5-845/1

5-845/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

16 MAART 2011


Wetsvoorstel tot regeling van schadevergoeding toegekend bij aansprakelijkheid voor het ontstaan en voortbestaan van menselijk leven

(Ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.)


TOELICHTING


De wet van 3 april 1990 wijzigde de strafwet waardoor zwangerschapsafbreking onder bepaalde voorwaarden rechtmatig werd (artikel 350 Strafwetboek). Bij die wijziging werd echter geen rekening gehouden met gevolgen op het vlak van het burgerlijk recht. Eén van deze gevolgen is dat de burgerlijke rechtbanken thans, na het mislukken of het niet doorgaan van een abortus provocatus, schadevergoeding kunnen toestaan voor de geboorte van een ongewenst kind. De rechtbanken geven gehoor aan zogenaamde « wrongful birth vorderingen ». Dit zijn vorderingen van ouders tegen personen die aansprakelijk geacht worden voor de geboorte van een kind dat zij niet wensen.

Het loutere bestaan van een mens wordt daarbij door de rechtbanken — en bijgevolg de maatschappij — in hoofde van bepaalde personen als een schadepost erkend die zij kunnen verhalen op de personen die aansprakelijk geacht worden voor de geboorte van deze mens.

De rechtbanken houden er uitdrukkelijk rekening mee — zoals een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk van 1 februari 1994 woordelijk stelt — dat het « inderdaad mogelijk (is) dat het kind psychische schade oploopt als het later hoort dat het niet alleen ongewenst was maar dat zijn ouders hem ook als schadepost hebben voorgesteld voor de rechter en dat de rechter — en dus de maatschappij — dit hebben erkend ». Maar zij achten deze overweging van ondergeschikt belang aan het recht op schadevergoeding van ouders die geconfronteerd worden met een kind dat zij niet wensen.

Onderhavig wetsvoorstel wil een regeling uitwerken voor vorderingen tot het bekomen van schadevergoeding tegen diegenen die aansprakelijk zijn voor het bestaan van kinderen, in de ruimere context van schadevergoeding toegekend bij aansprakelijkheid als gevolg van het ontstaan en voortbestaan van menselijk leven.

Het wetsvoorstel vertrekt van het beginsel dat in een humane maatschappij het bestaan van een mens — hoe gebrekkig, klein, beperkt, ziek of hulpeloos ook — niet beschouwd mag worden als een schadepost voor anderen. De maatschappij dient, ook in haar rechtsorde, de morele norm te handhaven dat het leven altijd positief is — en bijgevolg in principe geen schadepost.

Onderhavig voorstel heeft niet de intentie de bestaande strafrechtelijke regeling in verband met vruchtafdrijving te wijzigen. Evenmin sluit het uit dat het ontstaan en voortbestaan van menselijk leven in sommige specifieke omstandigheden aanleiding kunnen geven tot schadeloosstelling door diegenen die hiervoor aansprakelijk worden gesteld. Deze gevallen mogen echter geen algemene regel zijn en moeten daarom beperkt blijven tot uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen.

Begin december 2010 oordeelde het hof van beroep in Brussel dat het Universitaire Ziekenhuis (UZ) Brussel een schadevergoeding van 400 000 euro moest betalen aan de ouders van een op dat moment al overleden gehandicapt kind. Het kind werd geboren met een ongeneeslijke en erfelijke ziekte. Nochtans had een test voor de geboorte uitgewezen dat het kind niet gehandicapt zou zijn. Omdat het kind ongewenst werd geboren — de ouders waren van mening dat het kind nooit geboren had mogen worden — oordeelde de rechter dat een schadevergoeding op zijn plaats was.

Omdat de rechtspraak zich lijkt te ontwikkelen in een richting waarbij men wel degelijk het schadetoekennende karakter erkent van zelfs de normale geboorte van kinderen, achten wij het nodig bij wet de regel te verankeren dat, behoudens uitdrukkelijk omschreven uitzonderingen, het bestaan van menselijk leven niet als schade geldt en bijgevolg niet het voorwerp van schadevergoeding kan zijn.

Deze regeling lijkt ons beter afgestemd te zijn op wat de wetgever tien jaar geleden heeft gewenst. Immers, zowel de wet van 3 april 1990 waarbij zwangerschapsafbreking gedeeltelijk werd gelegaliseerd, als de wet van 13 augustus 1990 houdende oprichting van een commissie ter evaluatie van voornoemde wet, geven impliciet te kennen dat het terugdringen van het aantal zwangerschapsafbrekingen door het afstaan van een ongewenst kind voor adoptie, de voorkeur verdient op het afbreken van de zwangerschap.

In de huidige toestand lopen artsen het risico van een veroordeling tot schadevergoeding indien door hun toedoen niet tot zwangerschapsafbreking is overgaan. Deze situatie is een aansporing voor artsen om hun risico te beperken door zoveel en zo uitdrukkelijk mogelijk de zwangerschapsafbreking aan te bevelen. Aldus bestaat er rechtspraak (Duitsland, Bundesgerichtshof, 22 november 1983) die een arts veroordeelt tot het volledig betalen van de hele opvoedingslast van een kind omdat de arts geen vruchtwaterpunctie had uitgevoerd die had kunnen aantonen dat het kind mongoloïde was, alhoewel een vruchtwaterpunctie zelf niet zonder risico is en schade kan toebrengen aan de vrucht. Het verdient dan ook aanbeveling de schadevergoeding bij een eventuele aansprakelijkheid voor het gebrek aan informatie of voor onjuiste of onvolledige informatie te beperken tot de schade aan het kind, en deze niet uit te breiden tot het bestaan van het kind.

De thans bestaande regeling bevat bovendien ook voor de ongewenst zwangere vrouw een financiële « beloning » indien zij verkiest een ingreep te ondergaan om de zwangerschap af te breken, veeleer dan het kind af te staan voor adoptie. Er is namelijk de gedeeltelijke tot nagenoeg volledige terugbetaling van de abortusingreep en vervolgens de mogelijkheid om al haar lasten en uitgaven alsmede alle financiële dervingen plus een morele schadevergoeding te verhalen op een derde indien de ingreep door diens toedoen alsnog tot de geboorte van een kind zou leiden. Een vrouw die voor adoptie opteert zal zich echter alleen de kosten van de bevalling kunnen laten terugbetalen, maar geen andere dervingen. Het verdient dan ook aanbeveling bij het mislukken van een abortusingreep of de aanwending van andere middelen om de geboorte van een kind te vermijden, de eventuele schadevergoeding te beperken tot de kosten die rechtstreeks veroorzaakt zijn door de ingreep of het gebruik van de middelen, met andere woorden tot die kosten die hoger zijn dan de kosten die een ongewenst zwangere vrouw zou hebben indien zij het besluit had genomen haar kind geboren te laten worden.

Onderhavig wetsvoorstel bestaat uit zes artikelen. Artikel 2 stelt als algemeen principe dat menselijk leven geen voorwerp van schadevergoeding kan uitmaken, behoudens wettelijke uitzonderingen.

De artikelen 3, 4 en 5 beschrijven de uitzonderingen die in deze wet zijn opgenomen.

Artikel 3 verhindert uitdrukkelijk dat de ouder die het slachtoffer wordt van een verkrachting of van een onrechtmatige handeling met de geboorte van een kind buiten het huwelijk tot gevolg, geen schadevergoeding meer zou kunnen bekomen van de andere ouder of van de dader of medeschuldige aan een verkrachting omdat deze zou stellen dat een kind nooit een schadepost kan zijn.

De artikelen 4 en 5 betreffen de schadevergoeding in geval van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid van derden.

Artikel 4 bepaalt dat bij aansprakelijkheid voor de afwezigheid, de onvolledigheid of onjuistheid van informatie betreffende de risico's verbonden aan zwangerschap, schadevergoeding voor de geboorte en het leven van een kind mogelijk is voor de lasten en uitgaven die het gevolg zijn van schade die het rechtstreeks gevolg is van foutieve of onvolledige informatie of de afwezigheid van informatie. Zo zal een arts die weet dat zijn zwangere patiënte bepaalde middelen gebruikt en desondanks verzuimt de vrouw te wijzen op de gevaren van deze middelen voor haar vrucht, waardoor zij schade bij haar kind veroorzaakt, veroordeeld kunnen worden tot het betalen van vergoeding voor deze schade. De schadevordering kan echter slechts ingewilligd worden voor de bijkomende kosten ten gevolge van de schade, en deze moet rechtstreeks veroorzaakt zijn door de fout van de arts. Het feit dat een zwangere vrouw door een fout van de arts niet op de hoogte is van de toestand waarin haar kind geboren zal worden, kan aldus slechts tot schadevergoeding aanleiding geven indien dezelfde arts tevens aansprakelijk is voor een fout waardoor deze toestand werd veroorzaakt.

Artikel 5 bepaalt de schadevergoeding bij aansprakelijkheid bij aanwending van middelen of uitvoering van ingrepen (zoals sterilisatie of abortus provocatus) met het oog op voorkoming of afbreking van de zwangerschap. In deze gevallen kan de aansprakelijke persoon veroordeeld worden tot schadevergoeding voor de bijkomende lasten en uitgaven die het rechtstreeks gevolg zijn van de aanwending of uitvoering van deze middelen en ingrepen, maar niet voor de lasten en uitgaven van de geboorte en het leven van het kind op zich. Zo kan een mislukte abortus geen aanleiding zijn tot schadevergoeding vanwege de arts, tenzij het kind tijdens de abortusingreep beschadigingen opliep, zoals lichamelijk letsel, waaraan het zonder deze ingreep niet te lijden zou hebben.

Artikel 6 ten slotte bepaalt dat het Fonds voor de medische ongevallen ook gehouden is aan de bepalingen van deze wet.

Bart LAEREMANS
Jurgen CEDER
Anke VAN DERMEERSCH.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Behoudens in uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, gelden het louter ontstaan of voortbestaan van menselijk leven niet als schade en kunnen zij bijgevolg niet het voorwerp van schadevergoeding uitmaken.

Art. 3

§ 1. In geval van aansprakelijkheid van een der ouders ten aanzien van de andere ouder op grond van een onrechtmatige handeling met de geboorte van een kind buiten het huwelijk als gevolg, kan voor de lasten en uitgaven die als verplichtingen ten aanzien van het kind gelden, evenals voor de geleden morele schade, schadevergoeding toegekend worden.

§ 2. De bepalingen van paragraaf 1 gelden eveneens bij de bepaling van schadevergoeding ten laste van wie schuldig is aan verkrachting.

Art. 4

In geval van contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid voor de afwezigheid, de onvolledigheid of onjuistheid van ingewonnen of meegedeelde informatie betreffende de risico's verbonden aan een zwangerschap, kan schadevergoeding worden toegekend voor de lasten en uitgaven die als verplichtingen ten aanzien van het kind gelden, als en alleen als redelijkerwijze moet worden aangenomen dat zij na de geboorte niet zouden hebben bestaan indien de feiten die tot voornoemde aansprakelijkheid leiden zich niet hadden voorgedaan, en zonder dat rekening mag worden gehouden met de mogelijkheid dat middelen of ingrepen zouden zijn aangewend of uitgevoerd die de geboorte zouden verhinderd hebben door de voorkoming of afbreking van de zwangerschap. Uit de geboorte en het leven van het kind kan geen aanspraak op vergoeding van morele schade afgeleid worden.

Art. 5

In geval van contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid voor een geboorte die plaatsheeft niettegenstaande de aanwending van middelen of uitvoering van ingrepen met het oog op de voorkoming of de afbreking van de zwangerschap, kan, onverminderd de bepalingen van artikel 3, schadevergoeding worden toegekend voor de lasten en uitgaven die als verplichtingen ten aanzien van het kind gelden en waarvan redelijkerwijze moet worden aangenomen dat zij niet zouden bestaan indien het kind geboren was zonder dat voornoemde middelen of ingrepen waren aangewend of uitgevoerd. Uit de geboorte en het leven van het kind kan geen aanspraak op de vergoeding van morele schade afgeleid worden.

Art. 6

In artikel 4 van de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg worden de woorden « Het fonds vergoedt » vervangen door de woorden « Onverminderd de bepalingen van de wet tot regeling van schadevergoeding toegekend bij aansprakelijkheid voor het ontstaan en voortbestaan van menselijk leven, vergoedt het Fonds ».

8 maart 2011.

Bart LAEREMANS
Jurgen CEDER
Anke VAN DERMEERSCH.