5-2289/2

5-2289/2

Belgische Senaat

ZITTING 2013-2014

23 OKTOBER 2013


Wetsontwerp tot wijziging van afdeling 3 van hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet (I) van 24 december 2002

Wetsontwerp houdende diverse wijzigingen tot invoering van een nieuwe sociale en fiscale regeling voor de gelegenheidsarbeiders in de horeca


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE SOCIALE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

DE HEER BROTCHI


I. INLEIDING

Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 53-2989/1).

Het werd op 10 oktober 2013 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 87 stemmen tegen 1 stem bij 47 onthoudingen. Het wetsontwerp werd op 11 oktober 2013 overgezonden aan de Senaat en op 15 oktober 2013 geëvoceerd.

De commissie voor de Sociale Aangelegenheden heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 23 oktober 2013, in aanwezigheid van de heer John Crombez, staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, samen met het wetsontwerp houdende diverse wijzigingen tot invoering van een nieuwe sociale en fiscale regeling voor de gelegenheidsarbeiders in de horeca (stuk Senaat, nr. 5-2290/1).

Dit laatste, eveneens optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 53-2990/1). Het werd op 10 oktober 2013 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 101 stemmen tegen 1 stem bij 35 onthoudingen. Dit wetsontwerp werd op 11 oktober 2013 overgezonden aan de Senaat en diezelfde dag geëvoceerd.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER JOHN CROMBEZ, STAATSSECRETARIS VOOR DE BESTRIJDING VAN DE SOCIALE EN DE FISCALE FRAUDE, TOEGEVOEGD AAN DE EERSTE MINISTER

In het kader van haar relancestrategie van juli 2012 heeft de regering een horecaplan goedgekeurd dat berust op twee pijlers : enerzijds de fraudegevoeligheid in de sector verminderen en anderzijds de leefbaarheid van de sector verhogen.

Met het oog hierop werd een nieuw regime voor gelegenheidswerknemers uitgewerkt. Daarnaast heeft de regering ook een nieuwe doelgroepvermindering van de patronale sociale zekerheidsbijdragen in het leven geroepen.

De twee onderdelen van het horecaplan worden geconcretiseerd in de twee wetsontwerpen die vandaag ter bespreking voorliggen in deze commissie. De uitvoeringsbepalingen worden vastgelegd in twee koninklijke besluiten. De heer Crombez benadrukt dat deze ontwerpen niet het volledige plan ter ondersteuning van de horeca omvatten.

A. Wijziging van afdeling 3 van hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 — doelgroepvermindering vaste contracten (stuk Senaat, nr. 5-2289)

De nieuwe doelgroepvermindering is bedoeld als ondersteunende maatregel in het kader van de invoering van de geregistreerde kassa. De vermindering van de patronale sociale zekerheidsbijdragen is met andere woorden gekoppeld aan de invoering van deze kassa.

Concreet betekent dit dat de vermindering van toepassing zal zijn vanaf 1 januari 2014 en dat de werkgevers dergelijke kassa moeten hebben om recht te hebben op deze bijdragevermindering.

Nog een bijkomende voorwaarde om de bijdragevermindering te krijgen is dat de werkgever de aanwezigheid van al zijn personeel moet registreren. Dat kan via de gecertificeerde kassa of door middel van andere bestaande toepassingen die dezelfde garantie bieden op het vlak van fraudebestendigheid van de geregistreerde gegevens.

De doelgroepvermindering geldt voor bedrijven die maximaal negenenveertig werknemers in dienst hebben. Er wordt hen een forfaitaire bijdragevermindering toegekend voor vijf voltijdse werknemers naar keuze. Deze vermindering bedraagt 500 euro per kwartaal en is niet beperkt in de tijd. Voor werknemers onder de zesentwintig jaar wordt het bedrag van 500 euro opgetrokken tot 800 euro.

Deze maatregel komt bovenop andere maatregelen die recent genomen werden om kmo's te ondersteunen.

B. Diverse wijzigingen tot invoering van een nieuwe sociale en fiscale regeling voor de gelegenheidsarbeiders in de horeca (stuk Senaat, nr. 5-2290)

De doelstelling van de hervorming van de gelegenheidsarbeid is om het zowel voor de werkgever als voor de werknemer aantrekkelijker te maken om de geleverde prestaties correct aan te geven en er de verschuldigde sociale bijdragen en belastingen op te betalen.

Om dit te bewerkstelligen werkt het nieuwe regime dus zowel in op de vraag- als op de aanbodzijde van de arbeidsmarkt.

Heel concreet betekent dit dat de lastenbasis aan werkgeverszijde forfaitair verlaagd wordt. Dit komt neer op een daling van 10 % van de kost voor de werkgever.

Voor de werkgever zal wat bijverdiend wordt door occasioneel in de horeca te werken, niet meer in de personenbelasting komen maar op voorhand aan een tarief van 33 % belast worden. Daardoor wordt voor de werknemer meteen duidelijk hoeveel hij zal overhouden van de afgesproken vergoeding.

Om het voor de werkgevers eenvoudiger en interessanter te maken zullen de sociale bijdragen voor gelegenheidsarbeid voortaan per uur berekend worden. En dus niet meer per blok van vijf uur of elf uur zoals nu het geval is. De sociale bijdragen zullen voortaan worden berekend op een nieuw uurforfait van 7,5 euro of op het maximum dagforfait van 45 euro. De bijdragebasis is dus lager dan vandaag.

Aangezien het gelegenheidswerk op het niveau van de loonkost aantrekkelijker wordt gemaakt, werd er anderzijds ook beslist om het gebruik van het regime opnieuw toe te spitsen op momenten van piekarbeid. Daarom kunnen werknemers voortaan gedurende slechts vijftig dagen per jaar onder dit statuut werken. De werkgevers mogen dit systeem maximaal honderd dagen per kalenderjaar toepassen.

Dit ontwerp van wet voorziet in drie wettelijke aanpassingen die ervoor moeten zorgen dat de bestaande regeling van gelegenheidsarbeid in de horeca kan hervormd worden :

1. de Koning wordt de bevoegdheid gegeven om ook voor werkgevers en gebruikers van zekere categorieën werknemers die Hij bepaalt, de bijzondere toepassingsbepalingen vast te leggen (artikel 2);

2. naar analogie met de regeling die voor studenten werd ingevoerd in 2012, wordt een teller aangeboden om het de werkgever mogelijk te maken de voorziene contigenten van vijftig en honderd dagen te controleren (artikel 3);

3. er wordt in voorzien dat de inkomsten van de gelegenheidswerknemers die in dit kader prestaties uitvoeren, tegen een speciaal tarief van 33 % worden belast (artikel 5).

III. BESPREKING

A. Vragen en opmerkingen van de leden.

De heer Claes verwijst naar zijn wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met het oog op de aanpassing van de regeling van de gelegenheidsarbeid in de horecasector (stuk Senaat, nr. 5-1422/1) dat dezelfde aangelegenheid betreft en tal van maatregelen bevat die nu worden overgenomen in de beide wetsontwerpen die worden besproken. Dit is bijvoorbeeld het geval met de maximale belasting op het inkomen van 33 % en een gewijzigde berekening van de sociale zekerheidsbijdragen.

Hij dankt de staatssecretaris voor het feit dat deze problematiek wordt aangepakt, overeenkomstig het regeerakkoord. De horecasector was reeds lang vragende partij voor bepaalde maatregelen en de regering heeft deze genomen met de juiste intenties. Een eerste intentie van de regering is de strijd tegen zwartwerk in de sector en het « wit » maken van de arbeid.

Elke eigenaar in de horecasector krijgt te maken met piekmomenten : een avond in de week, bij goed weer of in het weekend. Hij moet dan een beroep kunnen doen op gelegenheidsarbeid en waar hij vroeger vaak slechts een beroep kon doen op zwartwerkers, zullen de voorgestelde maatregelen dit zwartwerk tegengaan. Dit is heel belangrijk : vroeger vond men enkel mensen bereid om dit middels zwartwerk te doen omdat de verloning van de gelegenheidsarbeider bovenop het gewone inkomen werd geteld waardoor zij zeer veel belastingen dienden te betalen. Dit zal nu veranderen vermits de maximale belasting nu 33 % bedraagt, en in de praktijk in vele gevallen minder zal zijn. De betrokkene kan nu veel beter inschatten wat hij precies overhoudt aan zijn arbeid.

Dit is ook een goede zaak voor de werkgever, die niet langer het risico zal willen lopen om te worden betrapt op zwartwerk. De heer Claes is er voorstander van om de extra inkomsten voor de overheid als gevolg van de voorgestelde maatregelen aan te wenden voor bijkomende controles in de sector. Ook het nieuwe berekeningssysteem inzake de sociale werkgeversbijdragen moet voor de werkgever een stimulans zijn om deze daadwerkelijk te betalen, zeker wanneer men deze maatregel samen leest met andere lastenverminderingen, onder meer voor jongeren, die eveneens worden voorgesteld. Ook dit moet het zwartwerk tegengaan en de heer Claes gaat er dan ook van uit dat de aangifte van het aantal gelegenheidsarbeiders sterk zal stijgen vanaf 1 oktober 2013. Hij vraagt de staatssecretaris de inwerkingtreding van de verschillende maatregelen te preciseren.

Concluderend, is de heer Claes verheugd dat grote delen van zijn wetsvoorstel nr. 5-1422/1 worden overgenomen en is hij ervan overtuigd dat de voltallige regering hier de juiste weg is ingeslagen wat de horecasector betreft. Hij hoopt dan ook dat de sector deze kans met beide handen grijpt en benadrukt het belang van de opvolging en de evaluatie van de voorgestelde maatregelen.

Mevrouw Lijnen dankt de staatssecretaris voor de voorgestelde maatregelen en wijst erop dat het vele zwartwerk in de sector het gevolg is van de gigantische belastingdruk op arbeidsprestaties. Zij verwijst naar haar wetsvoorstel tot aanpassing van het statuut van de gelegenheidsarbeid en voltijdse arbeid binnen de horeca (stuk Senaat, nr. 5-2038/1) dat beoogt zuurstof te geven aan de horecasector, in de eerste plaats door de lasten op arbeid te doen dalen, en dit zowel voor het gelegenheidspersoneel als voor het reguliere personeel op het vlak van de overuren. De beide wetsontwerpen die thans worden besproken hebben ongeveer dezelfde filosofie.

Essentieel is dat men de regeling niet ingewikkeld maakt, zowel voor de werkgevers als voor de werknemers. Jammer genoeg is dit al te vaak wél het geval in ons land, maar de nu voorgestelde maatregelen zijn ongetwijfeld een stap in de goede richting en zullen, samen met de invoering van een elektronische kassa, ongetwijfeld het nodige effect sorteren. Mevrouw Lijnen meent dan ook dat zij navolging verdienen in andere sectoren en hoopt dat de regering ook daar maatregelen neemt.

Mevrouw Douifi verheugt zich over de positieve reacties op het voorliggende wetsontwerp. De heer Claes stelde in zijn uiteenzetting geen probleem te hebben met controle, maar spreekster benadrukt het belang van constructieve controle. In het raam van het overleg tussen de staatssecretaris en de inspectiediensten zou het goed zijn ervoor te zorgen dat de mogelijkheden van de wetgeving uitgelegd worden aan de sector. Controles dienen niet enkel repressief maar ook constructief te zijn.

De staatssecretaris onderstreepte de voordelen voor zowel werkgever als werknemer. Zeker het gelegenheidspersoneel, vaak laaggeschoolden of nieuwe Belgen, kan nu met een gerust gemoed zijn gelegenheidsjob « in het wit » uitoefenen. Dit is een positieve stimulans om in de horeca te werken.

Senator Douifi heeft een specifieke opmerking betreffende de lastenverlaging voor de vaste contracten. Zij stelt vast dat de werkgeversbijdragen zullen worden verminderd met een bedrag van 500 euro per kwartaal voor vijf voltijdse werknemers. Dit bedrag wordt voor personen jonger dan zesentwintig jaar verhoogd tot 800 euro. Er moet echter ook aandacht besteed worden aan de vijftig-plussers, zeker de laaggeschoolden onder hen die wat willen bijverdienen in een gelegenheidsjob. Spreekster hoopt dat deze groep in gedachten zal worden gehouden wanneer de nodige budgettaire middelen beschikbaar zullen zijn.

Ten slotte zou het niet slecht zijn een informatieve nota of brochure te sturen naar de gemeenten en steden, vooral de kustgemeenten die tijdens de zomermaanden veel moeilijkheden ondervinden om gelegenheidspersoneel te vinden.

Mevrouw Winckel heeft een vraag betreffende de forfaitaire vermindering van de bijdragen. Deze vermindering zal enkel mogelijk zijn wanneer de werkgever beschikt over een geregistreerd kassasysteem. Is het voldoende dat de werkgever een bestelling geplaatst heeft voor een geregistreerd kassasysteem ? Zal hij ook in dat geval genieten van de forfaitaire vermindering ? Er doen immers geruchten de ronde dat er niet genoeg kassa's ter beschikking zijn.

De heer Claes merkt op dat jobstudenten rekening moeten houden met een vijftig-dagen systeem, waarvan het nu mogelijk zal zijn deze in halve dagen op te nemen. Spreker stelt vast dat ook de gelegenheidsarbeid een systeem van vijftig dagen hanteert. Als de werknemer zes à zeven uren werkt stelt dat geen probleem, maar wat als er slechts enkele uren gewerkt wordt ? Zou dit als een halve dag werk beschouwd kunnen worden ?

Senator Lijnen voegt hieraan toe dat studentenarbeid strikt gereglementeerd is omdat er ook rekening moet worden gehouden met, bijvoorbeeld, de kinderbijslag en de fiscale impact van de student op zijn ouders. Komt de student die vijftig dagen studentenarbeid uitvoert en daarbovenop vijftig dagen gelegenheidsarbeid in de problemen ? Spreekster stelt voor dat de website « student@work » daar zo snel mogelijk informatie over geeft.

B. Antwoorden van de staatssecretaris.

De heer John Crombez, staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, herinnert eraan dat reeds grondig overlegd werd met de horecasector, en dit gebeurde in een positieve sfeer. De wil om de sector te « verwitten » is veel groter dan wordt aangenomen, voor zover de rentabiliteit kan worden gegarandeerd. Tegelijk waren de gesprekken ook complex omdat geen enkele horecazaak dezelfde is. De verschillen situeren zich in de wijze van werken, het aantal personeelsleden, het aantal gelegenheidsarbeiders en dergelijke.

De staatssecretaris preciseert dat het fiscaal regime voor de gelegenheidsarbeiders — bijzonder belastingtarief van 33 % — op 1 oktober 2013 in werking treedt. Voor de betrokkene kan deze maatregel als gevolg hebben dat zijn netto-inkomen met 50 % stijgt. De andere maatregelen treden op 1 januari 2014 in werking.

De heer Crombez is het ermee eens dat de horecasector behoefte had aan extra zuurstof, bovenop de verlaging van het btw-tarief van 21 % naar 6 % die reeds eerder werd doorgevoerd. Zeker in tijden van crisis is deze maatregel nuttig gebleken vermits de horecasector als eerste de verminderde consumptie voelt. Nu wordt het geregistreerd kassasysteem ingevoerd, gespreid over voldoende lange tijd die de sector moet toelaten om niet enkel het zwartwerk te bestrijden maar ook rendabel te blijven of te worden, zodat ook in de toekomst voldoende werkgelegenheid wordt gecreëerd, inzonderheid voor laaggeschoolde arbeiders.

De vereenvoudiging is een van de elementen geweest die in het overleg met de horecasector steeds naar voor werden geschoven. De voorgestelde maatregelen doen de administratieve overlast gevoelig dalen.

De staatssecretaris merkt op dat het aandeel vijftig-plussers in de sector zeer laag is, zeker wanneer men de vergelijking maakt met andere sectoren. De enige differentiatie die de voorgestelde maatregelen voorop stellen is de verlaging van de lasten voor jongeren, met name door voor hen een vermindering van 800 euro per kwartaal te voorzien, wat een enorm verschil maakt voor een kleine zaak.

Tijdens de tweejarige overgangsperiode waarin voorzien is voor het geregistreerd kassasysteem is het belangrijk dat de controles in de horecazaken gebeuren in overleg met de sector zelf. Anderzijds zal het zaak zijn om alle maatregelen daadwerkelijk toepassing te doen vinden vanaf 1 januari 2014, vermits heel wat mensen staan te wachten om een eigen horecazaak te beginnen. De betrokken administratie doet er alles aan om de invoering van het geregistreerd kassasysteem mogelijk te maken vanaf deze datum. Wanneer evenwel iemand zich hiervoor heeft ingeschreven en op 1 januari 2014 zou blijken dat het voor de betrokkene op die datum niet operationeel zou zijn maar het systeem pas enkele dagen later wordt geïnstalleerd, is het de bedoeling dat men reeds vanaf het eerste kwartaal van 2014 de voorgestelde maatregelen kan genieten. Hetzelfde probleem dreigt zich overigens in december 2015 voor te doen, wanneer de overgangsperiode eindigt.

Voor de jobstudenten is gelegenheidsarbeid inderdaad een aparte teller, maar het is de bedoeling te werken onder het regime van studentenarbeid. Dit moet nog verder uitgewerkt worden met de sociale partners, waardoor de heer Crombez momenteel geen volledig antwoord kan geven. De vraag omtrent kinderbijslag is niet nieuw. Ook nu reeds kunnen ouders moeilijk inschatten tot op welk niveau per kwartaal hun kind kan werken zonder dat de kinderbijslag in het gedrang komt. Het feit dat studenten nu studentenarbeid kunnen combineren met de mogelijkheid om in gelegenheidsarbeid te stappen maakt die inschatting misschien nog iets moeilijker. In essentie zal dat echter op dezelfde manier moeten gebeuren als vroeger.

Concluderend, merkt de staatssecretaris op dat de discussie niet gedaan is na de aanneming van de voorliggende wetsontwerpen. De sector zelf ziet dit als een stap vooruit, maar zeker geen eindpunt. Zo moet de belangrijke problematiek van de overuren nog worden opgelost. De sector is zeer complex en zeer gevarieerd en zonder een regeling voor overuren is er gewoon geen volledigheid. Gelegenheidsarbeid helpt een aantal bedrijven een beetje en een aantal zeer veel, net zoals de contracten, maar overuren hebben in de ganse sector een grote impact. De middelen zijn er, de beslissing is genomen en het is de bedoeling dit nog voor het nieuwe jaar voor te stellen aan het Parlement.

IV. STEMMINGEN

Het wetsontwerp tot wijziging van afdeling 3 van hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet (I) van 24 december 2002 (stuk Senaat, nr. 5-2289) en het wetsontwerp houdende diverse wijzigingen tot invoering van een nieuwe sociale en fiscale regeling voor de gelegenheidsarbeiders in de horeca (stuk Senaat, nr. 5-2290) worden in hun geheel aangenomen met 8 stemmen tegen 1 stem.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag aan de plenaire vergadering.

De rapporteur, De voorzitter,
Jacques BROTCHI. Elke SLEURS.

De door de commissie aangenomen teksten zijn dezelfde als de overgezonden ontwerpen door de Kamer van volksvertegenwoordigers (zie stukken Kamer, nrs. 53-2989/005 en 53-2990/007).