Maatschappelijk debat

Naar een nieuw sociaal pact ?

Maatschappelijk debat over werkloosheid en sociale uitsluiting

HET debat over werkloosheid en sociale uitsluiting dat op 3 en 4 juni 1997 plaatsvond, is het eerste in een reeks maatschappelijke debatten die de Senaat organiseert. De Senaat vervult hiermee een van zijn belangrijkste opdrachten als reflectiekamer: een diepgaande bespreking van grote maatschappelijke problemen of fenomenen met de bedoeling wetgevende en andere initiatieven ter zake op gang te brengen.

 

Aanleiding tot dit debat was de kritiek op het sanctiebeleid inzake abnormaal langdurige werkloosheid. Volgens sommige bronnen zouden steeds meer mensen in de armoede terechtkomen en bij het OCMW aankloppen. Op grond van het veel beproken artikel 80 van de werkloosheidsreglementering verliezen zij immers het recht op werkloosheidsuitkeringen. De gemeenten klagen dat zij daardoor gebukt gaan onder steeds zwaardere financiële lasten, omdat zij moeten instaan voor de financiering van hun OCMW's.

De commissie voor Sociale aangelegenheden van de Senaat heeft deze problematiek opengetrokken tot de langdurige werkloosheid en de maatschappelijke uitsluiting die hiervan vaak het gevolg is.

De commissie stelde vast dat de langdurige werkloosheid in ons land uitzonderlijk hoog is: van alle werklozen is 64 procent meer dan 1 jaar werkloos. In de meeste andere Europese landen ligt dit percentage heel wat lager. De kans dat een werkloze opnieuw aan de slag kan, daalt snel naarmate hij langer werkloos is. Na 6 maanden werkloosheid vinden gemiddeld nog 6 werklozen op de 100 een nieuwe baan, na 12 maanden nog amper 4.

Hoe lager de scholingsgraad, hoe moeilijker een werkloze het heeft om opnieuw zijn plaats op de arbeidsmarkt in te nemen.

Een grote groep langdurig niet-werkende laaggeschoolden dreigt bijgevolg af te haken. Zij voelen zich sociaal uitgesloten en in de steek gelaten door de politiek die geen antwoord meer schijnt te hebben op de nieuwe sociaal-economische uitdagingen.

Inleidend rapport wetenschappelijk onderbouwd

De Senaatscommissie heeft de discussie over dit belangrijk onderwerp op gang willen trekken. Zij werkte gedurende anderhalf jaar aan een inleidend rapport. Binnen- en buitenlandse deskundigen werden uitgenodigd om hun analyse en remedies voor de commissie uiteen te zetten.

De commissie kwam daarbij tot de vaststelling dat, ondanks de hoge langdurige werkloosheid en het groot aantal uitkeringstrekkers, "slechts" 6% van de bevolking in armoede leeft. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat de werkloosheidsuitkeringen niet beperkt zijn in de tijd.

Gestoffeerd debat

In de Verenigde Staten en Groot-Brittannië daarentegen worden meer banen gecreëerd en zijn er minder werklozen, maar de armoede is er veel groter. Een belangrijke vraag die in het debat aan bod kwam, was dan ook of voor meer banen en dus minder werkloosheid 'meer armoede' de prijs is die moet worden betaald.

De Britse en Amerikaanse deskundigen die tijdens het debat hun visie uiteenzetten, hadden kritiek op het liberale Angelsaksische model. Prof. Freeman vreesde zelfs voor een sociale catastrofe als de VS-economie in een recessie zou terechtkomen.

Zonder het Rijnlandmodel waarop ons sociale zekerheidsstelsel steunt in vraag te stellen, vond VLD-senator Luc Coene wel dat bepaalde elementen ervan moesten worden herzien. Zoals in Nederland moeten ook wij ons genereuze sociale zekerheidsmodel in vraag durven stellen zonder aan de essentie ervan te tornen. Ook het loonoverleg moet worden versoepeld en de loonstijgingen beperkt. Senator Coene pleitte voor een beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd.

Ook senator Pierre Hazette (PRL-FDF) vond dat de vicieuze cirkel van de werkloosheid enkel kan worden doorbroken door -net als Nederland, Denemarken of Zwitserland- op zoek te gaan naar nieuwe formules. Lagere loonkosten, minder administratieve formaliteiten en een voluntaristisch investeringsbeleid met bijzondere aandacht voor investeringen in wetenschappelijk onderzoek, kunnen de Belgische concurrentiepositie verbeteren en daardoor ook de werkgelegenheid bevorderen.

PS-senator Jacques Santkin hield een pleidooi voor arbeidsherverdeling die volgens hem een van de belangrijkste pijlers van het werkgelegenheidsbeleid moet zijn. Hij benadrukte ook het belang van de sociale economie die aan kansarmen de mogelijkheid biedt om zich opnieuw in het arbeidsproces in te schakelen.

PSC-senator Andrée Delcourt-Pêtre wees erop dat het schorsingsbeleid op basis van artikel 80 vooral werkloze vrouwen treft. Bovendien moeten volgens haar werklozen worden gesteund en begeleid in hun zoektocht naar werk. Omdat een baan het beste middel is om sociale uitsluiting te voorkomen, moet massaal in werkgelegenheid worden geïnvesteerd.

De vertegenwoordigers van de werkgevers pleitten voor diepgaande hervormingen in de sociale zekerheid en in het stelsel van de werkloosheidsverzekering.

De werknemersafgevaardigden van hun kant willen het huidige stelsel behouden en beklemtoonden de noodzaak van arbeidsherverdeling. Beide partijen waren het er wel over eens dat sociaal overleg over deze kwesties noodzakelijk is en verklaarden zich akkoord om opnieuw aan de tafel te gaan zitten en te onderhandelen over een sociaal contract.

Minister van Tewerkstelling en Arbeid Miet Smet lichtte ten slotte het regeringsbeleid toe. Loonmatiging, verlaging van de sociale lasten en herverdeling van de arbeid zijn de belangrijkste instrumenten die de regering wil hanteren om meer banen te scheppen. Maar ook door de zorgsector beter uit te bouwen, kunnen meer mensen aan werk worden geholpen. Minister Smet verdedigde het Belgische stelsel van werkloosheidsverzekering omdat het de maatschappelijke uitsluiting beperkt. Zij zette zich af tegen een beperking van de uitkeringen in de tijd. De minister wil wel de werkloosheidsuitkeringen "activeren" en ze gebruiken om werklozen opnieuw aan werk te helpen.

 "Belgische samenleving kiest niet voor Angelsaksisch model"

Dat de Belgische samenleving niet kiest voor het Angelsaksische model, vindt senator Bea Cantillon (auteur van het inleidende rapport, CVP) een historisch belangwekkende vaststelling: "Tien jaar geleden zou een dergelijke conclusie zeker niet mogelijk zijn geweest. Belangrijk is dat dit nu wordt aanvaard over alle partijgrenzen heen. Hiermee is een voldoende vertrouwensbasis gecreëerd om te werken aan een sociaal pact dat moet toelaten een aantal belangrijke maatregelen te nemen."

Senator Cantillon denkt hierbij onder meer aan een verlaging van de loonkosten. Over dit principe waren alle deelnemers aan het debat het eens. Zelf lanceerde senator Cantillon een concreet voorstel om de loonkosten jaarlijks met 50.000 frank per werknemer te verlagen. Om dat te financieren moet de overheid zo'n 120 miljard vinden via belastingen of een speciale sociale bijdrage, maar dan geheven op alle productiefactoren. Een operatie van een dergelijke omvang kan maar slagen als over de financiering ervan een ruime maatschappelijke consensus wordt gevonden. Senator Cantillon hoopt dan ook dat de discussies in de Senaat uiteindelijk zullen uitmonden in een sociaal pact waarmee zowel de politieke wereld als werkgevers en werknemers het eens kunnen zijn.

Zoals in Nederland moeten ook wij ons genereuze sociaal zekerheidsmodel in vraag durven stellen. (VLD-senator Luc Coene)
 
SP-senator Lydia Maximus: "De Senaat heeft hier zijn taak als reflectiekamer ten volle opgenomen."
 

"In de Senaat werden een aantal taboes doorbroken"

Het was commissievoorzitter Lydia Maximus (SP) die de conclusies van het tweedaagse debat aan de plenaire vergadering voorlegde. In een vraaggesprek verklaarde senator Maximus : "De conclusies weerspiegelen de partijstandpunten over de politieke oplossingen die aan een belangrijk maatschappelijk probleem moeten worden gegeven. Op basis daarvan zal nu in de commissie het debat over artikel 80 en over de alternatieve financiering van de verlaging van de sociale lasten worden gevoerd. Er mogen ook wetgevende initiatieven worden verwacht. Belangrijk is wel dat over alle partijgrenzen heen eensgezindheid bestaat over de noodzakelijke verlaging van de loonkosten. Het voorbereidende commissiewerk heeft er blijkbaar toe bijgedragen dat een aantal taboes werden doorbroken."

Verwijzend naar de nota van de commissie beklemtoonde senator Maximus "dat het eerder uitzonderlijk is dat parlementairen zelf, op basis van wetenschappelijk onderzoek en na consultatie van een groot aantal deskundigen, een document opstellen dat beleidsvoorbereidend is. De senatoren hebben zich in een maatschappelijk probleem verdiept en zelf conclusies getrokken. De Senaat heeft hier zijn taak als reflectiekamer ten volle opgenomen."


Texte fran‡ais


Opmerkingen voor de webmaster