies.
Verschillende NGO's vinden de strijd tegen het Vlaams Belang, een partij met democratisch gekozen mandatarissen, belangrijker dan hulp aan de slachtoffers van rampen in de Derde Wereld. Zo weigerde Tsunami 12-12, een consortium van hulporganisaties (Caritas International, Dokters van de Wereld, Handicap International, Oxfam Solidariteit en Unicef België) een gift van het Vlaams Belang bestemd voor de slachtoffers van de tsunami in Zuidoost-Azië van eind 2004 in ontvangst te nemen. Deze organisaties hebben er merkwaardig genoeg nochtans geen moeite mee subsidies te ontvangen die mede afkomstig zijn van belastingen betaald door kiezers van het Vlaams Belang. Sommige NGO's deelden tijdens de verkiezingscampagne zelfs pamfletten uit waarin uitdrukkelijk werd opgeroepen om geen stem uit te brengen op het Vlaams Belang. Dat is hun goed recht als ze dat met hun eigen geld doen. Maar als daarvoor fondsen worden gebruikt die bestemd waren voor ontwikkelingshulp, dan is het pure oplichterij. Vaak bestaat er overigens een ongezonde verwevenheid tussen NGO's en politieke partijen. Zo is federaal volksvertegenwoordiger Dirk Van Der Maelen bijvoorbeeld voorzitter van FOS-Socialistische Solidariteit. Senator Sabine de Bethune is dan weer voorzitter van Trias, dat zijn wortels heeft in de christendemocratische zuil.
Het jaarrapport 2009 van « 11.11.11 » bevat politieke stellingnamen over internationale conflicten (Palestina, Afghanistan) die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. In een visienota van 31 maart 2009 pleit « 11.11.11 » voor de afschaffing van de gesloten centra voor illegale vreemdelingen en voor meer legale migratiemogelijkheden. Caritas International verstrekt leningen aan geregulariseerde vreemdelingen waardoor ze hun familieleden kunnen laten overkomen in het kader van gezinshereniging, en is daarnaast actief op het vlak van de opvang van asielzoekers. FOS-Socialistische Solidariteit hemelt in zijn jaarverslag de verworvenheden van de revolutie in Cuba op, maar rept met geen woord over het gebrek aan mensenrechten en democratie in dit Caribische land. Blijkens het jaarrapport vonden er « ook in 2009 » veel zogenaamde solidariteitsbezoeken plaats vanuit de socialistische beweging aan Cuba.
Op 14 oktober 2011 lanceerde www.11.be, de portaalsite van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging zelfs een oproep ten gunste van vijf Cubaanse spionnen die in de VS gevangen zitten wegens moordaanslagen op Cubaanse bannelingen in de VS. Hoe ver kan men van echte ontwikkelingshulp afdwalen ?
Anke VAN DERMEERSCH. | |
Bart LAEREMANS. | |
Yves BUYSSE. | |
Filip DEWINTER. |
De Senaat,
A. overwegende dat een belangrijk deel van de Belgische ontwikkelingssamenwerking wordt uitgevoerd door niet-gouvernementele organisaties (NGO's);
B. overwegende dat de subsidies die de NGO's ontvangen zeer omvangrijk zijn en dat bij veel grote NGO's de subsidies de eigen middelen zelfs overtreffen;
C. overwegende dat het van essentieel belang is dat de overheidsmiddelen die de NGO's ontvangen, correct en efficiënt worden besteed;
D. overwegende dat de middelen moeten worden gebruikt voor de doelen die zijn vastgelegd in de statuten van de betreffende NGO en dat deze doelen verband moeten houden met de zogenaamde Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, reden waarom de overheid tot subsidiëring van de betreffende NGO is overgegaan;
E. overwegende dat de overheidssubsidies maximaal moeten terechtkomen bij de hulpbehoevenden in het Zuiden;
F. overwegende dat de overheid thans onvoldoende controles verricht opdat de honderden miljoenen euro die de NGO's ontvangen, op de meest efficiënte manier zouden worden aangewend;
G. overwegende dat de overheid een zeer grote morele verantwoordelijkheid draagt om te garanderen dat het ontwikkelingsgeld dat aan de NGO's wordt gegeven, zo goed mogelijk wordt besteed en dat deze garantie thans onvoldoende bestaat;
H. overwegende dat er te weinig transparantie bestaat over de besteding van de middelen, niet alleen wat de uitgaven in België betreft, maar ook wat de uitgaven in de partnerlanden betreft;
I. overwegende dat het overheidsgeld soms voor doeleinden wordt aangewend die niet stroken met de beleidsdoelstellingen van de overheid en met de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties;
J. gelet op de aanbevelingen die het Rekenhof reeds in 1997 formuleerde over de NGO's ten behoeve van het toenmalige Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking;
K. gelet op het verslag van het Rekenhof van oktober 2005 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, waarin wordt vastgesteld dat de aanbevelingen van de Opvolgingscommissie inzake de indirecte bilaterale samenwerking via de NGO's nog steeds niet optimaal werden gerealiseerd;
L. gelet op de opmerking van het Rekenhof dat ontbrekende of onvoldoende gespecificeerde (operationele) beleidsdoelstellingen- en prioriteiten enerzijds en soms weinig concrete doelstellingen van de NGO's anderzijds een evaluatie van het beleid, zowel ex-ante als ex-post, in aanzienlijke mate bemoeilijkt;
M. gelet op de noodzaak om duidelijke beleidsdoelstellingen te formuleren voor de indirecte samenwerking via de NGO's en gelet op het belang van toetsbaar geformuleerde NGO-doelstellingen;
N. gelet op het belang van een toetsing door de administratie of de NGO-doelstellingen, waarvoor subsidies zijn aangevraagd, zijn afgestemd op het beleid en of die doelstellingen vervolgens ook effectief worden bereikt;
O. gelet op het feit dat het Rekenhof erop aandringt dat de administratie de aanwending van subsidies gericht controleert op het hoofdkantoor van de NGO's en daarbij gebruik maakt van controlehandleidingen en controleverslagen;
P. gelet op rapport 4/2009, waarin ook het Europees Rekenhof ernstige kritiek leverde op de gebrekkige wijze waarop NGO's bijna 1 miljard uitgeven;
Q. gelet op een studie van ActionAid International waaruit blijkt dat reeds in 2004 48 % van de Belgische ontwikkelingshulp zogenaamde spookhulp was, terwijl sindsdien niets is gedaan om hierin verandering te brengen;
R. overwegende dat er geen aanwijzingen bestaan dat het organiseren van ontwikkelingshulp via NGO's efficiënter — of misschien minder inefficiënt ? — is dan ontwikkelingshulp die rechtstreeks door de overheid wordt georganiseerd;
S. gelet op het feit dat ongeveer 20 % van het budget van de NGO's wordt besteed aan de werking in België en dat er daarnaast niet zelden aanzienlijke bedragen worden getransfereerd naar het internationale moederbedrijf of naar bevriende NGO's;
T. overwegende dat opeenvolgende transfers tot vertraging leiden, bijkomende personeels- en administratiekosten genereren en het voor de overheid bijna onmogelijk maken om te controleren of de oorspronkelijke subsidie op een doeltreffende wijze wordt aangewend voor daadwerkelijke hulp (real aid) in functie van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen;
U. overwegende dat in 2009 niet minder dan 1 801 personen in België tewerkgesteld waren bij de Belgische NGO's in de sector van de ontwikkelingshulp (noordpersoneel), benevens 961 expats tewerkgesteld in het Zuiden;
V. overwegende dat het aantal personeelsleden van de NGO's in het Noorden de voorbije jaren steeds is toegenomen;
W. gelet op het feit dat de NGO's veel geld besteden aan professionele marketingbedrijven en fondsenwervers, zodat dit geld niet beschikbaar is voor de hulpbehoevenden in het Zuiden;
X. gelet op het feit dat bepaalde NGO's een zeer groot gedeelte van hun budget uitgeven aan studies, educatie, sensibilisering en beleidsbeïnvloeding;
Y. overwegende dat grote NGO's voltijdse lobbyisten in dienst hebben, die ondersteund worden door gespecialiseerde werkgroepen en die Belgische politici trachten te beïnvloeden;
Z. gelet op de vaak grote verwevenheid tussen bepaalde NGO's enerzijds en bepaalde politieke partijen anderzijds;
AA. overwegende dat de NGO's niet alleen het Belgische beleid inzake ontwikkelingssamenwerking beïnvloeden, maar tevens steeds meer politiek actief worden in dossiers die geen verband houden met hun statutaire doelstellingen, laat staan met de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen;
BB. overwegende dat de NGO's daarvoor, gelet op het beperkte aantal aangesloten leden, niet beschikken over enige democratische legitimiteit, laat staan over een democratisch mandaat of een maatschappelijk draagvlak;
CC. overwegende dat sommige politieke acties en stellingnames van de NGO's een impact (dreigen te) hebben op de internationale betrekkingen van België,
Vraagt de regering :
1. dringend de financiering van en de controle op de NGO's in de sector van de ontwikkelingssamenwerking te herdefiniëren;
2. er strikt op toe te zien dat de overheidsmiddelen die de NGO's ontvangen daadwerkelijk worden gebruikt voor de verwezenlijking van hun statutaire doelstellingen en slechts subsidies te verstrekken aan NGO's waarvan de statutaire doelstellingen verband houden met de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties;
3. te voorzien in duidelijke beleidsdoelstellingen voor de indirecte samenwerking via NGO's, waaraan NGO-doelstellingen zinvol kunnen worden getoetst;
4. enkel subsidies te verstrekken voor specifieke acties waarvan de doelstellingen zeer concreet zijn omschreven;
5. de administratie gerichte controles te laten uitvoeren op het hoofdkantoor van de NGO's en daarbij gebruik te laten maken van controlehandleidingen en controleverslagen;
6. alles in het werk te stellen om de « spookhulp » terug te dringen en ervoor te zorgen dat een zo groot mogelijk gedeelte van het ontwikkelingsgeld terechtkomt bij de hulpbehoevenden in het Zuiden. Te dien einde moeten bindende en controleerbare afspraken met de NGO's worden gemaakt;
7. erop toe te zien dat er geen wanverhouding bestaat tussen de eigen middelen van de NGO's en de subsidies die zij ontvangen;
8. regels vast te stellen over het maximumpercentage dat gesubsidieerde NGO's mogen uitgeven aan « educatie », « sensibilisering », studies, beleidsbeïnvloeding en dergelijke meer en deze regels zo nodig te handhaven door middel van financiële sancties, dit wil zeggen de intrekking en terugvordering van (een gedeelte van) de subsidie;
9. erop toe te zien dat er geen wanverhouding bestaat tussen het aantal personeelsleden van een gesubsidieerde NGO en de omvang van de hulp die daadwerkelijk terechtkomt bij de hulpbehoevenden in het Zuiden;
10. geen subsidies te verstrekken aan NGO's die politieke acties voeren onder het mom van ontwikkelingssamenwerking, in het bijzonder wanneer deze acties onze vriendschappelijke betrekkingen met andere naties in het gedrang brengen;
11. regels vast te stellen over de toelaatbaarheid van het transfereren van ontvangen subsidiegelden aan bevriende NGO's of aan het internationale moederbedrijf;
12. erover te waken dat de verwevenheid van sommige NGO's met politieke partijen geen invloed heeft op de omvang van de subsidies die aan deze NGO's wordt toegekend, teneinde elke zweem van belangenverstrengeling te vermijden.
3 februari 2012.
Anke VAN DERMEERSCH. | |
Bart LAEREMANS. | |
Yves BUYSSE. | |
Filip DEWINTER. |