1-263/1

1-263/1

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996

28 FEBRUARI 1996


Hoorzitting van de heer J. Attali over de besluiten van zijn verslag aan de Verenigde Naties betreffende de plutoniumproblematiek en de proliferatierisico's


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIEN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR MEVR. LIZIN


I. UITEENZETTING VAN DE HEER J. ATTALI

De secretaris-generaal van de Verenigde Naties heeft spreker gevraagd een verslag over dit onderwerp op te stellen omdat hij samen met de E.B.W.O. alles in het werk heeft gesteld om de alarmklok te luiden over de toestand te Tsjernobyl. Zowel indertijd als heden ten dage valt er immers jammer genoeg niets te bespeuren van een echte internationale actie voor Tsjernobyl. Voorts kwam er ook het besef dat in Rusland alles in het honderd begon te lopen niet alleen in de kerncentrales, maar ook bij het leger en onder de Russische deskundigen.

Toen men hem gevraagd heeft die studie uit te voeren, verwachtte de heer Attali niet dat hij bij het denkwerk over de gevaren van de proliferatie ook zou stoten op alle problemen verbonden aan het nucleair beleid van alle grote Staten.

Inleiding

Aanvankelijk wilde de heer Attali zijn studie toespitsen op de toestand in de voormalige Sovjet-Unie, maar hij werd er gaandeweg toe gebracht alle landen te bezoeken die met dat probleem af te rekenen krijgen : de Verenigde Staten, Rusland, China, India, Pakistan, Israël, Frankrijk, enz.

Voorts is hij ook nog naar alle betrokken agentschappen gegaan zoals dat te Wenen en dat te Brussel.

Vrij snel is hij tot het inzicht gekomen dat hij deze zaken alleen kon behandelen tegen de ruimere achtergrond van het energiebeleid, omdat de problemen van de handel in en de verspreiding van plutonium zo ontzagwekkend groot en potentieel gevaarlijk zijn dat zij het voortbestaan en het gebruik van kernenergie ernstig kunnen ondergraven.

De heer Attali herinnert eraan hoe de zaken er thans voorstaan. Over heel de wereld neemt de vraag naar energie fors toe en er dient zich voorts een weinig geruststellende periode aan omdat de olieprijzen vrij snel dalen. Ze zijn nu al lager dan na de eerste oliecrisis en het aandeel van de O.P.E.C.-landen is thans hoger dan het ooit voordien is geweest, zowel qua olieproduktie als qua bekende olievoorraden. Een dergelijke toestand voert ons terug naar een toestand van een afhankelijkheid zoals wij die in 1973 hebben gekend. De voorstanders van kernenergie zwaaien met dit argument om aan te tonen hoe belangrijk diversificatie is. Dat mogen we dus nooit uit het oog verliezen.

Het gaat hier niet om de vraag of men voor of tegen het gebruik van kernenergie is.

Duidelijk is dat het hele probleem van de handel in en de verspreiding van nucleair materiaal zal draaien rond de vraag hoe het nucleair afval wordt beheerst. Maar wij moeten goed beseffen dat we niet in een wereld leven waar we kunnen kiezen tussen het al dan niet hebben van nucleair afval. Het is veeleer een keuze tussen nucleair afval en andersoortige afvalstoffen.

Bij de huidige stand van zaken leiden de nucleaire afvalstoffen tot ononverzichtelijke problemen maar in vergelijking met andere afvalstoffen bieden zij het voordeel ten minste zichtbaar te zijn.

De afvalstoffen van andere energiebronnen worden niet op de bodem opgeslagen maar worden op onzichtbare wijze in de lucht, in de ozonlaag geloosd. De opwarming van de atmosfeer, een feit dat zelfs de meest rabiate sceptici thans erkennen, is toe te schrijven aan het gebruik van andere, niet-nucleaire energiebronnen, in hoofdzaak steenkool, olie en gas (meer bepaald de enorme verspilling van het Russisch gas). Men moet dus in alle gevallen het voor en het tegen afwegen van de ontzaglijke risico's verbonden aan kernenergie en de zekerheid dat er tot heden geen oplossing bestaat voor de lozing van de buitengewoon schadelijke afvalstoffen afkomstig van steenkool, aardolie en gas, elders dan in de ozonlaag.

Na deze inleidende opmerkingen zet de heer Attali de conclusies uiteen die hij heeft getrokken.

Conclusies van het rapport

Ten eerste heeft de nucleaire handel pas ernstige vormen aangenomen na de val van de Berlijnse muur.

Die handel behelst drie deelaspecten :

­ handel in deskundigen;

­ handel in technologieën;

­ handel in kernmateriaal.

Voorts zij erop gewezen dat de handel niet te scheiden valt van de proliferatie. Men kan de dynamiek van het ene niet begrijpen zonder ook het andere te bestuderen.

Inzake proliferatie zijn de zaken vrij duidelijk. Afgezien van de vijf officiële kernmogendheden zijn er drie niet-officiële, waarover echter vrijwel geen twijfel bestaat : Indië, Israël en Pakistan. Ook al denken sommige deskundigen dat deze landen over meer kernwapens beweren te beschikken dan zij er eigenlijk hebben, of dat zij er zelfs geen hebben. Zij beweren impliciet elk over een honderdtal wapens te beschikken.

Inzake proliferatie valt ook te noteren dat de laatste jaren een aantal landen die kernwapens aan het ontwikkelen waren, daarmee zijn gestopt : Argentinië, Brazilië en Zuid-Afrika. Dit gaat samen met de invoering van de democratie in die landen en met de druk van westerse landen die een zeer grote rol heeft gespeeld bij die beslissing.

Voorts is er een steeds grotere versmelting tussen de militaire en de civiele technologie. Momenteel is de wapenindustrie in de wereld niet meer geneigd zuiver militaire informatica of technologieën te ontwikkelen.

De kosten daarvoor zijn te hoog en men gebruikt dus de civiele technologie in plaats van de militaire. Bijgevolg zijn, wat de technologie betreft, de wapens steeds moeilijker op te sporen. Men moet niet meer zeggen dat een land opschiet met de ontwikkeling van een kernwapen, er moet gesproken worden in termen van jaren of maanden om de tijd te bepalen tussen de beslissing van een land om het wapen aan te maken en het moment waarop dat wapen beschikbaar wordt.

Veronderstellen wij dat België zou beslissen dat het kernwapens wil, dan zou het met de middelen waarover het beschikt, en ruim berekend, niet eens twee jaar duren eer het zover is. Voor België, Zwitserland, Spanje of andere landen gaat het om een theoretische mogelijkheid maar niet voor Iran of Japan. Volgens de heer Attali heeft Japan zijn volledige civiele nucleaire strategie gericht op het ontwikkelen van een kernwapen, zonder dat het daarvoor uitkomt. Volgens zijn vaststellingen en volgens de deskundigen zou dat land binnen minder dan vier maanden over een kernwapen kunnen beschikken. Dat is ook het geval met Canada, Korea en Iran, die alles in het werk stellen om dat te verhullen.

Ook een andere vorm van proliferatie moet men steeds voor ogen houden, namelijk die van de oneigenlijke kernwapens. Spreker noemt in dat verband enkele cijfers. Om een kernwapen te maken heeft men officieel 25 kg sterk verrijkt uranium nodig en 8 kg plutonium. Alle deskundigen geven echter toe dat 4 kg plutonium feitelijk volstaan. Maar er is nog meer. Niet alleen volstaan 4 kg militair plutonium, maar zelfs 4 tot 5 kg civiel plutonium.

Natuurlijk zullen noch Frankrijk noch de Verenigde Staten kernwapens maken met civiel plutonium. Gemakkelijk is dat niet, maar de Verenigde Staten hebben bij wijze van experiment de mogelijkheid ervan aangetoond. Vast staat dat indien een land een kernwapen zou aanmaken met civiel plutonium, het afschrikkingseffect politiek gesproken hetzelfde zou zijn.

Belangrijk is te noteren dat er een tweede soort wapens bestaan, in militair taalgebruik radiologische wapens genoemd, maar die men evengoed radioactieve wapens kan noemen. Daartoe heeft men aan een klassieke lading alleen plutonium of sterk verrijkt uranium toe te voegen.

Laten we bij wijze van voorbeeld veronderstellen dat een chemische raket met een draagwijdte van 2 500 tot 3 000 km verkocht wordt aan een Maghrebland en dit land er 500 kg T.N.T. en 500 g plutonium aan toevoegt. Indien een dergelijke raket een stad in het Noorden bedreigt, zal niemand het verschil merken tussen die bedreiging en die van een kernwapen. Temeer omdat in de discussies tussen deskundigen over het effect van een dergelijk wapen veel tegenstrijdigheden naar voren komen. Volgens sommigen onder hen zou, indien in Brussel 500 g plutonium tot ontploffing zou worden gebracht, de stad gedurende drie weken moeten worden geëvacueerd vooraleer normaal leven opnieuw mogelijk wordt. Volgens anderen zou een termijn van drie weken nodig zijn vooraleer men terug naar de stad kan, maar met zeer strenge beschermingsmaatregelen.

Als men er dan nog eens 500 kg T.N.T. aan toevoegt, zou een terugkeer naar de stad onder zeer strenge voorwaarden inzake radioactiviteit, vergelijkbaar met die van de kerncentrales zelf, pas na 50 tot 100 jaar mogelijk zijn. Men zou er wel eerder kunnen gaan wonen, maar dan in zeer gevaarlijke omstandigheden. Daaruit blijkt dat dit een wapen is met een zeer sterk afschrikkingseffect.

Deze cijfers dienen in het achterhoofd te worden gehouden, wil men een idee krijgen van het gevaar van plutonium.

Naar dat soort wapens lijkt momenteel niet echt vraag te zijn. Maar het is duidelijk dat Irak er bezat en dat het die had kunnen gebruiken in de Golfoorlog. Indien dat niet is gebeurd, dan is dat waarschijnlijk omdat Israël over kernwapens beschikte en die zeker ook zou hebben ingezet.

Het is dus mogelijk dat dit wapen wordt ontwikkeld in moeilijke landen maar misschien ook in landen die van oordeel zijn dat kernwapens niet in hun bereik liggen en dat dit radioactief wapen noodzakelijk is als afschrikkingsinstrument (bijvoorbeeld een islamitisch bewind in Maghreblanden of in de driehoek Pakistan-Indië-Bangladesh, waarvan de eerste twee over kernwapens beschikken, of in Vietnam ten opzichte van China).

Andere landen streven duidelijk naar de ontwikkeling van kernwapens. Dat is het geval met Noord-Korea en Iran.

Gelet op deze problematiek, hoever staat thans het toezicht op de gehele produktie van plutonium ?

Alvorens de problemen in verband met de MOX-splijtstoffen en het gebruik van kernenergie voor civiele doeleinden in detail toe te lichten, herinnert de heer Attali eraan dat er in 1944 nog geen plutonium op de wereld te vinden was, behalve in de vorm van spoorelementen. Volgens hem zou er nu een hoeveelheid van ongeveer 1 300 ton plutonium bestaan. Iets meer dan de helft daarvan is evenwel niet beschikbaar omdat het zich in niet-opgewerkte afvalstoffen bevindt.

Plutonium komt voor in twee vormen :

­ voor militair gebruik : 112 ton in de Verenigde Staten; 125 ton in de voormalige Sovjet-Unie; 6 ton in Frankrijk; 4 ton in China; 11 ton in Groot-Brittannië.

­ voor civiel gebruik : in bestraalde splijtstoffen (ongeveer 100 000 ton).

Die splijtstoffen bevatten ongeveer 1 pct. plutonium en 3 pct. hoogactief afval. De rest bestaat uit uranium, dat niet direct bruikbaar is. Zo is er ongeveer 6 300 ton plutonium beschikbaar. In de toekomst zal die hoeveelheid uiterst snel toenemen omdat de berg afvalstoffen van onze talloze centrales maar blijft groeien. Te voorzien valt dat de 100 000 ton bestraalde, al dan niet opgewerkte, splijtstof in 2005 tot 240 000 ton toegenomen zal zijn. Per jaar komt er ongeveer 140 à 150 ton aan plutoniumvoorraad bij.

Plutonium is afkomstig ofwel van de militaire produktie, die thans bijna overal ter wereld impliciet is stopgezet, ofwel van de opwerking van afvalstoffen.

Afvalstoffen worden lang niet overal opgewerkt. Zo hebben de Verenigde Staten de opwerking opgegeven nog bijna vóór ze die uitgeprobeerd hadden. De voormalige Sovjet-Unie en vooral Frankrijk hebben dat procédé ontwikkeld. Die landen beschouwen de opwerking als de oplossing bij uitstek om aan de afvalstoffen een bestemming te geven.

In de gegeven omstandigheden bestaat er nog geen definitieve oplossing voor het beheer van afvalstoffen, welke die ook zijn.

Een van de geestelijke vaders van de Franse nucleaire industrie heeft onlangs verklaard dat men er in 1950 van uitging dat het probleem van de afvalstoffen tien jaar later opgelost zou zijn maar dat men er thans van uitgaat dat het nog vijftig jaar zal duren.

Voor het beheer van de afvalstoffen volgt elk land een verschillende strategie aangezien nog niemand over een definitieve oplossing beschikt. Belangrijk is goed in te zien welke strategie de Amerikanen volgen : nog vóór president Carter aan de macht kwam, is men beginnen af te remmen. De Verenigde Staten gingen ervan uit dat opwerking te veel gevaren inhield omdat daarbij plutonium wordt afgezonderd en, ook al gaat het om civiel plutonium, toch rekenen ze het bij het wapenarsenaal. Men dient de afvalstoffen dus op te slaan tot er een oplossing wordt gevonden. Voor een regering met een dergelijke ideologie is er zelfs iets merkwaardigs gebeurd, nl. het nationaliseren van de afvalstoffen. Die beslissing is er acht jaar geleden gekomen en gaat over twee jaar in. Gedurende twintig jaar kon de kernenergie door de particuliere sector dus ongestoord worden beheerd. Het gevolg hiervan is dat de particuliere sector geen oplossing van het MOX-type heeft toegepast en dat de overheid zich alleen met de definitieve opslag heeft beziggehouden. Uiteraard is daar het probleem van de opstelling van de opslagplaatsen opgedoken. De enige geplande opslagplaats, die in Nevada ligt, stuit echter op de meest categorische afwijzing van de plaatselijke politieke en administratieve overheid.

Tot besluit kan men stellen dat de afvalberg maar aangroeit en dat er na het jaar 2000 in de waterbassins van de centrales geen plaats meer zal zijn om de afvalstoffen op te slaan.

Feit is, dat de Amerikaanse regering geen alternatief te bieden heeft en dat er wetenschappelijk gesproken ook geen echte oplossing bestaat.

Sinds kort beginnen enkele wetenschappers MOX voor te stellen als een mogelijke oplossing. De Verenigde Staten blijven er echter naar streven een formule van universele verpakking te vinden. Vandaar dat men het bij de lokale opslag houdt.

Andere landen hebben voor andere strategieën gekozen.

Voor de voormalige Sovjet-Unie was die strategie vrij eenvoudig : opwerking om het plutonium in kweekreactoren te gebruiken (niet in de klassieke centrales). Zo is men op twee punten in de knel geraakt want in kweekreactoren werkte het systeem niet en bovendien is er nu teveel plutonium (en sterk verrijkt uranium) wegens de ontmanteling van de wapens.

Die toestand schept tal van problemen, waarmee de Europese landen in het kader van hun buitenlandse politiek af te rekenen krijgen.

In verband met het plutonium en het uranium van de voormalige Sovjet-Unie is de vraag gerezen wat men van plan was met het plutonium en het uranium afkomstig van wapens en het plutonium geproduceerd bij de opwerking.

Voor het sterk verrijkt uranium werd er een overeenkomst getekend om het Russisch uranium over te kopen en het in licht verrijkt uranium om te zetten in Russische fabrieken, waarna het in Amerikaanse centrales als brandstof gebruikt zal worden.

Het gaat om een gigantisch contract dat slaat op 12 000 ton afval over 20 jaar, wat een reusachtige onderming is. Deze zaak is nog maar net van stapel gelopen en er duiken al moeilijkheden op omdat de onderneming bijna rendabel was tegen de kostprijs van het uranium enkele jaren geleden. Ondertussen is die kostprijs sterk gedaald en is er van rendabiliteit geen sprake meer. Aangezien het agentschap belast met de aankoop van het uranium geprivatiseerd wordt, is er weinig animo om dit contract in te voeren. Thans kent de Amerikaanse regering nog een subsidie toe, maar het is lang niet zeker dat zij dat nog twintig jaar zal willen doen.

Merkwaardig genoeg hebben heel wat personen verklaard dat de Europeanen aan de aankoop moeten deelnemen. De Amerikanen hebben echter onlangs nog bevestigd dat zij het daarmee niet eens zijn onder het voorwendsel dat er in de Europese landen weliswaar geen proliferatie is, maar dat dit initiatief een ongelukkig precedent zou kunnen vormen en de Russen ertoe zou aanzetten hun sterk verrijkt uranium aan wie dan ook te verkopen.

De Amerikanen willen dus het monopolie behouden van de aankoop van Russisch sterk verrijkt uranium om het gebruik ervan onder controle te blijven houden.

Voor de 125 ton militair uranium die Rusland teveel heeft, om niet te spreken van de hoeveelheid die het voort blijft produceren, bestaat er nog geen overeenkomst noch enige mogelijkheid om het te gebruiken. Daarbij komt nog dat nergens ter wereld de mogelijkheid bestaat het militair uranium in civiele centrales te gebruiken als MOX-splijtstof. Dat is in theorie mogelijk, maar uiterst ingewikkeld en kostbaar.

Voor Rusland brengt dat veranderingen mee die nauwelijks zinvol zijn. In de eerste plaats omdat er geen fabriek voor MOX-splijtstoffen bestaat en ten tweede omdat de Russische centrales van het R.B.M.K.- en V.V.E.R.-type die ook niet kunnen gebruiken.

Daardoor is er op dit ogenblik tussen de Fransen en de Duitsers een zeer interessante concurrentiestrijd aan de gang om in Rusland een produktie-eenheid van MOX-splijtstoffen te kunnen bouwen.

Misschien worden die MOX-splijtstoffen in een later stadium gebruikt in Russische centrales, ofschoon men weet dat dat niet mogelijk is tenzij het om een kweekreactor gaat. Het Russische plutonium blijft dus een groot vraagteken. Waarom stuurt Duitsland er dan zo op aan een fabriek voor MOX-splijtstoffen te bouwen in Rusland ? Omdat de fabriek die men net in Duitsland heeft afgebouwd, gesloten werd nog voor ze werd opgestart en omdat er politiek gezien niet de geringste kans bestaat dat die ooit draait.

Om kort te gaan, de Duitse industrie stelt het volgende voor :

­ ofwel een fabriek voor MOX-splijtstoffen bouwen in Duitsland om het civiel of militair plutonium te gebruiken;

­ ofwel de gedemonteerde fabriek naar Rusland overbrengen;

­ ofwel de fabriek voor MOX-splijtstoffen in Duitsland gebruiken om het Russisch militair plutonium om te werken tot MOX-splijtstoffen en die dan naar Rusland terug te sturen, wat echter enorme gevaren meebrengt bij het transport.

Elders in Europa zijn verschillende landen overgegaan tot opwerking om MOX-splijtstoffen in hun centrales te gebruiken. Frankrijk gebruikt die in 7 van zijn centrales en binnen afzienbare tijd in 17 centrales. Ook wil dat land die splijtstof meermaals gebruiken. Ook andere Europese landen zoals Zwitserland en Groot-Brittannië werken met MOX-splijtstof.

Tot zover een overzicht van de huidige toestand.

MOX-splijtstoffen brengen tal van problemen mee die te maken hebben met het beheer van de afvalstoffen. Hoe men dat ook wil doen, een van de belangrijkste gevaren bij proliferatie blijft het kernafval. Eerst weet men al niet hoe men het afval moet opslaan. Toch moet men vaststellen dat het kernafval in die toestand heel wat minder gevaarlijk is voor de proliferatie (niet voor het leefmilieu) dan wanneer het is opgewerkt.

Met bestraalde splijtstof kan niemand een wapen aanmaken.

Daar staat dan weer tegenover dat opgewerkte splijtstof, d.w.z. splijtstof die in drie elementen is gesplitst (uranium, plutonium en radioactieve afvalstoffen) wel bruikbaar is voor militaire doeleinden.

Opwerking is alleen dan een verantwoorde strategie wanneer de produkten die eruit voortkomen, opnieuw worden gebruikt.

De logica vereist dat de opwerking tot in het oneindige doorgaat. Op een hoeveelheid van 100 pct. afvalstoffen is er 3 pct. niet-bruikbaar actinide die men definitief opslaat. Het uranium en het plutonium worden gebruikt als MOX-splijtstof in de centrales, waarna ze opnieuw afvalstoffen worden. De voorstanders van deze oplossing stellen voor alles te gebruiken en hopen dat men binnen 35 jaar een oplossing heeft gevonden om alles een tweede maal te gebruiken en dan 30 jaar later het hele verhaal nog eens over te doen.

Behalve wanneer de produktie-eenheden van MOX-splijtstoffen zich alle op de plaats van de heropwerking bevinden, wat een waterdichte waarborg biedt om de transportlijnen zo kort mogelijk te houden, is het zeer waarschijnlijk dat er aanzienlijke hoeveelheden plutonium op transport moeten worden gesteld.

Spreker voegt eraan toe dat het agentschap te Wenen, dat op de proliferatie moet toezien, wat het ook op een uitstekende manier doet rekening houdend met de geringe middelen waarover het beschikt, voor de opwerkingsfabrieken de tolerantiegrens van vergissingen heeft bepaald. Bij de huidige stand van de technologie bedraagt die tolerantiegrens 250 kg per jaar voor een grote opwerkingsfabriek van plutonium. Zo ziet men maar wat dat voorstelt vergeleken bij de hoeveelheden nodig om een wapen aan te maken.

Zo komen we dus op tweeërlei manier in een impasse. Voor het leefmilieu bestaat er geen oplossing voor de opslag van niet-opgewerkte afvalstoffen en uit het oogpunt van de proliferatie zijn er aanzienlijke risico's verbonden aan het vervoer van die afvalstoffen en aan het initiatief om overal MOX-splijtstoffen te gebruiken (het transport van plutonium tussen de opwerkingsfabriek, de producent van MOX-splijtstoffen en de plaats waar die worden gebruikt).

Volgens de heer Attali bestaan er drie soorten van gevaarlijke handel : de handel in kernmateriaal, waaover hij het net heeft gehad, de handel in technologieën en de handel in deskundigen.

Alle samenhangende technologieën nodig om wapens te vervaardigen zijn in de burgerlijke sector beschikbaar en zijn niet aan enig toezicht onderworpen.

Alleen op twee vlakken is enig en dan nog ontoereikend toezicht mogelijk : dat van de lanceerinrichtingen (verkoop van raketten) en dat van de ingenieurs.

Het probleem met de ingenieurs ligt in Rusland. De Russische leiders zien daarin redenen tot bezorgdheid. Immers, van alle ingenieurs samen zijn er 3 000 in staat een kernwapen aan te maken. Hun salaris is belachelijk laag en bovendien zijn zij aan niemand gebonden. Daarbij komt nog de mogelijkheid dat een Russische ingenieur die op Internet is aangesloten, via omwegen gefinancierd kan worden door een drugshandelaar uit Bolivië die over het kernwapen wil beschikken, zonder dat er enig toezicht mogelijk is.

Het verhaal van iemand die plutonium (4 kg heeft dezelfde omvang als een pompelmoes) of documenten in zijn attaché-koffertje vervoert, hoort alleen in een filmscript thuis.

Het aantal mogelijke lekken is dus legio. In Moskou doen daarover de wildste geruchten de ronde. Volgens sommigen zijn er al 153 geleerden naar Noord-Korea getrokken en heeft Iran zijn oog laten vallen op een aantal geleerden, enz. Velen onder hen, en dan nog de besten, zijn overigens reeds naar de Verenigde Staten en naar Israël gegaan. Anderen willen ongetwijfeld elders hun geluk beproeven.

Het wil de heer Attali voorkomen dat het internationaal recht op dat punt een juridisch vacuüm vertoont. Voor een aantal misdrijven bestaan er uitleveringsverdragen, doch niet voor dat bepaald misdrijf.

Zowel in het internationaal recht als in de aanbevelingen van de Verenigde Naties en in het Europees recht, zou men de sluikhandel in eigen know-how als misdrijf moeten opnemen. Daaruit volgt dat iemand met een bepaald beroep niet zomaar het recht heeft zich vrijelijk in een ander land te vestigen. Dat brengt uiteraard juridische problemen mee.

Soortgelijke maatregelen zouden ook moeten worden genomen op genetisch of chemisch gebied in verband met de vervaardiging van drugs. Het is onontbeerlijk de bewegingen van die personen te kunnen controleren.

Wat de handel in kernmateriaal betreft, heeft de heer Attali verscheidene voorstellen gedaan : de middelen verhogen van de internationale hulp aan Rusland en Oekraïne, die zich van deze gevaren bewust zijn en doen wat ze kunnen. Maar het Russische controleorgaan (Gosatomnadzor ) beschikt slechts over 50 deskundigen om heel Rusland op civiel en militair vlak te controleren, alle centrales en alle plaatsen waar nucleair materiaal geproduceerd en gebruikt wordt. Degenen die de normen vaststellen en controleren zijn met 15. En vorige maand vermoedden ze dat hun budget met 1/3 zou worden verminderd, zoals ook vorig jaar reeds het geval was. Voor ons zou het dus een eerste prioriteit moeten zijn.

De internationale hulp zou ook moeten gaan naar het programma voor vernieuwing van de Russische kerncentrales.

De veiligheid is daar absoluut niet gewaarborgd, noch wat betreft de werking, noch wat betreft het bijhouden van hetgeen binnenkomt en hetgeen buitengaat (zie bijvoorbeeld Japan, waar naar het schijnt verscheidene kilogram plutonium verdwenen zijn, waarschijnlijk naar het leger).

De tweede prioriteit zou zijn te komen tot een waarachtig beleid gericht op de stopzetting van de produktie van militair plutonium.

Er bestaan unilaterale beslissingen maar geen internationale akkoorden. Ook zou het overtollig militair plutonium op onze planeet op de gram na moeten worden gecontroleerd.

Dient de produktie van civiel plutonium te worden verboden of niet, d.w.z. de opwerking daarvan en dus MOX, en dient aldus definitief te worden gekozen voor de opslag van het afval ?

Na rijp beraad meent de heer Attali dat men de moed moet hebben om te zeggen dat wat civiel plutonium betreft, het minste wat men kan doen is bepalen dat sommige landen er mogen produceren en andere niet, zoals dat ook voor kernwapens het geval is geweest.

Het echte probleem van plutonium is, zoals reeds onderstreept, het vervoer ervan. Ideaal zou dus zijn produktie en opwerking van MOX in de centrales zelf laten gebeuren, maar dat is onmogelijk. Immers, bestraalde splijtstof is, wanneer zij eenmaal is opgewerkt, vijftien keer zwaarder dan niet-opgewerkte splijtstof. Als gevolg daarvan moet zij worden vervoerd en belangrijk is te verbieden dat de opwerking algemeen wordt. Het bestaan van een kerncentrale zou voldoende zijn om recht te hebben op plutonium, wat onaanvaardbaar is. Dat is het minimumstandpunt.

Het meest vergaande standpunt zou zijn opwerking te verbieden. Spreker is er niet-overtuigd dat dit bij de huidige stand van zaken een goede oplossing is.

Er zijn thans twee grote onbekenden :

­ die van de technologie van de definitieve opslag;

­ die van de MOX.

Hij is er in gemoede van overtuigd dat men uiteindelijk zal besluiten tot de definitieve opslag van niet-opgewerkt afval.

Maar er is nog geen oplossing gevonden voor de definitieve opslag, althans momenteel niet. Er wordt daarvoor niet genoeg geld beschikbaar gesteld en hoe meer men MOX ontwikkelt, hoe minder geld men besteedt om een alternatieve oplossing te vinden. MOX dient dus alleen om tijd te winnen.

De begrippen « open cyclus » en « gesloten cyclus » worden tegenover elkaar gesteld. Dat is absurd.

De open cyclus bestaat erin uranium te gebruiken en ervan uit te gaan dat het afval onbruikbaar is. De gesloten cyclus is MOX. Alsof men in die cyclus alles zou hergebruiken. Dat is niet zo. Er wordt maar 1 pct. afval, plutonium, hergebruikt.

Maar dat heeft het enorme voordeel dat ons dat 30 jaar tijd doet winnen.

II. GEDACHTENWISSELING

1. Algemene energiecontext

Een senator meent dat het probleem ligt bij de politieke keuzes die moeten worden gemaakt. De heer Attali heeft gezegd dat hoe meer men uitgeeft aan MOX, hoe minder geld er overblijft voor alternatieve oplossingen.

Om echter te voldoen aan de vraag naar energie, is het eerste reservoir dat men zou moeten aanboren dat van de potentiële energiebesparing die aanzienlijk is (30 tot 50 pct. in de Westerse wereld en zelfs 50 tot 75 pct. in de ex-Sovjet-Unie). Hetzelfde geldt voor de hernieuwbare energiebronnen.

De heer Attali antwoordt dat als men voor 1960 als basis 100 neemt, de wereldbevolking in 2020 toegenomen zal zijn met 50 pct., het energieverbruik ook en het elektriciteitsverbruik met 100 pct.

Niet uit het oog mag worden verloren de geopolitieke dimensie van de olie- en gasreserves.

Opvallend en vreemd wat betreft petroleum is dat de O.P.E.C.-landen 77 pct. van de reserves bezitten. Voor gas is dat maar 41 pct. en de ex-Sovjet-Unie beschikt over 40 pct. van de reserves.

Die twee energiebronnen moeten goed worden onderscheiden en wij moeten goed beseffen dat wij volledig in handen van de O.P.E.C. zijn inzake olie, maar dat wij minder afhankelijk zijn voor gas.

In crisisgevallen zal dat een rol spelen bij de beslissingen. En indien Europa een geopolitieke keuze moet maken, dan zal het een aansluiting willen op de gasreserves uit het Oosten.

Te meer omdat er in de voormalige Sovjet-Unie enorme hoeveelheden worden verspild. Als er een terrein is dat absolute voorrang verdient, dan is het de strijd tegen die verspilling. De energieverspilling in de regio Moskou wordt van dezelfde omvang geacht als het totale Franse verbruik. De voornaamste factor bij de opwarming van de planeet lijkt te liggen bij de Russische gasverspilling, met grote voorsprong op de andere factoren. Gas is immers de voornaamste factor bij de opwarming van de aarde, omdat methaan ongeveer vijftig keer vervuilender is dan koolstof. Met het oog op het voornaamste milieuprobleem, namelijk het broeikaseffect, pleit alles voor een massale energiebesparing.

De ergste vervuilingsbron is de verspilling van koolwaterstof.

Spreekster merkt op dat het zowel een verspilling is van hulpbronnen als een morele verspilling.

De heer Attali voegt eraan toe dat het vooral het aspect collectieve zelfmoord is die van de opwarming van de planeet een bron van zorg maakt.

Dat de besparing inzake energieverbruik niet is doorgevoerd, heeft echter zijn redenen. Het is immers niet alleen uit onwetendheid. Ook is er de noodzaak van een massale verhoging van de energieprijs voor de consument, wat in Rusland momenteel voor 50 tot 60 miljoen personen niet op te brengen zou zijn. Dat zou maar mogelijk zijn indien men in compensaties zou voorzien.

Maar de noodzakelijke elementen daarvoor zijn niet voorhanden en de Russische samenleving verkiest voort te leven met goedkope energie. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor Bulgarije.

Een lid merkt op dat het zeer moeilijk is om een keuze te maken tussen olie en gas : zelfs al zijn er zekere oliereserves voor 45 jaar, voor gas zijn de reserves toereikend voor 62 jaar, maar het groeitempo van de vraag daarnaar is veel groter. Het probleem zal niet meer zijn olie of gas, maar koolwaterstoffen.

Bovendien zijn de problemen inzake gasvoorziening veel moeilijker op te lossen omdat het voornamelijk om leidingen gaat, wat tot bijkomende beperkingen leidt. Het aantal methaantankers en havens die voor dat transport zijn uitgerust, zijn beperkt. Momenteel zitten wij uiteraard sedert 1986, in een periode van overvloed. Sedert de oorlog zijn er afwisselend periodes van schaarste en overvloed geweest.

Een lid zou de mening van de heer Attali willen kennen over het standpunt van Irak over dit onderwerp.

Zou het einde van het embargo het bestaande evenwicht wijzigen ? Hoe ziet hij de ontwikkeling van de positie van Algerije ?

De heer Attali antwoordt dat het embargo tegen Irak duidelijk kan worden geïnterpreteerd als een middel van de Amerikanen en hun Saudische bondgenoten om de oliekoersen stabiel te houden.

Zolang de onderhandelingen die moeten plaatsvinden tussen de Amerikanen en de Irakezen over de controle door Amerikaanse maatschappijen op de Iraakse olie niet zijn afgerond, zullen de Amerikanen niet toestaan dat de markt opnieuw opengaat voor de Iraakse olie. Dat zou namelijk tot gevolg hebben dat de Saudische koersen instorten.

Een ander lid verduidelijkt dat de huidige toestand geen situatie van evenwicht is. Indien de Iraakse olie op de markt komt, zou dat gebrek aan evenwicht nog toenemen en zou er een zelfde toestand ontstaan als tussen 1958 en de eerste oliecrisis toen de reële kostprijs van de olie bleef dalen.

Dat zou tot gevolg hebben dat nog met meer spoed moet worden gezocht naar alternatieve energiebronnen en dat zou alleen maar sneller tot de derde oliecrisis leiden.

De heer Attali bevestigt dat wij met een overaanbod te maken hebben, dat ten dele is verhuld door de Golfoorlog. Het echte probleem is dat de verhoudingen tussen de maatschappijen alles bepalen en niet een algemene visie, en dat de O.P.E.C. steeds meer centraal staat.

Spreker onderstreept evenwel dat de Noordzee olierijker is gebleken dan men aanvankelijk dacht. Dat verandert uiteraard niets aan de zaken op lange termijn.

De heer Attali merkt op dat dit zal aansporen om nog elders te gaan zoeken.

Hetzelfde lid voegt eraan toe dat ook de technologie zich snel heeft ontwikkeld. Men dacht dat de olie veel duurder zou worden. Thans is het zo dat, zelfs wanneer men gaat boren op zeer grote diepte, men tegen veel goedkopere prijzen produceert dan tijdens de twee oliecrises (1973-1986). Toen dacht men dat men zou komen tot een prijs van 100 dollar per vat tegen het einde van de eeuw, terwijl men in 1995 15 dollar tegen de huidige koers betaalt voor een vat, tegen 34 dollar in 1985.

2. Elektriciteit uit kernenergie

Een lid stelt vast dat de heer Attali 1973 als het omslagpunt beschouwt, terwijl hij meent dat eigenlijk met de Tsjernobylramp de schok er is gekomen die gezorgd heeft voor het einde van de expansie van de civiele kernenergie in Europa.

De heer Attali verduidelijkt dat toch in 1973 het einde is ingeluid van de nucleaire uitbreiding in de Verenigde Staten en in de wereld.

Hetzelfde lid voegt eraan toe dat in de Verenigde Staten de concurrentie van kolen als bron voor elektriciteitsopwekking in 1975 de groei van elektriciteit uit kernenergie heeft gestopt. Buiten Europa en de Verenigde Staten blijft de groei van elektriciteit uit kernenergie vandaag echter aanzienlijk.

De heer Attali verklaart dat wereldwijd 350 gigawatt nucleair vermogen is opgebouwd. Er is nog voor 50 gigawatt in aanbouw.

Nog in aanbouw of besteld, in percenten van wat reeds bestaat :

1 pct. in de Verenigde Staten;

10 pct. in Frankrijk;

0 pct. in Groot-Brittannië;

9 pct. in Japan;

0 pct. in Canada;

60 pct. in Zuid-Korea;

142 pct. in China;

206 pct. in India;

55 pct. in Rusland;

100 pct. in Slovakije;

120 pct. in Zuid-Amerika.

Het gemiddelde is 14 pct. Het gaat niet om een jaarlijkse groei. Duidelijk blijkt dat de groeipool Azië is.

Tijdens zijn reis in China hebben de Chinese leiders aan de heer Attali verklaard dat hun doel was proportioneel evenveel kerncentrales te hebben als Frankrijk, wat neerkomt op ongeveer 1 000 centrales.

Spreker merkt op dat het hem is opgevallen dat het feit dat de gevolgen van het broeikaseffect steeds meer zichtbaar en voelbaar zijn, bij de tegenstanders van kernenergie de vijandigheid jegens kernenergie ­ als zijnde het minste kwaad ­ niet heeft weggenomen.

De heer Attali verklaart dat dit uit te leggen valt doordat kernenergie een ontzaglijk gevaar blijft, ook al is het andere gevaar even groot en trouwens onderschat en veel nabijer (minder dan 40 jaar). Het gaat om gevaren die op lange termijn even ernstig zijn en waarmee we onszelf om zeep helpen.

Een senator meent dat men tussen de twee gevaren inderdaad niet kiest voor kernenergie. Om het broeikaseffect te verminderen liggen de oplossingen trouwens elders. Kernenergie heeft trouwens alleen betrekking op elektriciteit. Energiebesparingen en hernieuwbare energiebronnen zijn het antwoord op het broeikaseffect.

Een lid zegt dat het voordeel van kernenergie niet de matige kostprijs is, maar vooral de stabiliteit van de prijs voor door kernenergie opgewekte elektrische stroom, zeker in vergelijking met de onzekerheden bij gas of olie.

3. Afvalstoffen : opslag of opwerking (MOX) ?

Een senator zou willen weten hoever men staat met de studie van het beheer van MOX-afval. De grote vraag is of men er voort moet produceren.

De heer Attali stelt vast dat in Frankrijk de verschillende autoriteiten verschillende standpunten innemen. Maar de strategie van voorstanders van MOX is beweren dat MOX geen afval oplevert. Het moet worden opgewerkt en gerecycled, maar we zijn er nog niet in geslaagd om alle afval één keer op te werken, want er is 30 of 40 jaar voor nodig om de 1 300 ton afval per jaar in Frankrijk om te vormen en te gebruiken als MOX ! Bovendien zal door de bestaande contracten met andere landen slechts 80 pct. van het afval in Frankrijk worden opgewerkt. Er zal dus steeds niet opgewerkt afval overblijven dat moet worden opgeslagen.

Wat de opwerkingsmogelijkheden van MOX betreft, is het standpunt van de voorstanders : ten minste twee keer, ten hoogste een oneindig aantal keren.

Volgens de heer Attali levert bestraalde MOX, bij de huidige stand van de wetenschap, ernstiger opslagproblemen op dan uranium, aangezien de hoeveelheid uiterst schadelijke stoffen die het bevat gemiddeld 7 tot 8 keer hoger is dan bij bestraalde splijtstof.

Een lid vraagt of de behandeling die leidt tot de produktie van MOX niet kan worden omschreven als de « no-regret »-strategie inzake leefmilieu. Is het niet de formule die ­ maar dat is een uitdaging voor de toekomst ­ zal leiden tot minder afval en afval dat op lange termijn minder schadelijk is ?

De heer Attali is er niet voor om af te zien van MOX Bij de huidige stand van zaken zou het vanuit een oogpunt van research niet verstandig zijn om MOX niet nader te onderzoeken.

Wat het industriële gebruik en de verbreiding daarvan betreft, weet niemand of MOX een tweede keer kan worden gerecycled (dat is nog nooit gebeurd). De kostprijs voor een eerste keer is reeds ontzettend hoog en economisch absurd, nog afgezien van het feit dat het MOX-afval schadelijker is dan het afval van normale splijtstoffen, maar nogmaals, dit betekent niet dat daarop niet verder mag worden gestudeerd. De snelle kweekreactor was een ideale oplossing en MOX kan worden beschouwd als de snelle kweekreactor van de arme.

Spreker merkt op dat geen enkele snelle kweekreactor functioneert tot voldoening van zijn ontwerpers.

Een lid omschrijft het Belgische kader : sedert drie maanden wordt MOX gebruikt in de Belgische centrales. Dat leidt tot een groot debat over de opslag ervan omdat voor ons opslag geen zuiver theoretisch of zuiver financieel debat is, maar een debat over concrete dingen.

Momenteel bevatten de opslagbassins MOX-staven in afwachting van hun introductie in de kern en bestraalde staven die uit de kern zijn verwijderd, dus een deel plutonium bevatten en wachten op desactivering alvorens naar La Hague te worden gestuurd in het kader van nog geldende contracten. Frankrijk heeft het gebruik van MOX aanvaard, maar een moratorium van vijf jaar ingesteld voor de Synatom-Cogema-contracten.

Gedurende de drie nog resterende jaren van het moratorium zullen wij moeten kiezen welke weg moet worden gevolgd voor de opslag van splijtstoffen : ofwel de contracten overnemen tegen financieel zeer ongunstige voorwaarden of stoppen met die zeer dure opwerkingsprocedure, wat voor de aanmaak van gebruikte MOX zou betekenen dat dit risico wordt genomen zonder dat men precies weet wat de componenten ervan zijn.

Ondertussen wordt de voorlopige opslagplaats een definitieve opslagplaats en is de beveiliging ­ het resultaat van een eerste inschatting, 20 jaar geleden, van de eigenschappen van die waterbassins ­ absoluut niet aangepast voor MOX.

In België is over de opslag nog niet eens onderhandeld ! De opslag wordt geregeld via niet-aangepaste waterbassins, zonder dat zelfs aan de financiering van die opslag wordt gedacht.

De opslag van afval zou echter in normale omstandigheden moeten gebeuren. De opslag zou eerst uit financieel en technologisch oogpunt moeten worden bestudeerd vóór het wordt geproduceerd, net als dat gebeurt bij de opslag van het afval van een industriële activiteit.

Spreekster onderstreept dat de kostprijs van de opslag nooit echt mee wordt opgenomen in de berekening van de kostprijs van elektriciteit uit kernenergie.

Indien België ooit zou onderhandelen over een overeenkomst met landen die bereid zijn niet-opgewerkt afval op te slaan, zou de kostprijs van die elektriciteit veel te hoog zijn. In zijn uiteenzetting heeft de heer Attali beschreven dat veeleer moet worden gekozen voor opslag zonder opwerking. Zou het in dat geval denkbaar zijn dat de onderhandelingen over al de stoffen door regeringen op bilaterale basis worden gevoerd ? De veiligheid van het afval is geen nationaal probleem maar gaat ook de bevolking ver buiten België aan.

Is het niet mogelijk om die onderhandelingen te laten voeren door een agentschap, terwijl de producenten de kosten dragen ?

De heer Attali raadt aan om ten eerste goed de prijs te berekenen van de verschillende energiebronnen, door alle elementen mee te wegen, daaronder begrepen de kosten van opwerking en latere opslag.

In Frankrijk is E.D.F. in ruime mate betrokken geweest bij de bouw van de centrale van La Hague, en de opwerking en de opslag worden meegerekend in de kostprijs van de elektriciteit.

Het gaat hier echter om meer dan een keuze tussen twee mogelijkheden. Er blijft een derde oplossing, namelijk opwerken zonder hergebruik. Opwerking, indien daarbij het afval wordt afgescheiden, maakt opslag mogelijk zonder hergebruik van het afgescheiden afval, wat minder schadelijk is dan de definitieve opslag van niet-opgewerkt afval.

Volgens hem kan het niet dat welk land ook de vuilnisbelt wordt van andere landen. Het is voor velen erg verleidelijk te denken dat Rusland zo'n vuilnisbelt kan worden. Maar de Russische nucleaire industrie en het Russische politieke apparaat zullen zich daartegen verzetten. Men moet er maar van uitgaan dat niemand zal aanvaarden de vuilnisbelt van de anderen te zijn. Een nucleaire industrie hebben zonder bereid te zijn het afval op eigen bodem op te slaan, dat gaat niet op.

4. Controle en strijd tegen de proliferatie op verschillende gebieden

Volgens een lid is dit vierde punt eigenlijk het voornaamste thema van het rapport van de heer Attali.

De oplossingen voorgesteld in dat rapport zijn vaak oplossingen die ons raken in onze gevoeligheden over de vrijheid van verkeer van personen, hun recht om een beroep te kiezen, een land om er te gaan werken of het meest passende inkomen.

De heer Attali voegt eraan toe dat hij zich in zijn rapport niet kant tegen de vrije keuze, maar wel pleit voor controle en toezicht : men moet weten waar de deskundigen zijn. Zodra een jonge doctoraatsstudent in Warschau een proefschrift maakt over kernenergie die tot militaire toepassingen kan leiden, moet hij in het bestand worden opgenomen. Het agentschap te Wenen moet hem heel zijn leven volgen en steeds weten waar hij is. Dat is geen overdreven eis. Indien het agentschap te Wenen op een bepaald ogenblik vaststelt dat 5 deskundigen (afkomstig uit Warschau, Moskou, Jerusalem, ...) gedurende 10 maanden samen te Bogota verblijven, dan is het ogenblik gekomen om vragen te stellen. In zo'n geval kan dit soort informatie nuttig zijn. Dat is ongetwijfeld een vrijheidsbeperking, die echter niet in verhouding staat tot de voordelen die ze oplevert voor de handhaving van de collectieve veiligheid.

Spreker verwijst naar civiele misdrijven gepleegd met nucleair materiaal en nucleaire stoffen, bijvoorbeeld een persoon doden door radioactieve stoffen op zijn stoel te leggen.

De heer Attali onderstreept dat veel voorbeelden van nucleaire handel door de media werden opgeblazen.

Het lid refereert aan het geval waar de veiligheidsdienst van de Duitse Bondsrepubliek mijnen met nucleair materiaal had gefabriceerd.

De heer Attali herinnert eraan dat hem gevraagd is voor de Bundestag te spreken over de eigenlijke handel in kernmateriaal. De Russische geheime diensten menen dat voldoende is gestolen om 2 tot 3 bommen te maken. Dat kon worden berekend op grond van wat als gestolen werd opgegeven, ervan uitgaand dat in werkelijkheid nog meer werd gestolen. Alles wat gebeurt aan de westgrens van de voormalige Sovjet-Unie, is niet het meest in het oog springende. Het grootste deel van de handel geschiedt via de zuidergrenzen.

Een senator verwijst naar de « gelegaliseerde » sluikhandel, nl. de civiele kerntechniek die wordt verkocht aan risicolanden zoals Irak en hen de kans biedt kernwapens aan te maken. Het gaat bijvoorbeeld om proefreactoren of andere onderdelen die los worden verkocht en waarmee een wapen kan worden gebouwd.

Zou men de verkoop van materiaal voor civiele doeleinden niet moeten verbieden wanneer dat ook voor militaire doeleinden kan dienen ?

Volgens de heer Attali is het onderscheid in tal van gevallen uiterst moeilijk. Een aantal gebieden zijn volkomen civiel en hebben niets van doen met militair gebruik. De lasers bijvoorbeeld die de olieindustrie nodig heeft, zijn precies dezelfde als die welke gebruikt worden als ontsteker in kernwapens.

Voorts lijdt het geen twijfel dat er op dat punt een vrij verontrustende periode ingaat omdat er tussen Rusland en de westerse landen een concurrentie op gang komt over de verkoop van kerncentrales. Dat is nog aan het licht gekomen bij de verkoop van twee Russische kerncentrales aan Iran. De Russen menen dat zij niet anders hebben gehandeld dan de Amerikanen met de Noordkoreanen.

Heden ten dage wordt de concurrentiestrijd fel aangewakkerd. De Russische industrie raakt uit het slop en wil opnieuw een aantal markten veroveren, net als de Amerikaanse industrie omdat geen van beide op een binnenlandse markt kan terugvallen.

Een reden te meer dus om zeer nauwlettend toe te zien op de opwerking want de verkoop van kerncentrales kan men niet zomaar verbieden.

Bij de huidige stand van zaken moet er een verbod gesteld worden op de export van de hele opwerkingstechnologie, die toegang verleent tot het plutonium.

5. Evaluatie van de oplossingen of
mogelijke oplossingen

Een lid zegt het meest getroffen te zijn door de vaststelling dat wij een wereld met houvast verlaten en een wereld van grote onzekerheid betreden. Misschien valt het verdwijnen van de koude oorlog te betreuren toen twee tegenstanders elkaar met kernwapens afdreigden en elk van hen er genoeg bezat om 100 of 150 maal de bevolking van de tegenstander te vernietigen. Thans bevinden wij ons in een minder duidelijke toestand met een volstrekte onzekerheid als gevolg over de richting die dat probleem in de toekomst zal uitgaan.

De heer Attali voegt er nog aan toe dat men destijds ervan kon uitgaan dat de « grote » 5 blijk zouden geven van verantwoordelijkheidszin en wijsheid. Nu is dat niet meer het geval. In de Verenigde Staten wordt de nucleaire industrie door de eigen regering buiten de landsgrenzen geduwd omdat die regering haar verbiedt in het binnenland nog te werken. In Rusland wordt de regering zelf een zeer actieve uitvoerder.

Bijgevolg wil de heer Attali de bevoegdheden van het agentschap te Wenen fors verruimen. De echte oplossing bestaat erin momenteel een civiel non-proliferatieverdrag op stapel te zetten als tegenhanger van het militair non-proliferatieverdrag.

Spreker meent dat het agentschap te Wenen niet evenveel gebreken vertoont als zo vaak het geval is met de instellingen die van de Verenigde Naties afhangen.

De heer Attali vindt het inderdaad een krachttoer dat het agentschap heeft kunnen overleven met een budget dat sedert 15 jaar met geen dollar is toegenomen ! Uiteraard gaat het niet altijd de goede richting uit.

Zo kan een land waarop men controle wil uitoefenen, de datum van die controle bepalen, het programma van het bezoek en de nationaliteit van de controleurs. Een typisch voorbeeld daarvan is Algerije, dat door geen ander land dan Pakistan gecontroleerd wil worden.

Sommige van de meest verbeten critici menen zelfs dat het agentschap een opleiding in proliferatie verstrekt. Dat neemt niet weg dat indien het agentschap over meer middelen en vooral meer financiële middelen kon beschikken, het ook met meer gezag zou kunnen optreden zoals de Wereldhandelsorganisatie, die de eerste internationale organisatie is met een supranationale bevoegdheid.

Indien men aan het agentschap te Wenen dezelfde bevoegdheden inzake bezoek en controle zou geven als aan de W.H.O. ­ die men overigens heeft verleend aan de bijzondere commissie voor Irak ­ zou men thans minder gevaar lopen. Wat de controle betreft, liggen de middelen binnen handbereik : een belasting op elektriciteit uit kernenergie zou heel wat geldmiddelen opleveren.

De grote elektriciteitsproducenten van de wereld zijn zich er terdege van bewust dat een ander ongeval zoals dat in Tsjernobyl of een andere vorm van proliferatie hun overlevingskansen zelf in gevaar brengt. Zij zijn bereid te betalen op voorwaarde dat die belasting goed wordt aangewend en dat ze de overlevingskansen van elektriciteit uit kernenergie waarborgt.

Uit een politiek oogpunt staan er jammer genoeg geen middelen ter beschikking om die aanpak te steunen.

Dit verslag is eenparig goedgekeurd door de 8 aanwezige leden.

De Rapporteur,
Anne-Marie LIZIN.
De Voorzitter,
Paul HATRY.