5-1148/1

5-1148/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

5 JULI 2011


Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving wat de betaling van sommige verkeersboetes betreft

(Ingediend door de heer Van Rompuy c.s.)


TOELICHTING


1. Voor heel wat inbreuken op de wegcode wordt een onmiddellijke inning voorgesteld door de politie (art. 65, § 1, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer (1) en nader bepaald in het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten) (2) .

Het voorstel tot betaling van de onmiddellijke inning en de inning zelf verlopen via SPEOS NV (een filiaal van DE POST NV) nadat de politiediensten de gekende gegevens van de overtreding en de vermoedelijke overtreder aan de firma hebben medegedeeld.

Als de betrokkene ze noch betwist, noch betaalt wordt een minnelijke schikking voorgesteld door het Openbaar ministerie (Verval van de Strafvordering door betaling van een geldsom of VSBG) (3) Deze wordt geïnd door de ontvanger van penale boeten die de betaling of de niet-betaling meldt aan het Openbaar ministerie.

Als ook deze onbetaald blijft, wordt de betrokkene gedagvaard. In de meeste gevallen volgt echter een verstekvonnis zonder dat verzet wordt aangetekend. Er wordt dus veel energie en kosten gestoken in de wanbetaler.

2. Sommige parketten passen inmiddels andere tolerantiemarges toe dan de marges in de omzendbrief 11/2006 van het College van procureurs-generaal wegens het steeds toenemend aantal vaststellingen waarvoor de onmiddellijke inning werd voorgesteld maar niet werd betaald. Tevens is er het oplopend aantal niet betaalde voorstellen tot minnelijke schikking waardoor rechtsgedingen hun boven het hoofd groeien. De niet-betaalde minnelijke schikkingen zorgen momenteel voor ongeveer vijfentwintig procent van de werklast van de politieparketten. Vandaar de beslissing van sommige parketten, zoals het parket van Antwerpen om kleine overtredingen zoals kleine parkeerovertredingen en kleine snelheidsovertredingen niet langer te vervolgen. In sommige arrondissementen hanteert men hogere tolerantiedrempels, waardoor men bijvoorbeeld op de autosnelweg in het ene arrondissement flitst vanaf 133 kilometer per uur en in het andere arrondissement vanaf 127 kilometer per uur. De minister erkende dat de verschillen nationaal zijn en zich niet enkel kunnen voordoen in verschillende arrondissementen van een bepaalde provincie (4) .

Dit brengt echter een verschil in behandeling en derhalve een discriminatie van de ene burger ten opzichte van de andere met zich mee die wij geenszins kunnen ondersteunen. Alle Belgen zijn immers gelijk voor de wet (artikel 10 van de Grondwet). Het kan niet dat de ene onderdaan braaf zijn boete betaalt en de andere aan iedere vervolging ontsnapt door het verschil in vervolgingsbeleid van de parketten in ons land.

Er wordt veel zinloze energie en kosten geïnvesteerd in de overtreder die zijn overtreding niet betwist, noch betaalt : er volgt een aanmaning, een voorstel tot minnelijke schikking, een dagvaarding. Het dossier moet op zitting worden gebracht. Dit brengt met zich mee dat een verhoor plaatsvindt, het strafregister wordt geraadpleegd, een dagvaarding wordt opgesteld en betekend, enzovoort. In sommige arrondissementen, waaronder dat van Antwerpen, dagvaardt het parket de overtreder na een onbetaald gebleven VSBG nog niet onmiddellijk voor de politierechter. De politierechtbank zou het grote aantal dagvaardingen dan immers niet kunnen verwerken. Daarom vordert het parket de politie om de betrokkene te verhoren en hem aan te sporen de VSBG alsnog te betalen. Dit alles is echter arbeidsintensief en slorpt veel personeelscapaciteit op, zowel bij de parketten, de politierechtbanken als bij de politie.

Wat de politierechtbank betreft, beschikt men bijvoorbeeld in het arrondissement Antwerpen over een zittingscapaciteit voor ongeveer 25 000 à 30 000 dossiers, waarbij ook de dodelijke verkeersongevallen, ongevallen met gekwetsten, rijden zonder verzekering, rijden zonder rijbewijs, rijden onder invloed van alcohol of drugs, ...

In 2009 werden 27 750 minnelijke schikkingen of VSBG's niet betaald en dienden aldus gedagvaard te worden voor de politierechtbank. Een groot deel van de zittingscapaciteit wordt dus benut voor dergelijke zaken voor de rechtbank te brengen. In 2009 waren het 16 748 zaken van niet betaalde VSBG's. In 2010 steeg het tot 16 774 zaken. Meer dan de helft van de zittingscapaciteit van de politierechtbank wordt dus besteed ten laste van de wanbetaler, waardoor de andere zaken zoals hierboven opgesomd minder snel kunnen worden afgehandeld.

3. Deze problematiek wordt reeds jaren door de wetgever erkend. Door de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid werden de artikelen 65bis en 65ter ingevoegd in de Wegverkeerswet, die aan de hierboven geschetste problematiek poogde tegemoet te komen. In de memorie van toelichting wordt de ratio legis als volgt omschreven (5)  :

« De regering heeft vooral gemeend te moeten sleutelen aan de actuele procedure waarbij bijvoorbeeld eerst een onmiddellijke inning wordt voorgesteld door de politie. Deze onmiddellijke inning niet wordt betaald om welke reden dan ook, zodat de politie een volwaardig proces-verbaal opstelt dat vervolgens wordt overgemaakt aan de procureur des Konings. Deze opteert dan zeer dikwijls voor het voorstellen van een verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom (beter bekend als de minnelijke schikking) conform artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering. Ook dit is echter een slag in het water waarbij de overtreder, andermaal om welke reden dan ook, meent niet te moeten of kunnen ingaan op het voorstel van minnelijke schikking. Uiteindelijk moet dan rechtsreeks worden gedagvaard door het openbaar ministerie voor de politierechtbank waarbij de uitkomst dan nog onzeker is. Het spreekt voor zich dat dit voor de met de verkeershandhaving belaste overheid (politie, openbaar ministerie, ...) weinig motiverend is. »

Deze artikelen zijn evenwel nog niet in werking getreden. Dit mede omwille van het feit dat hierdoor voor elke onmiddellijke inning een gerechtsbrief zou moeten gericht worden met de vraag of de overtreder de inbreuk al dan niet betwist (artikel 65ter, § 3). Dit betekent dus ook voor de onmiddellijke inningen die nu wel spontaan worden betaald.

Een tweede pijnpunt is het feit dat de beslissingsbevoegdheid van het openbaar ministerie teniet wordt gedaan, doordat de procureur des Konings verplicht wordt een bevel tot betaling op te leggen indien de overtreding onder het toepassingsgebied valt (6) . Daarnaast sluit artikel 65bis, § 1, laatste lid van de Wegverkeerswet uitdrukkelijk de strafrechtelijke vervolging en een VSBG of bemiddeling in strafzaken uit.

4. Dit wetsvoorstel strekt ertoe om na een onbetaald gebleven voorstel tot onmiddellijke inning en na een per gewone brief verstuurd voorstel tot minnelijke schikking, aan een per aangetekende brief verzonden uitnodiging tot betaling van rechtswege uitvoerbaarheid te geven. Dit voor zover de overtreder geen bewaar indient bij de politierechtbank binnen een termijn van zestig dagen. Om verwarring te vermijden spreken wij van een « bevel tot betaling » wanneer het gaat om het per aangetekende brief verzonden uitnodiging tot betaling van de minnelijke schikking.

Een bevel tot betaling is enkel mogelijk voor de overtredingen waarvoor nu een onmiddellijke inning kan worden voorgesteld (artikel 65, § 1, eerste lid, Wegverkeerswet). Dit artikel bepaalt letterlijk :

« § 1. Bij het vaststellen van een der speciaal door de Koning aangewezen overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van deze wet kan, indien het feit geen schade aan derden heeft veroorzaakt, en met instemming van de overtreder, een som geheven worden, hetzij onmiddellijk, hetzij binnen een door de Koning bepaalde termijn. »

Wij vinden het belangrijk te herhalen dat voormeld artikel zich beperkt tot de mogelijkheid om onmiddellijke inningen voor te stellen voor de gevallen waarin geen schade aan derden is veroorzaakt. Ook het hoger vermelde koninklijk besluit van 22 december 2003 vermeldt het toepassingsgebied. Een onmiddellijke inning is bijvoorbeeld ingevolge artikel 4 uitgesloten in de volgende gevallen :

1º indien de overtreder minder dan achttien jaar oud is;

2º indien één der overtredingen die bij dezelfde gelegenheid worden vastgesteld geen aanleiding kan geven tot deze procedure;

3º indien de overtreder een woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft :

— wanneer de totale som van de inning meer bedraagt dan 300 euro. De overtreding bedoeld in artikel 3, 4º, van dit besluit wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van voornoemde maximumsom; of

— wanneer een snelheidsbeperking met meer dan 40 kilometer per uur wordt overtreden; of

— wanneer een snelheidsbeperking met meer dan 30 kilometer per uur wordt overtreden binnen de bebouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, woonerf en erf; of

— wanneer een overtreding van de derde graad tegelijkertijd wordt vastgesteld met een andere overtreding; of

— wanneer een overtreding van de vierde graad wordt vastgesteld.

5. Zoals reeds aangegeven wordt eerst een onmiddellijke inning voorgesteld door de politie. In de praktijk wordt een brief gestuurd met de melding dat men een onmiddellijke inning zal krijgen, enkele dagen later krijgt men dan de onmiddellijke inning met de overschrijving om te betalen. Betaalt men niet, krijgt men een herinnering. De overtreder kan zijn verweermiddelen laten gelden bij de politie of bij het parket tegen een onmiddellijke inning van zodra hij deze ontvangt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als iemand anders met het voertuig reed op het moment van het begaan van de overtreding.

Wij wijzigen de bestaande procedure van de onmiddellijke inningen niet. We wijzigen de tweede fase, namelijk wanneer de overtreder de onmiddellijke inning niet betaalt en er een voorstel tot minnelijke schikking kan worden verstuurd aan de overtreder (Verval van de Strafvordering door Betaling van een Geldsom, hierna een VSBG genaamd).

Een VSBG wordt bij gewone brief verstuurd door de procureur des Konings. Ook in deze fase kan de overtreder zijn verweermiddelen ter kennis brengen aan de procureur des Konings. Wij voorzien in een schriftelijke procedure, binnen een termijn van veertien dagen volgend op de dag van de verzending van het verzoek.

Er wordt niet geraakt aan de bevoegdheden van de procureur des Konings. Hij kan in elk dossier rekening houden met de concrete elementen (hierbij inbegrepen de door de overtreder ter kennis gebrachte elementen). In elke stand van het dossier blijft de procureur des Konings dus de mogelijkheid hebben om over te gaan tot seponering, dagvaarding of tot een alternatieve wijze van afhandeling.

Als de overtreder niet betaalt, noch zijn verweermiddelen ter kennis brengt, kan de procureur des Konings aan de overtreder een « bevel geven tot betaling » van de voorgestelde geldsom. Dit bevel wordt aangetekend verstuurd en bevat op straffe van nietigheid een aantal elementen, zoals de ten laste gelegde feiten, datum en tijdstip, identiteit van de overtreder of de nummerplaat van het voertuig, de dag waarop uiterlijk dient betaald te worden,... Hiertegen kan op zijn beurt bezwaar worden ingediend bij de politierechtbank.

Indien dit bevel tot betaling niet wordt voldaan en indien geen bezwaar werd ingediend bij de politierechtbank, wordt het bevel tot betaling van rechtswege uitvoerbaar. Dit aangetekend verstuurde bevel tot betaling kan worden ten uitvoer worden gelegd via de Ontvanger der penale Boeten (zoals de fiscale aanslagen of de boetes in de Voetbalwet) die dit eventueel zal kunnen verrekenen met fiscale tegoeden van betrokkene (via het zogenaamde STIMER-systeem van de FOD Financiën).

Op te merken valt dat men de procedure van bezwaar bijvoorbeeld ook terugvindt in artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet. Er kan door een ambtenaar een geldboete worden opgelegd, waarvan de betrokkene in kennis wordt gesteld via een aangetekende brief. De betrokkene heeft het recht tegen deze beslissing beroep aan te tekenen. Hiertoe legt hij op straffe van verval binnen een termijn van een maand vanaf de kennisgeving van de beslissing een verzoekschrift neer bij de politierechtbank. Indien men binnen deze termijn geen beroep heeft aangetekend, heeft de beslissing uitvoerbare kracht conform artikel 119bis, § 11, van de Nieuwe Gemeentewet. De betrokkene beschikt over één maand om de boete te betalen, waarna de beslissing gedwongen kan uitgevoerd worden.

6. Als het bevel tot betaling niet door de overtreder in persoon werd ontvangen, kan deze een gemotiveerd bezwaar indienen. Dit tot vijftien dagen na de kennisname of zelfs wanneer niet blijkt dat hij van het bevel tot betaling heeft kennis genomen totdat de administratie van de Belasting over de toegevoegde waarde en de Registratie en Domeinen start met de gedwongen tenuitvoerlegging. Deze procedure is gebaseerd op de buitengewone verzetstermijn in strafzaken (artikel 187 van het Wetboek van strafvordering).

7. Het is niet enkel onze bedoeling om op een efficiëntere wijze de onmiddellijke inningen en minnelijke schikkingen te innen. Deze wijze van inning zal bovendien een geloofwaardig handhavingsbeleid met zich meebrengen waar elke vastgestelde overtreding op dezelfde efficiënte wijze zal worden afgehandeld. Het aantal overtredingen en dus geïnde boeten zal afnemen, de verkeersveiligheid zal verhogen en zal ruimte creëren bij politie, parket en rechtbank om zich weer te concentreren op de voor de maatschappij belangrijke zaken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

De huidige betalingsprocedure voor onmiddellijke inningen en van de daaropvolgende voorstellen tot minnelijke schikkingen van het Openbaar ministerie (VSBG's) zijn niet langer beheersbaar voor politie en parket, jaarlijks neemt het aantal voorstellen tot onmiddellijke inningen immers toe.

In bepaalde parketten, zoals het parket van Antwerpen, werd het opsporings- en vervolgingsbeleid aangepast door het aantal controles te verlagen. Dit leidt uiteraard tot straffeloosheid van bepaalde overtreders en staat haaks op het beoogde verkeersveiligheidsbeleid (7) . Het aantal bekeuringen dat effectief wordt geïnd moet verhogen tot op een peil dat het verkeersgedrag gevoelig verbetert waardoor het aantal bekeuringen uiteindelijk ook zal dalen.

Wij voorzien in een procedure om na een onbetaald gebleven voorstel tot onmiddellijke inning en na een per gewone brief verstuurd voorstel tot minnelijke schikking uitvoerbaarheid te geven aan een per aangetekende zending verstuurde uitnodiging tot betaling van rechtswege (« bevel tot betaling »). Dit voor zover de overtreder geen bezwaar indient bij de politierechtbank binnen een termijn van zestig dagen.

Tevens komt er een procedure waarbij de overtreder die niet persoonlijk kennis kreeg van het « bevel tot betaling » bij gemotiveerd bezwaar de mogelijkheid krijgt om onder bepaalde voorwaarden zich na de voorziene bezwaartermijn van zestig dagen tot de politierechtbank te wenden om dit per aangetekende zending verstuurde « bevel tot betaling » te betwisten.

Er wordt niet geraakt aan de beslissingsbevoegdheid van de procureur des Konings. Ook behoudt de overtreder de thans geldende verweermiddelen.

Artikel 3

In huidig artikel 590, 2ºbis, van het Wetboek van strafvordering wordt het bevel tot betaling vermeld in het strafregister. Artikel 44 van de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid is immers in werking getreden op 1 maart 2004, niettegenstaande het bevel tot betaling (artikel 65bis Wegverkeerswet) zelf nog niet in werking is getreden.

Daarom heffen wij dit artikel op aangezien gewerkt wordt op basis van de bestaande praktijk. In de praktijk worden betaalde VSGB's niet in het centraal strafregister vermeld.

In de memorie van toelichting bij het artikel 44 van de wet van 7 februari 2003 staat het volgende vermeld :

« Het is de bedoeling dat in het centraal strafregister, naast de reeds in artikel 4 van de wet van 8 augustus 1997 (dat artikel 590 van het Strafwetboek heeft heropgenomen) vermelde persoonsgegevens, ook de bevelen tot betaling door de procureur des Konings in toepassing van het ontworpen artikel 65bis van de wegverkeerswet worden opgenomen. Dit moet toelaten uitvoering te geven aan het ontworpen artikel 65bis, § 2, tweede lid van de wegverkeerswet die een vorm van herhalingsbepaling is ten laste van diegenen die reeds eerder (nl. binnen het jaar) een bevel tot betaling heeft opgelopen (8) . »

Op te merken valt dat voorliggend wetsvoorstel geen bepaling bevat inzake de eventuele recidive.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van de wet. Er wordt geopteerd om de wet te laten in werking treden met de start van een nieuw jaar. Zo is het voor de verschillende diensten duidelijk dat vanaf 2012 de nieuwe procedure dient te worden toegepast.

Peter VAN ROMPUY
Sabine de BETHUNE
Wouter BEKE
Rik TORFS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In titel V van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, wordt een hoofdstuk II/1 ingevoegd dat het artikel 65/1 bevat, luidende :

« Hoofdstuk II/1 Bevel tot betaling opgelegd door de procureur des Konings wegens bepaalde overtredingen door een persoon die in België een vaste woonplaats of verblijfplaats heeft ».

Art. 65/1

§ 1. Wanneer de in artikel 65, § 1 bedoelde som niet onmiddellijk noch binnen de door de Koning bepaalde termijn betaald is, kan de procureur des Konings onder de voorwaarden bedoeld in artikel 216bis, § 1 tot § 4, van het Wetboek van strafvordering voorziene voorwaarden de overtreder verzoeken een geldsom te storten aan de administratie van de Belasting over de Toegevoegde Waarde en de Registratie en Domeinen. Dit verzoek wordt bij gewone brief aan de overtreder gericht. De overtreder kan zijn eventuele verweermiddelen schriftelijk en binnen een termijn van veertien dagen volgend op de dag van de verzending van het verzoek mededelen aan de procureur des Konings.

§ 2. Indien de overtreder aan het verzoek geen gevolg geeft door betaling van de voorgestelde geldsom, noch zijn verweermiddelen ten aanzien van de vastgestelde feiten ter kennis heeft gebracht, kan de procureur des Konings aan de overtreder een bevel geven tot betaling van deze geldsom binnen een termijn van zestig dagen volgend op de dag van de verzending van dit bevel.

Dit bevel wordt met een aangetekende zending verstuurd aan de overtreder en bevat op straffe van nietigheid :

1º de ten laste gelegde feiten en de geschonden wetsbepalingen;

2º de datum en tijdstip en de plaats waar de overtreding is vastgesteld;

3º de identiteit van de overtreder of de nummerplaat van het voertuig waarmee de overtreding werd begaan;

4º de refertes van de som bedoeld in artikel 65, § 1 en van het voorstel tot verval van de strafvordering door betaling van de geldsom;

5º de dag waarop de som uiterlijk moet betaald worden;

6º de tekst van dit artikel;

7º de bevoegde politierechtbank bij dewelke de overtreder bezwaar kan indienen tegen het bevel tot betaling;

8º de uiterste datum waarop het bezwaar kan worden ingediend.

De overtreder kan bezwaar indienen bij de politierechtbank binnen zestig dagen volgend op de dag van de verzending van het bevel tot betaling. Dit bezwaar wordt met redenen omkleed en wordt met een verzoekschrift ingediend bij de politierechtbank, hetzij door neerlegging ter griffie, hetzij door een aangetekende zending te richten aan de griffie van de politierechtbank. In dit laatste geval geldt de datum van verzending van de aangetekende zending als datum waarop het bezwaar werd ingediend. Het origineel of een afschrift van het bevel tot betaling wordt aan het bezwaar gehecht.

Indien het bezwaar ontvankelijk wordt verklaard, doet de politierechtbank uitspraak ten gronde over de in het bevel tot betaling vermelde feiten.

§ 3. Indien de overtreder niet binnen zestig dagen volgend op de dag van de verzending van het bevel tot betalen, bezwaar heeft ingediend, noch de in het bevel tot betaling voorgestelde som heeft voldaan, wordt het bevel tot betalen van rechtswege uitvoerbaar. De procureur des Konings maakt een afschrift van het bevel tot betaling over aan de administratie van de Belasting over de Toegevoegde Waarde en de Registratie en Domeinen, die de in het bevel tot betaling vermelde som met alle rechtsmiddelen kan invorderen.

§ 4. Indien het bevel tot betaling niet door de overtreder in persoon werd ontvangen, kan hij een met redenen omkleed bezwaar indienen binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de dag waarop hij van dit bevel tot betaling kennis heeft gekregen en indien het niet blijkt dat hij daarvan kennis heeft gekregen, ten laatste vijftien dagen volgend op de dag van de eerste daad van gedwongen tenuitvoerlegging van de geldsom door of op vervolging van de administratie van de Belasting over de toegevoegde waarde en de Registratie en Domeinen.

Het met redenen omkleed bezwaar wordt bij gerechtsdeurwaardersexploot betekend aan het openbaar ministerie, waarvan het bevel tot betaling van een geldsom uitging. De procureur des Konings dagvaardt de overtreder voor de in het bevel tot betaling vermelde feiten.

Indien het ingediende bezwaar ontvankelijk wordt verklaard door de politierechtbank vervalt de verschuldigdheid van de in het bevel tot betaling vermelde geldsom en doet de rechtbank uitspraak ten gronde over de bij haar aanhangig gemaakte feiten.

De indiener van het bezwaar wordt geacht er afstand van te hebben gedaan indien hij of zijn advocaat niet verschijnt ter zitting van de politierechtbank. Het hierover gewezen vonnis kan door de partij die het gemotiveerd bezwaar heeft ingediend, alleen worden bestreden door hoger beroep.

De verjaring van de strafvordering wordt geschorst tussen de datum waarop het bevel tot betaling van rechtswege uitvoerbaar is geworden en de datum waarop de overtreder een met redenen omkleed bezwaar indient bij de politierechtbank.

Art. 3

In artikel 590 van het Wetboek van strafvordering, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 februari 2010, wordt de bepaling onder 2ºbis opgeheven.

Art. 4

Deze wet treedt in werking op 1 januari 2012.

8 juni 2011.

Peter VAN ROMPUY
Sabine de BETHUNE
Wouter BEKE
Rik TORFS.

(1) Verder de Wegverkeerswet.

(2) Hiervoor verwijzen wij ook naar de omzendbrief nr. COL 10/2006 van het College van procureurs-generaal bij de hoven van beroep. Deze richtlijn draagt bij tot een eenvormig opsporings- en vervolgingsbeleid inzake verkeersmisdrijven.

(3) Artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering.

(4) Mondelinge vraag volksvertegenwoordiger Terwingen aan de minister van Justitie, de heer De Clerck van 6 oktober 2009, CRIV COM 648, blz. 23-26.

(5) Parl. St. Kamer 50-1915/001, blz. 17-18.

(6) Op die verplichting bestaan twee uitzonderingen : 1) in geval van overtreding bedoeld in artikel 29, § 1, eerste lid, van de Wegverkeerswet kan de procureur des Konings rechtstreeks dagvaarden voor de politierechtbank met het oog op het bekomen van een verval van het recht tot sturen bedoeld in artikel 38 van de Wegverkeerswet (artikel 65, § 1, laatste lid, Wegverkeerswet) en 2) in geval van recidive binnen het jaar na het bevel tot betaling, oordeelt de procureur des Konings of een nieuw bevel tot betaling wordt opgelegd, of toepassing wordt gemaakt van de artikelen 216bis, 216ter of 216quater Sv., dan wel of tot strafrechtelijke vervolging wordt overgegaan (artikel 65bis, § 2, tweede lid, Wegverkeerswet).

(7) Zie ook Mondelinge vraag van volksvertegenwoordiger Van den Bergh nr. 13638 van 24 juni 2009, CRIV 52, blz. 13-16.

(8) Parl. St. Kamer, 50-1915, blz. 24.