2-1142/1 | 2-1142/1 |
27 MAART 2003
In de vergadering van 28 januari 2003 heeft het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen zich gebogen over de situatie van de vrouw in Saudi-Arabië.
Mevrouw De Schamphelaere, lid van de delegatie van de commissie voor de Justitie die in september 2002 (1) een bezoek bracht aan Saudi-Arabië, heeft het onderwerp ingeleid met een beknopt verslag van die studiereis.
Op uitnodiging van mevrouw Lizin, lid van het Adviescomité en voorzitter van de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden heeft een jonge Saudi-Arabische vrouw vervolgens haar verhaal gedaan en een beschrijving gegeven van de leefomstandigheden van de vrouw in haar land. Op haar verzoek wordt ze in dit verslag aangehaald met de schuilnaam « Maria ».
Naar aanleiding van die hoorzitting heeft het Adviescomité aanbevelingen uitgewerkt die zijn goedgekeurd op 27 maart 2003.
Mevrouw De Schamphelaere verklaart dat de commissie voor de Justitie naar Saudi-Arabië is afgereisd om voornamelijk na te gaan hoe de « sharia » de islamitische wet die rechtstreeks afgeleid is van de Koran en van de Hadiths toegepast wordt in het rechtssysteem en in het sociale leven in het algemeen. Saudi-Arabië is een absolute monarchie, maar ook een theocratie waarbij het rechtssysteem gestoeld is op de heilige geschriften. Het omvat een reeks strafmaatregelen zoals geseling, afhakken van hand of voet, steniging, onthoofding met het zwaard. Volgens het recht is de getuigenis van één man gelijk aan de getuigenis van drie vrouwen.
De samenleving wordt gekenmerkt door een werkelijke segregatie van de vrouwen. Ze mogen niet in het openbaar verschijnen zonder begeleiding van hun echtgenoot, broer of zoon. Museumbezoek, een bezoek aan het zwembad of winkelen is voor hen verboden. Ze moeten steeds van top tot teen in het zwart gekleed zijn en hun lichaamsvormen moeten verhuld zijn. Zelfs hun aangezicht moet bedekt zijn. De religieuze autoriteiten rechtvaardigen die behandeling door zich te beroepen op het feit dat de vrouw een geschenk is voor haar echtgenoot en dat ze aan het zicht van de anderen onttrokken moet zijn.
De vrouwen leven dus hoofdzakelijk opgesloten. Soms worden initiatieven gelanceerd, die echter onmiddellijk in de kiem worden gesmoord. Zo lanceerde twee jaar geleden nog een dertigtal vrouwen de actie « Vrouwen achter het stuur » in Riyad. De actie gaf net het omgekeerde resultaat, want ze werd gevolgd door de goedkeuring van een soort religieuze uitspraak die dergelijk gedrag expliciet verbood.
De bevolking kent natuurlijk een hoge levensstandaard door de olie-inkomsten. Vijftig jaar geleden was het land slechts één grote woestijn met enkele dorpjes. Thans heeft Saudi-Arabië ongeveer 20 % van de wereldolieproductie in handen. De rijkdom is de gehele bevolking ten goede gekomen. Niemand lijdt honger en slechts weinigen oefenen daadwerkelijk een job uit. Door de demografische evolutie zal de bevolking echter niet langer het luxeleven van de vorige generatie kunnen leiden.
Thans bestaat er een oppositie tegen de koninklijke familie, maar die oppositie is nog radicaler. De prinsen van de koninklijke familie houden er een vrij liberale levensstijl op na, ze reizen vaak en hun vrouwen mogen uitgaan. Maar aangezien ze geen afstand willen doen van hun privileges, misbruiken ze de religie als zoethouder voor de bevolking.
Een oproep tot vrije verkiezingen zou echter geen oplossing bieden, omdat dit zou leiden tot een verpletterende overwinning van de meest fundamentalistische partij. De gang van zaken kan alleen geleidelijk veranderen. Thans voert de adviesraad (de « Madjlis »), die is opgericht om de Koning beleidsadviezen te verstrekken, een campagne om te worden toegelaten tot de Internationale Interparlementaire Unie, maar hij stuit op een weigering omdat hij niet democratisch is verkozen. Het lijkt er echter op dat binnen die raad vele leden zitting hebben die voldoende onderlegd en ruimdenkend zijn, hetgeen de zaken zou kunnen doen vooruitgaan.
Maria is afkomstig uit Saudi-Arabië, maar woont nu in een Europees land dat haar politiek asiel heeft verleend. Maar zelfs daar is haar leven niet veilig, omdat ze het regime van Saudi-Arabië openlijk durft bekritiseren. Uit veiligheidsoverwegingen heeft ze haar naam veranderd.
Maria's leven in Saudi-Arabië was één lange strijd. Twaalf jaar lang heeft ze gewerkt aan een plan om het land te verlaten. Ze moest niet alleen zien te ontsnappen aan het politieke regime, maar ook aan haar familie die haar onder de knoet hield dankzij de steun van dat politieke regime.
In Saudi-Arabië genoot Maria praktisch geen enkele vrijheid; ze had geen recht op meningsuiting en mocht evenmin door het land reizen. Om haar huis te verlaten, moest ze in gezelschap zijn van een « beschermer » in de hoedanigheid van haar vader, broer of zelfs haar zoon. Wanneer die « beschermer » geen zin heeft om de vrouw te begeleiden, blijft ze thuis. Voor een reis naar het buitenland heeft de vrouw de toestemming van haar « beschermer » nodig.
De schoolplicht bestaat niet en je vader of echtgenoot kunnen op een gegeven moment beslissen dat je niet langer naar school mag gaan. De opleiding van de vrouw is daarenboven beperkt tot bepaalde richtingen die als typisch vrouwelijk worden beschouwd, zoals onderwijs of geneeskunde. Alleen vrouwelijke artsen mogen immers vrouwen verzorgen.
Zelfs al heeft de vrouw haar diploma behaald, dan nog kan zij pas gaan werken als haar « beschermer » zijn toestemming geeft.
Niet alle families verplichten de meisjes om in het huwelijk te treden, maar het is alleszins de « beschermer » die beslist of de toekomstige echtgenoot een aanvaardbare partij is. Men trouwt dus niet noodzakelijk met de persoon die men wil. De echtgenoot heeft het recht om tot echtscheiding te beslissen. In dat geval heeft hij het hoederecht over de kinderen en kan hij alle bezittingen houden. De echtgenote rest slechts de vernedering een gescheiden vrouw te zijn, die gedwongen is om opnieuw in het ouderlijk huis te gaan wonen.
Krachtens de islamitische wet blijven de kinderen bij hun moeder, de meisjes tot hun zevende en de jongens tot hun negende. Maar dat is niet altijd zo. Maria's eigen broer heeft zijn vrouw jarenlang mishandeld, zowel fysiek als geestelijk, en wel zodanig dat ze smeekte om een echtscheiding. De man heeft ten slotte daarmee ingestemd, maar beschuldigde haar wel van overspel opdat ze niet het hoederecht over de kinderen zou krijgen. En ofschoon de kinderen nog zeer jong waren, heeft hij dat hoederecht gekregen, want een ontrouwe vrouw kan geen goede moeder zijn. Die vrouw is naar haar familie teruggekeerd en heeft geen contact meer met haar kinderen. Sindsdien lijdt ze aan een chronische depressie. De vader slaat trouwens zijn oudste dochter, omdat ze zeer fel op haar moeder lijkt. Maria heeft met dat kind contact onderhouden via e-mail, maar ze kan niets doen om haar te helpen. Dergelijke verhalen zijn jammer genoeg legio.
3.1. Vragen van de leden
Mevrouw Willame-Boonen zegt dat ze deel uitmaakte van de parlementaire delegatie die in september naar Saudi-Arabië is afgereisd. De vrouwelijke senatoren konden een bezoek brengen aan de vrouwenuniversiteit. Het ging in feite om een soort « high school » voor meisjes van dertien tot zestien jaar. Zij was onthutst over het betoog van de professoren : hoewel het onderlegde, westers geklede meisjes zijn, hielden ze een zoet betoog waarin de vrouwen in Saudi-Arabië als de gelukkigsten ter wereld werden omschreven omdat ze beschermd werden als « juwelen in een doosje ». Op de vragen in verband met het ontbreken van vrouwenrechten (waarom is er geen enkele vrouwelijke rechter ? Is het normaal dat de getuigenis van een man evenveel waard is als die van drie vrouwen ?) antwoordden ze met citaten uit de Koran. Hoe kunnen geschoolde vrouwen dergelijke antwoorden geven ? Hoe reageren de vrouwen uit de intellectuele klasse op het regime waaronder ze gebukt gaan ?
Mevrouw Kaçar vreest dat men zich op de Koran beroept om te stellen dat de hersenen van de vrouw onderontwikkeld zijn, of tenminste dat de vrouwen te emotioneel reageren en ze daardoor niet dezelfde rechten als de mannen kunnen genieten.
Het lid vraagt zich in het algemeen af hoe men kan bijdragen tot de emancipatie van de vrouw in Saudi-Arabië. Hoe moet men die muren rond de vrouw die haar van de rest van de samenleving scheiden, slopen ? Welke steun kan er worden verleend aan de vrouwen binnen de NGO's die de vertekende opvattingen onder de bevolking trachten te bestrijden ? Saudi-Arabië is een rijk land. Hoe kan men ervoor zorgen dat die economische welvaart de vrouwenemancipatie ten goede komt ?
Mevrouw Staveaux-Van Steenberge zegt dat ze zich in een eerste reactie op Maria's verhaal afvraagt hoe de vrouwen het kunnen aanzien dat hun dochters op dezelfde manier worden behandeld als zijzelf. Proberen zij zich daartegen niet te verzetten, hoe moeilijk dat ook is ?
Het lid wil vervolgens weten welke invloed Saudi-Arabië in het buitenland uitoefent, waardoor Maria een andere naam heeft moeten aannemen en zich in Europa bedreigd voelt.
Mevrouw De Schamphelaere vraagt waarom West-Europa en de Verenigde Staten in alle talen zwijgen over de toestand in Saudi-Arabië. Louter omdat ze afhankelijk zijn van de olieproductie ? Hoe kan de internationale gemeenschap verandering brengen in die situatie ?
Mevrouw Pehlivan vraagt of er in het land zelf dan wel op internationaal niveau actief verzet is tegen het regime in Saudi-Arabië. Proberen groepen van intellectuelen niet noodzakelijk vrouwen hun invloed aan te wenden voor emancipatie, evolutie zonder daarom een revolutie te ontketenen ? Er is zeer weinig bekend over Saudi-Arabië. Is dat te wijten aan de bevoorrechte betrekkingen van dat land met de Verenigde Staten ?
Mevrouw Lizin wil verduidelijkingen over de machtsverhoudingen en de verschillende sociale klassen. Heeft het verhaal van Maria over de situatie van de vrouwen betrekking op de « gewone » vrouwen of alleen op de vrouwen die enige vorm van opleiding hebben genoten ? Zijn er verschillen in sociale status onder de vrouwen ? Bestaan er ook verschillen die verband houden met de godsdienst ? Saudi-Arabië telt een belangrijke sjiitische minderheid die ongetwijfeld beïnvloed wordt door de huidige gebeurtenissen in Irak. Hoe liggen de machtsverhoudingen in het land ?
Mevrouw Van Riet constateert dat de meeste vrouwen zich onderwerpen aan het hun opgelegde regime ondanks hun leefsituatie. Wat heeft Maria ertoe aangezet om haar gouden kooi te ontvluchten en hoe is ze erin geslaagd te vluchten ? Meent zij dat heel wat vrouwen haar voorbeeld zouden willen volgen ?
3.2. Antwoorden van Maria
Maria legt uit dat haar moeder van Libanese afkomst is. Zij is op zeer jonge leeftijd getrouwd en kwam op 15-jarige leeftijd in Saudi-Arabië wonen, maar tevoren leidde ze een heel ander bestaan in Libanon onder een veel liberaler regime. Zij was nooit tevreden met haar leven in Saudi-Arabië en het staat vast dat dit ongenoegen in zekere mate heeft bijgedragen tot het beeld dat Maria zich van de Saudi-Arabische samenleving en van de situatie van de vrouwen aldaar heeft gevormd. Voorts was de vader van Maria sjiiet. De sjiieten vertegenwoordigen ongeveer 15 % van de bevolking en zijn in Saudi-Arabië een zeer gediscrimineerde religieuze minderheid bijvoorbeeld op het vlak van werkaanbiedingen of studies. De vader van Maria, die niet zeer liberaal was, was geenszins tevreden over het regime en hij hechtte veel belang aan de opleiding van zijn kinderen, zowel van de meisjes als van de jongens, opdat deze gewapend zouden zijn tegen de verschillende vormen van discriminatie. Hijzelf heeft in de Verenigde Staten gestudeerd. Dat betekent dat Maria's situatie tamelijk verschilde van die van heel wat andere vrouwen in Saudi-Arabië.
Toen Maria 16 jaar oud was, verlieten haar ouders Saudi-Arabië om zich in Libanon te vestigen. Haar vader was ernstig ziek en had speciale verzorging nodig. In Libanon had haar moeder meer bewegingsvrijheid en was ze vrij haar man naar het ziekenhuis te vergezellen. Maria heeft daar haar studie vier jaar voortgezet. Zo ontstond bij haar de stille hoop om nooit meer naar haar land te moeten terugkeren. Zij moest echter zeer voorzichtig zijn, want haar broers bleven haar controleren en kwamen haar regelmatig in Libanon opzoeken. Na haar studie moest ze naar haar land terugkeren en dat ontnam haar voorlopig alle hoop om weg te vluchten. Op dat ogenblik stierf haar vader. Dat bood haar in zekere zin een nieuwe kans, want ze erfde een geldsom. Na enkele jaren kreeg ze de kans om een doctoraat in Noorwegen te behalen. Daar haar broer opgevoed was met zin voor goed onderwijs, kon ze hem overhalen haar voor korte tijd te laten vertrekken en eens ze in het buitenland was, is ze nooit meer teruggekeerd.
Toen Maria weigerde naar haar land terug te keren, dreigden haar broers er uiteraard mee om haar met geweld terug te brengen. Het was onmogelijk hen te laten inzien dat zij niet meer van hen afhankelijk wilde zijn. Zij moest dus zeer voorzichtig te werk gaan en heeft meer bepaald haar naam veranderd.
Alle Saudi-Arabische meisjes ondergaan hetzelfde lot ongeacht het feit of ze nu tot een midden- of hogere klasse behoren. De vrouwen uit een hogere sociale klasse die naar het buitenland reizen, zienuiteraard hoe de vrouwen elders leven en dat beeld is moeilijk verzoenbaar met wat hun is geleerd. De islamleer in Saudi-Arabië, het « wahhabisme », is uiterst streng. Die visie van de Islam is in feite even strikt als in Afghanistan. Het enige verschil tussen de twee landen is de rijkdom van Saudi-Arabië, hetgeen tot gevolg heeft dat de vrouwen er in zekere mate beter worden behandeld, toegang hebben tot het onderwijs en de gezondheidszorg. Het gaat om dezelfde kooi, alleen gaat het hier om een gouden kooi. Het wahhabisme stoelt op een zeer strikte interpretatie van de Koran die het regime van Saudi-Arabië wenst te exporteren door ze te verspreiden onder de moslims die in het buitenland leven, inclusief in België.
Uit het verhaal dat de vrouwelijke senatoren van hun reis in Saudi-Arabië hebben gemaakt, leidt Maria af dat zij ontmoetingen hebben gehad met vrouwen uit de hogere soennitische klasse. Die vrouwen hebben een baan die hun een zeker aanzien verleent, zij verdienen geld, ze reizen en hebben privileges, maar behoren tot een zeer beperkte sociale kring.
Sommige vrouwelijke senatoren zijn erover verwonderd dat de vrouwen niet in opstand komen, maar wie durft de sharia in twijfel trekken ? De sjiieten durven zelfs hun eigen geloofsleer niet onderwijzen. Er is absoluut geen godsdienstvrijheid. De mannen zelf mogen zich niet uiten of het regime bekritiseren.
De twee schoonbroers van Maria weten bijvoorbeeld dat Maria getuigenissen aflegt voor de Belgische Senaat en zij moedigen haar daarin aan. Ze zijn allebei sjiiet, goede echtgenoten en in zekere mate tolerant. Hun echtgenotes werken; de ene als dokteres en de andere als architecte. Zij genieten bijgevolg een zekere vorm van vrijheid. Als men die mate van vrijheid in Saudi-Arabië kan bereiken, is men tevreden. Nooit zouden ze in opstand durven komen tegen de regering, want de onderdrukking is meedogenloos, zeker voor de sjiieten.
Saudi-Arabië oefent een grote invloed uit op het buitenland via de media, de moslimscholen en de moskeeën. Talrijke communicatiemiddelen, waaronder meer bepaald de televisieketens, worden in dat land gecontroleerd. Saudi-Arabië financierde bijvoorbeeld de Arabische afdeling van de BBC te Londen. Toen de BBC een iets te indringende reportage over Saudi-Arabië wou maken, wilde dat land zich daartegen verzetten en stelde het een einde aan zijn financiële steun. Alle verslaggevers die voor die afdeling werkten, werden door Al Jazeera aangeworven.
Waarom bewaart het Westen het stilzwijgen over de toestand in Saudi-Arabië ? Eén van de hoofdredenen is uiteraard olie. De Verenigde Staten steunen het regime van Saudi-Arabië in ruil voor olie. Het spreekt vanzelf dat de fundamentalistische religieuze leiders een dergelijke alliantie niet waarderen. Zij appreciëren niet dat westerlingen zich in Saudi-Arabië gedragen alsof ze in hun eigen land zijn en dat zij tegen de islamleer handelen. Daarenboven heeft Saudi-Arabië fors geïnvesteerd in de Verenigde Staten en de intrekking van die investeringen zou een economische ramp betekenen voor de Amerikanen.
Het is nagenoeg onmogelijk om in Saudi-Arabië vrouwenverenigingen op te richten. Na haar universiteitsstudie heeft Maria andere vrouwen die in het buitenland gestudeerd hebben, uitgenodigd om elkaar regelmatig te ontmoeten om te discussiëren en te zien wat zij zoal zouden kunnen ondernemen. Alleen de sjiitische vrouwen zijn op haar uitnodiging ingegaan, want de soennitische vrouwen wilden geen contact met Maria die als sjiitisch werd beschouwd. Zij probeerden een kleine vrouwengroep op te richten, maar ze waren bang. Die vrouwen hadden een baan, genoten een zekere vorm van vrijheid en wilden dat niet op het spel zetten. Zij waren de vergeefse strijd moe. Nochtans is Maria ervan overtuigd dat actie mogelijk is door die vrouwen vanuit het buitenland te steunen.
Op een vraag van mevrouw Staveaux-Van Steenberge over de leefsituatie van de Arabische vrouwen in Europa antwoordt Maria dat ook zij in een gouden kooi leven. Zij weten dat zij in die landen dezelfde rechten hebben als de mannen, maar zij worden van die rechten beroofd door hun « beschermers ». Het is vanzelfsprekend dat ook de moslimvrouwen die dat lot in onze landen ondergaan, moeten worden geholpen.
Gehoord het getuigenis van Maria en het getuigenis van de leden van de commissie voor de Justitie, die een studiereis hebben ondernomen naar Saudi-Arabië :
beveelt de minister van Buitenlandse Zaken aan bij elk bilateraal initiatief met dat land rekening te houden met de ongunstige situatie van de vrouwenrechten in Saudi-Arabië;
beveelt aan bij de multilaterale instellingen de aandacht te vestigen op het feit dat de vrouwenrechten worden ontzegd in Saudi-Arabië, ook wanneer er multilaterale handelsbesprekingen worden gevoerd;
beveelt de minister van Buitenlandse Zaken aan maatregelen te nemen opdat de instellingen van de Europese Unie rekening houden met de discriminatie waarvan de Saudische vrouwen het slachtoffer zijn, in het kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Saudi-Arabië.
De aanbevelingen worden aangenomen met 7 stemmen bij 1 onthouding.
Dit verslag wordt eenparig goedgekeurd door de 8 aanwezige leden.
De rapporteurs, Anne-Marie LIZIN. Meryem KAÇAR. |
De voorzitster Iris VAN RIET. |
VERSLAG VAN DE REIS NAAR SAOEDI-ARABIË
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
Van 27 tot 30 september 2002
Samenstelling van de delegatie
Voorzitter : de heer J. Dubié.
Leden : de dames M. De Schamphelaere, M. Kaçar, M.-J. Laloy en M. Willame-Boonen.
Doel
De missie had voornamelijk de bedoeling na te gaan in hoeverre in Saoedi-Arabië de « sjaria », de islamitische wet die rechtstreeks teruggaat op de Koran en de Hadiths, binnen de rechtspraak en in andere domeinen van het sociale leven wordt toegepast.
VRIJDAG 27 SEPTEMBER 2002
Diner in de ambtswoning van de ambassadeur van België
Aanwezigen :
De heer J. Dubié, voorzitter.
De dames M. De Schamphelaere, M. Kaçar en M. Willame-Boonen.
De heren F. Michils (ambassadeur) en O. Quinaux (attaché bij de Belgische ambassade).
De heren M. Al-Sharif, C.-H. Arminjon, M. A. Bin Laden, S. P. Matthews en R. Pump.
De ambassadeur had verschillende Saoedische en buitenlandse prominenten uitgenodigd die specialisten zijn op juridisch gebied. Het ging voornamelijk om Amerikaanse en Franse zakenadvocaten en om de neef van de heer O. Bin Laden, meester Mohammed Bin Laden, die zijn studies in Frankrijk heeft gedaan en in Riyad een advocatenkantoor leidt.
Tijdens informele gesprekken kreeg de delegatie van bepaalde leden te horen dat het stelsel van de strikte toepassing van de « sjaria », wat in principe de regel is in het openbare leven, in feite systematisch wordt miskend en overtreden, behalve dan in een paar zeldzame gevallen, namelijk in de gebouwen waar de talrijke prinsen die het koninkrijk telt, zijn ondergebracht (6 000 tot 10 000 volgens de bronnen). Onze gesprekspartners benadrukten de hypocrisie van het regime, dat een rigoristische en puriteinse visie op de islam aanprijst en zelfs exporteert, namelijk het « wahhabisme », dat door de meeste bewindslui wordt overtreden, met name door de talrijke nazaten van de stichter van het regime, koning Abd Al-Aziz Bin Abd Ar-Rahman, beter bekend onder de naam « Ibn Saoed ».
Ook het lot van de buitenlanders en meer bepaald de Belgische staatsburgers die in Saoedi-Arabië gevangen zitten, werd met bepaalde genodigden besproken.
ZATERDAG 28 SEPTEMBER 2002
Bezoek aan de islamitische universiteit Imam Bin Saoed
(afdeling mannen), Riyad
Aanwezigen :
De heer J. Dubié, voorzitter;
De heer O. Quinaux, attaché bij de Belgische ambassade.
De vrouwelijke leden van de delegatie kregen geen toelating om de universiteit voor mannen te bezoeken, omdat die volledig verboden is voor vrouwen. Zij hebben die dag een bezoek gebracht aan de universiteit voor vrouwen (zie hieronder). In Saoedi-Arabië is gemengd onderwijs verboden.
De islamitische universiteit van Riyad bevindt zich buiten de stad in een campus van verschillende tientallen hectaren. De universiteit is hypermodern en telt ruim 10 000 studenten, die er bijna uitsluitend de koran en de toepassing van de sjaria, de islamitische wet, bestuderen.
Er worden onder meer de toekomstige islamitische rechters opgeleid. Men vindt er heel wat buitenlandse studenten. Die komen zowel uit islamitische als uit Westerse landen. Men heeft verzekerd dat er op dat moment geen Belgische studenten waren.
De universiteit bestaat uitsluitend uit sobere lesruimten zonder enige decoratie, waarin zich telkens een twintigtal studenten en een vaak zeer oude leraar bevinden. De vele studenten met uitzondering van een handvol militairen vertoonden allemaal de karakteristieken van moslims die de meest rigoristische wahhabietische islam belijden : geen hoofdband, een baard en een korter kleed.
De delegatie heeft een onderhoud gehad met oelama's (islamitische rechtsgeleerden) die tot de meest vermaarde van Saoedi-Arabië behoren. De redenering was telkens dezelfde : « Alles staat in de koran en/of de soenna (de gewoonten van de profeet). »
Het probleem van de behandelingen die volgens de normen van de Verenigde Naties als onmenselijk en vernederend moeten worden beschouwd (geseling, afhakken van handen en voeten, steniging, onthoofding met het zwaard) werd besproken. Toen de vraag werd gesteld of die praktijken, die nog steeds worden toegepast in Saoedi-Arabië, in aanmerking komen om te worden veranderd en of ze op termijn zullen worden afgeschaft, heeft de voornaamste oelama, die blind is, lang om de kwestie heen gedraaid zonder echt een antwoord te geven. Zoals we verderop zullen zien, hadden andere prominenten minder scrupules om te antwoorden.
Ofschoon de delegatie zeer hoffelijk werd behandeld, laat het bezoek aan de universiteit toch een gevoel van ongerustheid achter. Het lijkt allemaal op een gigantische onderneming om van jongeren die van de buitenwereld zijn afgesloten en die zich concentreren op het zich eigen maken van de meest rigoristische wahhabietische islam, fanatici te maken.
Bezoek aan de islamitische universiteit Imam Bin Saoed,
afdeling vrouwen
Aanwezigen :
De dames M. De Schamphelaere, M. Kaçar, M.-J. Laloy en M. Willame-Boonen.
Bij het betreden van de inrichting worden de leden streng gecontroleerd. Alle abaya's moeten in de garderobe worden afgegeven. Het eerste wat opvalt is de jonge leeftijd van de school/universiteitsbevolking, die op dat moment lawaaierig en babbelziek een « pauze » houdt. De meisjes zijn tussen de 12 en de 15 jaar oud, in plaats van 17 of 18 zoals je van een universiteitsstudente kan verwachten.
Zijn ze na hun 17de of 18de misschien allemaal getrouwd ? Wij worden ontvangen door een vijftiental leraressen die Europese kleren dragen (ook hun abaya's hangen in de garderobe!) en de sfeer is betrekkelijk open. De « lerares Engels » wordt aan de leden van de delegatie voorgesteld. Zij zal bij de gedachtenwisselingen dienst doen als tolk. Wat onderwezen wordt lijkt onder de noemer « algemene cultuur » te vallen : een beetje zoals de opvoeding van onze grootmoeders of overgrootmoeders [godsdienst (Koran uiteraard), geschiedenis, aardrijkskunde, talen (voornamelijk Engels, enkele meisjes kennen een paar woorden Frans), snid en naad enz.].
Op de vragen over de situatie van de vrouw antwoorden de leraressen dat de vrouwen heel gelukkig zijn in Saoedi-Arabië, omdat ze vol zelfvertrouwen zijn en ze heel goed beschermd zijn binnen hun familie, waar ze kunnen rekenen op ieders respect en liefde. Ze wijzen op de diepe religieuze betekenis die ze aan het leven geven en zeggen dat hun rol daardoor helemaal is afgebakend : kinderen grootbrengen en binnen de familie heersen. Voor heel wat zaken zijn vrouwen te veel gedomineerd door emoties en het is dan ook beter om het zakelijk beheer en het staatsbestuur over te laten aan mannen. Het gesprek bleek al snel een dovemansgesprek te zijn en bovendien hadden we de wat onaangename indruk dat de tolk een persoonlijke versie gaf van wat in het Arabisch werd verteld.
Ontmoeting met een delegatie van de Commissie voor Religieuze Zaken van de Madjlis Asj-Sjoera
Aanwezigen :
De heer J. Dubié, voorzitter;
Mevrouw M. De Schamphelaere, mevrouw M. Kaçar en mevrouw M. Willame-Boonen;
De heer F. Michils, ambassadeur van België in Saoedi-Arabië.
Voorstelling van de Madjlis
De Madjlis Asj-Sjoera (adviesraad) telt sinds juni 2001 120 raadslieden. Alle raadslieden werden door de koning gekozen uit notabelen die uit verschillende branches komen. De raad bestaat uit 12 commissies die eenmaal per week samenkomen. De plenaire vergadering komt twee keer per jaar samen.
Heel wat raadslieden hebben een diploma van een buitenlandse universiteit en zijn technocraten, voormalige hoge ambtenaren, militairen met een hoge graad, zakenlui of religieuze hoogwaardigheidsbekleders. De aanwezigheid van vrouwen is verboden, maar ze kunnen worden geraadpleegd over kwesties die op hen betrekking hebben.
De Madjlis bespreekt de wetsontwerpen die opgesteld zijn door de raadslieden van de ministers, en kan die amenderen alvorens ze naar de ministerraad te sturen, die zich er definitief over uitspreekt. Als er onenigheid is, kan er een verzoeningscommissie worden opgericht om te bemiddelen tussen de Madjlis en de ministerraad. De ministerraad is niet verplicht om de wetsontwerpen aan de Madjlis voor te leggen.
De Koran is de goddelijke, absolute, volledige, universele en tijdloze wet (sjaria). Hij bepaalt wat goed is en wat slecht is. Een dergelijke opvatting laat zeer weinig ruimte over voor de ontwikkeling of de aanpassing van de regels.
De hoedoed (regels die zeer nauwkeurig beschreven zijn in de Koran en die het woord van God (Allah) zijn) zijn volledig onveranderlijk.
De algemene wetten en voorschriften die niet uit de Koran komen, kunnen echter het voorwerp zijn van meer flexibele en veranderende interpretaties. Het is echter aan de hoge raad van oelama's, de grote Moefti van het koninkrijk en de Madjlis om na te gaan of die interpretaties overeenkomstig de Koran zijn. Die controle wordt ook uitgeoefend op elke nieuwe wet die wordt uitgevaardigd.
Representatief karakter
Op de vraag van de heer Dubié betreffende het representatief karakter van de Madjlis (de leden ervan worden niet door democratische verkiezingen aangewezen), antwoorden de leden van de adviesraad dat de huidige manier van aanwijzing de beste garanties biedt voor de bekwaamheid van de leden (ze hebben allemaal in een specifiek domein een proeve van bekwaamheid geleverd) en voor het bewaren van het evenwicht tussen de regio's. Eén van de gesprekspartners zei dat het niet uitgesloten is dat de leden van de Madjlis in de toekomst aangewezen worden door verkiezingen. Een dergelijke hervorming kan echter niet op korte termijn in overweging worden genomen.
De Madjlis is voornamelijk een orgaan dat technocratisch advies geeft. Het bestaan ervan zorgt voor de verbetering van de kwaliteit van de wetgevende en reglementaire maatregelen. De raad heeft in mindere mate ook de functie van « reflectiekamer » door debatten over maatschappelijke onderwerpen te organiseren.
Als de delegatie het probleem van de op grond van de sjaria uitgevoerde barbaarse straffen (afhakken van ledematen, doodstraf) ter sprake brengt, wijzen de vertegenwoordigers van de Madjlis op het onveranderlijke (het is de wil van God) en afschrikkende karakter ervan en zeggen ze dat wij binnenkort er ook bij ons zullen moeten toe overgaan om het hoofd te bieden aan de toenemende onveiligheid!
Volgens hen zijn er de afgelopen tien jaar geen ledematen afgehakt (dat wordt echter tegengesproken door tal van ballingen, die verwijzen naar wat plaatselijke kranten publiceren). De strikte toepassing van de sjaria zou overigens de veiligheid en de stabiliteit van het land garanderen.
De Saoedische gesprekspartners begrijpen tot slot niet waarom de Europese democratieën in naam van de eerbiediging van de mensenrechten zich zorgen maken over het lot van die misdadigers (personen die volgens de Koran moeten worden gekastijd), terwijl diezelfde democratieën niet reageren als er ernstige schendingen van de mensenrechten ten aanzien van de Bosnische moslims plaatsvinden, als er in Afghanistan onschuldige burgers worden gedood door de Amerikaanse bombardementen en als het Israëlische leger in Palestina onschuldige burgers doodt.
Lidmaatschap van de Internationale Interparlementaire Unie (IIU)
De Madjlis voert momenteel een campagne om toegelaten te worden tot de Internationale Interparlementaire Unie, ofschoon de raad geen verkozen parlement is, niet uit de wil van het volk voortkomt, de volkssoevereiniteit niet uitdrukt en daar duidelijk aanspraak op maakt.
De heer Michils wijst erop dat België het verzoek van de Madjlis ten aanzien van de IIU steunt. Het gaat immers om een schijnbare tegenstrijdigheid. Al onze Westerse gesprekspartners en zelfs de neef van Oesama Bin Laden (een advocaat die we ontmoetten bij de Belgische ambassadeur; hij heeft gestudeerd in Frankrijk en staat uiterst kritisch tegenover het regime) wijzen erop dat als er vrije verkiezingen zouden worden georganiseerd in Saoedi-Arabië, dat zich zou uiten in een vloedgolf ten gunste van de meest radicale islamisten. De open geesten, die erop uit zijn het land te moderniseren, vertegenwoordigen slechts 3 à 4 % van de bevolking en vinden voornamelijk aanhang bij de handelaars. Vanuit dat perspectief zou de Madjlis alles bij elkaar genomen de minst slechte oplossing zijn !
Er moet echter op worden gewezen dat de tien raadslieden van de Madjlis die de delegatie heeft ontmoet en die lid zijn van de commissie die zich bezighoudt met justitie, allemaal net als de studenten van de islamitische universiteit qua kleding en haartooi de karakteristieken vertoonden van praktiserende aanhangers van het meest rigoristische wahhabisme.
ZONDAG 29 SEPTEMBER 2002
Bezoek aan de Kamer van Koophandel, Riyad
Aanwezigen :
De heer J. Dubié, voorzitter.
Mevrouw M. De Schamphelaere, mevrouw M.-J. Laloy en mevrouw M. Willame-Boonen.
De heer F. Michils, ambassadeur van België in Saoedi-Arabië.
De heer O. Quinaux, attaché bij de Belgische ambassade.
De sjaria beheerst alle facetten van het leven in Saoedi-Arabië, dus ook de economische uitwisselingen en de zakenrelaties. Aangezien de Koran leningen met interest verbiedt, werd er een origineel systeem uitgewerkt om in plaats van kapitaal de risico's van het geven van geld te honoreren : een soort van lening op afbetaling die terugbetaald wordt met een deel van de eventuele winsten die gedurende het interval werden gemaakt.
De economische geschillen tussen Saoedi's en met buitenlanders worden over het algemeen geregeld door een arbitrage- en verzoeningscommissie van de Kamer van Koophandel. Bij een geschil stelt de Kamer aan de partijen een scheidsrechter voor die belast is met het regelen van het conflict. Als de partijen de arbitrage aanvaarden, zijn ze verplicht zich aan de beslissingen van de scheidsrechter te houden. De arbitrage wordt vervolgens bekrachtigd door een beslissing van een islamitische rechtbank waardoor ze uitvoerbaar wordt.
Blijkbaar worden bijna alle geschillen door die procedure in een zeer korte tijdspanne geregeld. Het gebeurt betrekkelijk weinig dat men naar een rechtbank stapt om een economisch conflict op te lossen.
Het moet worden benadrukt dat van de tien personen dat de delegatie in de Kamer van Koophandel ontmoette er niemand plaatselijke kleren droeg zoals de rigoristische islamisten en dat ze allemaal een hand hebben gegeven aan de vrouwelijke senatoren van de delegatie, wat niet het geval was in de Madjlis.
Voor een rigoristische wahhabiet is een vrouw periodiek onrein. Als men een vrouw een hand geeft, wordt men zelf onrein en moet men zich met bepaalde wassingen ritueel reinigen alvorens de vijf dagelijkse gebeden te verrichten.
Die vaststelling lijkt de opvatting te bevestigen dat het in de commerciële milieus is dat men de meest open Saoedi's vindt.
Ontmoeting met de heer Abdoellah Bin Moehammad Bin Ibrahim Al-Asjaik, minister van Justitie
Riyad, conferentiepaleis
Aanwezigen :
De heer J. Dubié, voorzitter.
Mevrouw M. De Schamphelaere, mevrouw M. Kaçar, mevrouw M.-J. Laloy en mevrouw M. Willame-Boonen.
De heer F. Michils, ambassadeur van België in Saoedi-Arabië.
De heer O. Quinaux, attaché bij de Belgische ambassade.
Inleidende uiteenzetting door de minister van Justitie
De minister hoopt dat de studiereis van de commissie voor de Justitie van de Belgische Senaat de leden van de delegatie de situatie in Saoedi-Arabië beter zal doen leren kennen. Het bezoek is belangrijk voor de Saoedi's omdat België in zijn relatie met de Arabische wereld een positie inneemt die gebaseerd is op een realistische benadering (in plaats van op een gevoelsmatige). De spreker is van mening dat de informatie die over zijn land de ronde doet, vaak onjuist is, waarschijnlijk door de rol die de media spelen.
Wat het specifieke doel van de studiereis betreft, namelijk de bestudering van het Saoedische rechtsstelsel, gebaseerd op de sjaria, herinnert de minister eraan dat alle rechtsstelsels in grote mate op elkaar lijken, onder voorbehoud van de rechtsbron waarop ze teruggaan.
Voor de spreker is het essentieel dat het rechtsstelsel onafhankelijk is van de politieke macht. In heel wat ontwikkelingslanden is dat helemaal niet het geval en dient het rechtsstelsel als dekmantel voor de plaatselijke regering.
In Saoedi-Arabië daarentegen is het rechtsstelsel niet door en voor de regering ingevoerd, maar is het gebaseerd op de Koran. Het land wordt regelmatig geconfronteerd met verzoeken om de richting uit te gaan van een positief rechtsstelsel dat is opgesteld door de autoriteiten die over de wetgevende macht beschikken.
De minister is van mening dat het huidige op de Koran gebaseerde rechtsstelsel met rechters die de regels uit de heilige teksten toepassen, de beste garanties biedt voor de stabiliteit en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht ten opzichte van de uitvoerende macht. Dat standpunt wordt echter in het Westen vaak verkeerd begrepen.
De spreker is ervan overtuigd dat zijn woorden onmiddellijk zouden worden bevestigd door de 6 miljoen buitenlanders, die in een stelsel van islamitisch recht leven en zich er helemaal niet over beklagen. Integendeel zij waarderen de voordelen ervan, met name op het vlak van veiligheid en criminaliteit.
Tot slot herinnert de minister eraan dat de regels van het islamitisch recht niet tegen niet-moslims zijn gericht. Zij hebben alleen tot doel de burgers in overeenstemming te brengen met wat juist is.
Gedachtenwisseling
Mevrouw Laloy snijdt de problematiek van de mensenrechten aan, meer bepaald die van de gelijkheid tussen man en vrouw. Volgens de spreekster gaan in de Koran enkele principes duidelijk in tegen de rechten van vrouwen. Zij noemt drie voorbeelden. Waarom is het een vrouw verboden rechter te zijn ? Waarom is de getuigenis van een man evenveel waard als die van drie vrouwen ? Waarom bedraagt het deel van de erfenis dat aan een vrouw wordt toegekend de helft van het deel dat aan een man wordt toegekend ?
Wat de laatste twee voorbeelden betreft (waarde van de getuigenis en successierechten), wijst de minister erop dat die zaken in de sjaria worden geregeld en dat er dus geen reden tot discussie of interpretatie is !
De weigering om vrouwen toegang tot de magistratuur te verschaffen is niet rechtstreeks geregeld in de sjaria, maar is het resultaat van een interpretatie. Die interpretatie is gebaseerd op de algemene opvatting dat voor moslims het zakelijk beheer moet worden toevertrouwd aan mannen, aangezien vrouwen veel te emotioneel zijn. Het gaat om de interpretatie van Imam Ahmad (?), die gebaseerd is op de gewoonten van de profeet.
De heer Dubié vraagt of die interpretatie in de toekomst zou kunnen worden herzien.
De minister antwoordt dat het niet is uitgesloten dat ze wordt herzien, als de behoefte van het volk de toegang van vrouwen tot de magistratuur noodzakelijk maakt.
Op de vraag van mevrouw Laloy of er vrouwen zijn die vragen om de zaken op dat punt te veranderen, antwoordt de minister dat dat niet het geval is, aangezien er over de opvatting om het zakelijk beheer aan mannen toe te vertrouwen een zeer grote consensus bestaat.
Mevrouw Kaçar verwijst naar de contacten die ze vanmorgen had in de islamitische universiteit voor vrouwen. De vertegenwoordigers van de universiteit verklaarden dat vrouwen geen rechter kunnen worden omdat ze te emotioneel zijn.
Volgens de minister kunnen vrouwen door hun emotionaliteit geen juiste en rechtvaardige beslissingen nemen. Dat is echter een rechtvaardiging die op de tweede plaats komt ten opzichte van de algemene opvatting dat het beheer moet worden toevertrouwd aan mannen.
Mevrouw Willame-Boonen vraagt of de Saoedische minister van Justitie net als zijn Belgische collega over een positief injunctierecht beschikt.
De minister bevestigt dat hij de macht heeft om de aandacht van de rechters op bepaalde punten te vestigen.
Met betrekking tot de kwestie van het vrouwelijke aandeel in een erfenis vergeleken met dat van een man, zegt de spreker dat die principes in de sjaria zijn vastgelegd. De islam geeft aan de man twee keer meer verantwoordelijkheden dan aan de vrouw. Zo verplicht de Koran de man om voor zijn ouders te zorgen als die in nood zijn. Vrouwen krijgen geen enkele vergelijkbare verplichting opgelegd, ook niet ten aanzien van hun kinderen of hun echtgenoot als die in nood zijn. Een vrouw is ook niet verplicht om bij te dragen tot het betalen van de huishoudelijke uitgaven. Dat is volledig ten laste van de man. Als een man zijn verplichtingen niet nakomt, kan hij op vraag van zijn echtgenote daartoe gedwongen worden door een rechter. Gezien de veel zwaardere financiële verplichtingen die een man heeft, is het normaal dat hij bij een erfenis het dubbele van een vrouw krijgt.
Mevrouw Laloy vraagt in hoeverre een vrouw gebruik kan maken van haar eigen kapitaal. Kan zij er vrij over beschikken ? Kan zij een bankrekening openen ?
De minister antwoordt dat een vrouw vrij kan beschikken over haar persoonlijk kapitaal, zelfs wanneer haar man in nood verkeert. De sjaria zegt dat ze per testament vrij kan beschikken over 1/3 van haar persoonlijk patrimonium en dat 2/3 van het patrimonium voor de erfgenamen is.
Met betrekking tot de waarde van de getuigenis van een vrouw wijst de minister erop dat een vrouw door haar zwakker gestel minder goed gewapend is dan een man om het hoofd te bieden aan de realiteit van het leven. In geval van moeilijkheden heeft een vrouw de neiging om zich te beschermen en het probleem uit de weg te gaan uit vrees voor lichamelijk lijden. Dat is niet te wijten aan een gebrek aan moed : een vrouw handelt zo met de bedoeling haar schoonheid te beschermen. Vandaar dat de sjaria zich wil verzekeren van de betrouwbaarheid van de getuigenis van een vrouw. Die getuigenis wordt niet verworpen, maar de rechter wil dat ze wordt bevestigd door mannelijke getuigenissen.
De minister heeft het vervolgens over de hervormingen die zijn land heeft doorgevoerd met het oog op de modernisering van het rechtsstelsel ten gevolge van de onderhandelingen over de toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie.
Er werden gedurende de afgelopen 18 maanden drie belangrijke wetten uitgevaardigd :
Een wetboek voor strafprocedures dat zowel op Saoedi's als op buitenlanders van toepassing is en dat de regels bevat voor arrestaties (er is een beslissing van een procureur nodig), huiszoekingen en bijstand door een advocaat.
Een wet die de functie van advocaat omschrijft.
Een wet die de juridische bijstand voor de rechter regelt.
De heer Dubié wil weten hoe die wetten zijn opgesteld.
De minister antwoordt dat er een regeringsreglement bestaat dat de wetgevingsprocedure bevat. Die verloopt in drie fasen :
In het ministerie van Justitie wordt er door rechters en advocaten een wetsvoorstel opgesteld.
Het wetsvoorstel wordt bestudeerd en goedgekeurd door de ministerraad.
Het wetsvoorstel wordt voorgelegd aan de Madjlis Asj-Sjoera.
De wet wordt afgekondigd.
Mevrouw De Schamphelaere snijdt de mondialisering en de globalisering op economisch vlak aan. Om in die mondiale economie te worden opgenomen moet een staat een aantal internationale verbintenissen onderschrijven. Eén daarvan is de Universele verklaring van de rechten van de mens. Wie kan in Saoedi-Arabië beslissen om die verklaring te onderschrijven ?
De minister wijst erop dat het mensenrechtenbeleid onder de verantwoordelijkheid valt van de minister van Justitie en de minister van Buitenlandse Zaken. De problematiek van de mensenrechten vormt in Saoedi-Arabië een preoccupatie van eerste orde. Internationale organisaties hebben kritische rapporten gepubliceerd, waarin wordt geprotesteerd tegen schendingen van de mensenrechten in Saoedi-Arabië. Volgens de spreker aanvaarden de mensenrechtenorganisaties geen regime dat gebaseerd is op de strikte toepassing van de sjaria. Het Saoedische regime is echter van mening dat de Islam de beste garantie is voor de eerbiediging van de mensenrechten. Het gaat in wezen om een totaal verschillende benadering van de problematiek van de mensenrechten.
Volgens de minister worden de betrekkingen tussen zijn land en de internationale mensenrechtenorganisaties beter. Als bewijs daarvan voert hij het bezoek aan dat de heer Vieira de Mello, hoog commissaris voor mensenrechten bij de Verenigde Naties, binnenkort aan Saoedi-Arabië zal brengen. Saoedi-Arabië staat zeer open voor het werk van de internationale mensenrechtenorganisaties, op voorwaarde dat hun acties niet in de religieuze sfeer binnendringen.
De minister wijst erop dat de thematiek van de mensenrechten zeer complex is. Sommige landen die van mening zijn dat zij traditioneel de verdedigers van de mensenrechten zijn, nemen op de internationale scène een zeer agressieve houding aan.
De heer Dubié vraagt of Saoedi-Arabië zich ertoe zal verbinden om de universele principes van de mensenrechten na te leven en bijvoorbeeld van de doodsstraf en andere als onmenselijk en vernederend beschouwde straffen (geseling, afhakken van voeten en handen, steniging) zal afzien.
De minister antwoordt dat hij als oud-rechter goed op de hoogte is van die kwestie. De doodstraf staat in de sjaria. Het gaat om een onveranderlijk principe. De spreker is ervan overtuigd dat als men op lange termijn redeneert, de balans van de toepassing van de doodstraf ruimschoots positief uitvalt. In tegenstelling tot wat men op het eerste gezicht zou denken, zorgt de doodstraf ervoor dat er mensenlevens worden gered, namelijk door het afschrikkende karakter ervan.
De heer Dubié wijst erop dat het criminaliteitscijfer in de Verenigde Staten hoger ligt dan in Europa, niettegenstaande daar de doodstraf wordt toegepast.
De minister antwoordt dat heel wat Amerikaanse staten de doodstraf opnieuw hebben ingevoerd omdat de criminaliteit onrustbarend toenam. Een van de gevolgen was dat tal van misdadigers de staten hebben verlaten die de doodstraf opnieuw hadden ingevoerd en dat de criminaliteit zich heeft verplaatst naar staten waar de doodstraf niet bestaat.
Volgens de spreker is de perceptie van Justitie in Europa niet realistisch. Het verschil tussen de criminaliteit in de Verenigde Staten en de criminaliteit in Europa is volgens hem te verklaren door het feit dat de vrijheid van meningsuiting en het respect voor het individu in het oude continent superieur zijn.
De heer Michils zegt dat het de politiek is van de Europese Unie om zich tegen de doodstraf te verzetten, om het even waar die wordt toegepast. De kritiek is niet in het bijzonder op Saoedi-Arabië gericht.
Wat de toepassing van de doodstraf betreft, zegt de minister dat de Saoedische staat de situatie niet in eigen handen heeft. Volgens de sjaria is het de familie van het slachtoffer die beslist om de moordenaar gratie te verlenen, het leven van de moordenaar in ruil voor een schadevergoeding te sparen of zijn terechtstelling te eisen. Als er iemand vermoord is, zijn het zijn naaste familieleden die daar het meest onder lijden. Het is bijgevolg logisch dat zij het zijn die beslissen hoe de schuldige moet worden gestraft en de staat mag zich niet tegen hun wil verzetten. De spreker zegt dat de schuldige alleen maar kan worden terechtgesteld als de naaste familieleden er unaniem mee instemmen. Hij beweert dat in bijna alle gevallen de naaste familieleden voor « bloedgeld » kiezen of de schuldige gratie verlenen. Terechtstellingen blijven uitzonderlijk. [Er moet worden opgemerkt dat die bewering totaal niet strookt met de werkelijkheid. Er worden in de kranten regelmatig openbare terechtstellingen (onthoofding met het zwaard) aangekondigd.]
Mevrouw Kaçar vraagt of er bij de uitwerking van het wetboek voor strafprocedures rekening werd gehouden met de rechten van het slachtoffer. De spreekster zou ook willen weten of de minister over een grote autonomie beschikt om hervormingen door te voeren op andere vlakken dan die waarop de drie aangehaalde wetten betrekking hebben.
De minister bevestigt dat er in het nieuwe wetboek voor strafprocedures rekening wordt gehouden met de rechten van de slachtoffers, maar ook met die van de verdediging. Wat de autonomie betreft waarover hij beschikt, wijst de spreker erop dat de nieuwe wetten vaak het voorwerp zijn van verzet vanwege de religieuze instanties. Het is echter essentieel dat Saoedi-Arabië zijn wettelijk instrumentarium moderniseert om zijn plaats op de internationale scène te versterken. De nieuwe wetten zijn dus het resultaat van een dialoog tussen rechters, advocaten en de regering.
De minister besluit het onderhoud door te zeggen dat hij hoopt dat de betrekkingen tussen Europa en Saoedi-Arabië geïntensifieerd zullen worden. Het is belangrijk dat de talrijke misverstanden over zijn land de wereld worden uitgeholpen. Het zou bovendien ongerechtvaardigd zijn om een heel land te verwerpen op basis van de afkeurenswaardige machinaties van enkele van zijn onderdanen.
MAANDAG 30 SEPTEMBER 2002 DJEDDA
Ontmoeting met prins Misjaal Bin Madjied,
gouverneur van Djedda
Aanwezigen :
De heer J. Dubié, voorzitter.
De dames M. De Schamphelaere, M. Kaçar, M.J. Laloy en M. Willame-Boonen.
De heer F. Michils, ambassadeur van België in Saoedi-Arabië.
Prins Misjaal Bin Madjied bedankt de senaatsdelegatie voor de belangstelling die zij aan de dag legt ten aanzien van zijn land. Er is volgens hem veel onbegrip voor Saoedi-Arabië vanwege de internationale gemeenschap en hij vindt het belangrijk dat er een dialoog op gang komt om de rechtsstelsels van de twee landen beter te begrijpen. Het is van essentieel belang dat die dialoog gebaseerd wordt op een wederzijds respect voor elkaars waarden.
Volgens de prins is het Saoedische rechtsstelsel gebaseerd op het principe van de gelijkheid van de burgers ten overstaan van de goddelijke wet. Het doel van het rechtsstelsel bestaat erin de veiligheid van alle burgers te garanderen, wat volgens de Koran een essentiële voorwaarde is om ieders welvaart en ontplooiing te verzekeren. De weergaloze welvaart die de islamwereld momenteel kent, toont de gegrondheid van die benadering aan.
De spreker benadrukt vervolgens het vredelievende karakter van de islam. De islamitische godsdienst staat niet toe dat een moslim een oorlogszuchtige houding ontwikkelt. Oorlog is een zonde.
De heer Dubié vraagt of dat betekent dat de islam het terrorisme volledig verwerpt.
Prins Misjaal Bin Madjied antwoordt bevestigend op die vraag. Trouwens, ten tijde van de islamitische overheersing van Spanje konden de joden er in vrede leven en hadden ze voorspoed.
Mevrouw Kaçar is blij met de gematigde uitspraken van de prins. Zij vraagt of hij over een grote autonomie beschikt om een beleid van openheid te voeren.
Prins Misjaal Bin Madjied antwoordt dat zijn bevoegdheid zich beperkt tot het bestuur van de stad Djedda. Hij moet er op de eerste plaats voor zorgen dat de veiligheid in de stad wordt verzekerd. In die hoedanigheid hangt hij af van de minister van Binnenlandse Zaken. Voor de rest is de koranische wet overal in het land voor iedereen hetzelfde.
De heer Dubié vraagt of de prins denkt dat hij ooit nog eens een bezoek zal kunnen brengen aan de Al-Aqsa-moskee in Al-Qoeds (Jeruzalem).
Prins Misjaal Bin Madjied antwoordt dat dat voor hem net als voor elke moslim één van de vurigste wensen is. Jammer genoeg maakt het beleid van de Israëlische regering dat momenteel onmogelijk. Hij benadrukt dat de betrekkingen tussen Israël en de Palestijnen op een objectieve manier, namelijk op basis van feiten, moeten worden bekeken. Hij stelt vast dat de Israëlische staat, profiterend van de Amerikaanse bescherming, systematisch weigert om de resoluties van de Verenigde Naties te aanvaarden.
De heer Dubié wijst erop dat de Amerikanen bontgenoten zijn van de Saoedi's. Hoe kan dat bondgenootschap worden verzoend met het standpunt van de Amerikanen in het Palestijns dossier ?
Prins Misjaal Bin Madjied erkent dat het Europese standpunt dichter bij het Saoedische ligt. Hij betreurt het echter dat Europa zich zo weinig inzet om naar een oplossing voor het conflict te zoeken.
Mevrouw Willame-Boonen wijst erop dat niet alle Europese landen op dezelfde golflengte zitten, waardoor het oude continent op de internationale scène niet genoeg gewicht in de schaal kan werpen.
De heer Dubié verwijst ook naar het vredesvoorstel dat erfprins Abdallah Ben Abd Al-Aziz begin 2002 heeft gedaan.
Voor prins Misjaal Bin Madjied is dat het hoogste bod dat de Arabische landen kunnen doen. Het is onmogelijk om nog verder te gaan.
De heer Dubié vraagt hoe het Saoedische volk zou reageren op een Amerikaanse aanval op Irak.
Prins Misjaal Bin Madjied antwoordt dat heel wat Saoedi's regelmatig naar de Verenigde Staten gingen. Sinds enkele maanden is dat niet meer het geval ten gevolge van de campagnes die in de Verenigde Staten worden gevoerd tegen de Arabische wereld en de moslims. De spreker denkt dat de Amerikanen een religieuze oorlog willen ontketenen. Welnu, men zou beter naar rechtvaardigheid streven om te komen tot een situatie van vrede en stabiliteit. Hij laat er geen twijfel over bestaan dat een Amerikaanse aanval op Irak zonder mandaat van de Verenigde Naties de woede van de hele bevolking zal opwekken.
Algemene conclusies
De missie, die de Belgisch ambassadeur en zijn team voortreffelijk heeft georganiseerd, werd uitzonderlijk hartelijk ontvangen.
België heeft een uitstekend imago in Saoedi-Arabië en de Saoedische leiders blijken het buitenlands beleid van het land te waarderen.
Het was duidelijk dat in een periode dat hun land sterk onder vuur wordt genomen, vooral dan in de Verenigde Staten, de officiële gesprekspartners de Belgische delegatie van hun goede trouw wilden overtuigen.
Feit blijft dat de strikte toepassing van de sjaria in Saoedi-Arabië ontegenzeggelijk botst met de principes van de Universele verklaring van de rechten van de mens, vooral dan wat betreft de situatie van de vrouw, die door de verschillende gesprekspartners beschouwd wordt als « een juweel dat in een kistje moet worden bewaard » (sic), wat zich concreet uit in een haast volledige afzondering.
Een incident dat zich in Riyad heeft voorgedaan, vormt een goede illustratie van dat systeem van apartheid.
Tijdens een kort bezoek aan het paleis van de stichter van het regime, dat getransformeerd is tot een museum waar vrouwen niet binnen mogen als ze niet worden vergezeld door hun vader, echtgenoot of broer, wou de secretaris van de commissie een foto nemen van de delegatie (en dus ook van de vier vrouwelijke senatoren, die een abaya moesten dragen, een zwart kleed dat een vrouw van de schouders tot de voeten bedekt) met op de achtergrond een plaatselijke markt.
Twee leden van de « mutawa », de religieuze politie die belast is met wat officieel « het beteugelen van de ondeugd en het bevorderen van de deugd » heet, zijn toen onmiddellijk naar de secretaris gesneld om het filmrolletje uit het fototoestel te halen en dat ondanks het protest van de eerste secretaris van de Belgische ambassade. Uiteindelijk heeft een verantwoordelijke van de mutawa, die Engels kon, ons uitgelegd dat « het in Saoedi-Arabië verboden is om een vrouw te fotograferen « zelfs achter een muur ! » (even behind a wall) ».
Het missionaire karakter van het regime is overigens toch wel verontrustend. Ofschoon al de gesprekspartners het terrorisme hebben veroordeeld, zorgt het wahhabisme, de meest fundamentalistische interpretatieve doctrine van de islam, voor een uiterst gunstige voedingsbodem voor de ontwikkeling van de meest radicale islamitische bewegingen.
(1) Van de delegatie hebben deel uitgemaakt : de heer Dubié, voorzitter van de commissie voor de Justitie, de dames De Schamphelaere, Kaçar, Laloy en Willame-Boonen.