5-2258/1

5-2258/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

17 JULI 2013


Wetsvoorstel tot aanvulling van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen met een set aanvullende indicatoren voor het meten van levenskwaliteit, menselijke ontwikkeling, de sociale vooruitgang en de duurzaamheid van onze economie

(Ingediend door de heer Schouppe c.s.)


TOELICHTING


De laatste jaren groeit de overtuiging dat het bruto binnenlands product (BBP) een onvolmaakte indicator is voor het meten van vooruitgang in de samenleving. Het is belangrijk voor het publieke debat om informatie te hebben over indicatoren die sociale vooruitgang en levenskwaliteit op lange termijn bepalen, « de menselijke ontwikkeling ». Dit wetsvoorstel wil een kader opzetten voor het uitwerken van een set van aanvullende indicatoren.

In het buitenland zagen steeds meer initiatieven tot het ontwikkelen van wetenschappelijk onderbouwde aanvullende indicatoren het levenslicht. Ook in Belgiė is er nood aan de verdere ontwikkeling van een set van aanvullende indicatoren die communicatief herkenbaar en internationaal vergelijkbaar zijn. Dit wetsvoorstel wil zich maximaal inschrijven in de internationale evoluties op dit vlak, in het bijzonder deze van de Europese Unie.

1. Het BBP als indicator

Het BBP vertegenwoordigt de totale toegevoegde waarde van alle op geld gebaseerde economische activiteiten. Het BBP heeft haar nut bewezen als indicator van marktactiviteit. Als indicator voor de algehele maatschappelijke ontwikkeling en vooruitgang is het BBP echter te beperkt en ontoereikend.

Desondanks heeft het BBP de voorbije eeuw een dominante positie ingenomen als graadmeter voor de algehele maatschappelijke vooruitgang van een land of regio. Hiertoe is het BBP evenwel methodologisch nooit ontwikkeld en dus ongeschikt.

Sinds het uitbreken van de kredietcrisis medio 2008 gaan we door de diepste economische crisis in de naoorlogse periode. We moeten vaststellen dat de economische groei van het eerste decennium van de 21e eeuw niet duurzaam was. Enkele maatschappelijke crisissen legden enkele beperkingen van het BBP als indicator voor vooruitgang bloot.

Ten eerste is er een verborgen kost van onze huidige werk- en levenswijze, de stijgende druk op de mentale gezondheid. De economische, medische en maatschappelijke prijs van stress, burn-out en depressie loopt de laatste jaren steeds hoger op. De verdere ontwikkeling vereist een meer menselijke en kwalitatieve groei.

Ten tweede ging de economische groei van de jaren 2000 in vele westerse landen gepaard met een scherpe toename van de sociale ongelijkheid. Het BBP meet op geen enkele wijze de verdeling van individueel welzijn in de samenleving.

Ten derde heeft de opwarming van de aarde de wereldwijd de zorg voor het klimaat hoog op de maatschappelijke agenda geplaatst. Maar ook de vaststelling dat het BBP groeit door het verbruik van dure olie terwijl we in de file met de wagen aanschuiven, zet steeds meer mensen aan het denken. De kosten voor het milieu en de levenskwaliteit worden hierbij niet in rekening gebracht.

Ten vierde is het BBP niet geschikt om de kwaliteit van publieke dienstverlening in kaart te brengen. Daarom is er nood aan de ontwikkeling van alternatieve meetinstrumenten.

Naast het BBP als indicator voor de economische activiteit, is er nood aan een nieuwe set aanvullende indicatoren voor een adequatere meting van de levenskwaliteit, de sociale vooruitgang en de zorg voor het klimaat.

Het BBP zal als indicator niet verdwijnen omdat het een interessante maatstaf blijft op macro-economisch niveau. Een gecorrigeerd BBP dat rekening houdt met andere niet-kwantitatieve elementen, geeft geen indicatie meer van de omvang van marktactiviteit en is nog geen goede indicator van levenskwaliteit. Welzijn is multidimensioneel; bijgevolg is er nood aan verschillende indicatoren die niet eenvoudig in één overkoepelende indicator kunnen geaggregeerd worden. Deze moeten dus naast elkaar in overweging genomen worden. Tegelijkertijd is er ook een nood aan overzichtelijkheid; hierom dient het aantal indicatoren beperkt te worden tot diegenen die het meest relevant zijn of meest representatief zijn voor welzijn, menselijke ontwikkeling en de duurzaamheid van onze economie.

Om de hierboven vermelde redenen is het aangewezen dat er een set van aanvullende indicatoren wordt ingesteld naast het BBP.

2. Internationale tendens

In het buitenland zagen steeds meer initiatieven tot het ontwikkelen van wetenschappelijk onderbouwde aanvullende indicatoren het levenslicht. De VN publiceert reeds enige tijd haar Human Development Index, met armoede en onderwijs als belangrijkste indicatoren. De correlatie tussen de HDI en het BBP bedraagt evenwel meer dan 90 %.

De OESO ontwikkelde recent de « Better Life Index », waarbij bijzondere aandacht geschonken wordt aan de communicatieve herkenbaarheid en de online participatie van de burgers. Op de website www.oecdbetterlifeindex.org kan je als bezoeker zelf aangeven welke criteria je belangrijk vindt. Zo kan je zien welk land het beste scoort volgens jouw maatstaf.

Voor Belgiė zijn vooral de ontwikkelingen in het kader van de Europese Unie relevant. Een fundamentele doelstelling van de Europese Unie is « duurzame ontwikkeling » (opgenomen in het Verdrag van de Europese Unie en herhaald in de Europa2020-strategie). In 2001 nam de Europese Raad de EU Sustainable Development Strategy aan. Op basis van deze strategie ontwikkelde de EU de Sustainable Development Indicators, waarover elke twee jaar een verslag wordt overgemaakt aan de Europese Raad. Door de integratie in de Europa 2020agenda genieten deze indicatoren een grote politieke relevantie, een strikte en kwalitatieve monitoring en voor sommige indicatoren is er zelfs een bindende doelstelling met sanctioneringsmechanisme voor de betrokken lidstaten.

Op 20 augustus 2009 publiceerde de Europese Commissie een mededeling betreffende « Het BBP en verder — Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld » (1) . De ontwikkeling van nieuwe indicatoren is hierbij een « ongoing process » waarbij de lidstaten nauw betrokken worden bij de werkzaamheden van de DG Eurostat.

Het thema beļnvloedt eveneens het beleid in de buurlanden. Op 14 september 2009 werd in Frankrijk het Stiglitz-Sen-Fitoussi Report gepubliceerd over de « Measurement of Economic Performance and Social Progress ». Soortgelijke initiatieven werden ook genomen in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Nederland, Italiė, Finland en Australiė.

Het is belangrijk dat ook de federale overheid zich verder inschrijft in de bestaande internationale tendensen en hierbij een voortrekkersrol tracht waar te maken. Belgiė moet daarbij in het bijzonder anticiperen op de Europese ontwikkelingen. Binnen de Europese context moet er bovendien worden aangedrongen op het ontwikkelen van methoden om de resultaten op de onderscheiden set indicatoren te vergelijken met andere relevante -niet Europese- landen. Wanneer dit niet gebeurt, worden Europese landen enkel onderling vergeleken zonder te weten hoe we het doen in vergelijking met andere ontwikkelde landen. Bovendien is het zonder externe vergelijking onmogelijk om het effect van het Europees beleid te meten.

3. Belgische initiatieven

Ook in Belgiė is men reeds enige tijd actief rond deze thematiek en werden er heel wat waardevolle initiatieven ontplooid.

In het regeerakkoord van 1 december 2011 maakte de regering Di Rupo duidelijk dat ze de ontwikkeling van nieuwe indicatoren verder wil ondersteunen :

In de Kamer van volksvertegenwoordigers werd de resolutie « betreffende de conferentie « RIO+20 » van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling » aangenomen op 22 maart 2012. In deze resolutie vraagt de Kamer « ...met spoed onderzoek om een aantal nieuwe maatstaven te ontwikkelen om de vooruitgang op het gebied van rechtvaardigheid en duurzame ontwikkeling te kunnen meten. » (2)

Zowel de regering als de Kamer pleiten voor een alternatief model voor het meten van groei en welvaart. Dit valt eveneens te rijmen met artikel 7bis van de Belgische Grondwet :

« Bij de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden streven de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten de doelstellingen na van een duurzame ontwikkeling in haar sociale, economische en milieugebonden aspecten, rekening houdend met de solidariteit tussen de generaties. »

Op 26 november 2012 organiseerde de Senaat in samenwerking met de studiecentra CES en CORE een gezamenlijk symposium. Op dit symposium werden de wetenschappelijke inzichten en beleidsmogelijkheden omtrent het instellen van een nieuwe set aanvullende indicatoren in Belgiė behandeld. Op het symposium bleek dat het BBP tekort schiet als indicator voor vooruitgang van een samenleving en dat er nood is aan een set van aanvullende indicatoren.

Bij de verschillende politieke partijen die deelnamen aan dit symposium bestond er een duidelijke consensus over enkele elementen. De meeste partijen waren akkoord met het feit dat er een set van aanvullende indicatoren moet worden ingesteld. Het moet gaan om een beperkte set van indicatoren die internationaal vergelijkbaar moeten zijn en die zullen worden gebruikt in het politieke debat. Daarnaast bestond er overeenstemming over de wens dat Belgiė een voortrekkersrol moet spelen in het opstellen van alternatieve indicatoren en dat deze opdracht moet worden uitgevoerd door een Belgische instelling.

Dit wetsvoorstel wil zich inschrijven in de consensus die tot uiting kwam op het hierboven beschreven symposium.

4. Uitdagingen

Ondanks het feit dat Belgiė de internationale initiatieven volgt en diverse politieke, academische en overheidsinstellingen reeds met het thema bezig zijn, dienen belangrijke uitdagingen aangepakt te worden :

— er zijn reeds heel wat relevante gegevens voorhanden. De communicatieve herkenbaarheid in de media en het brede maatschappelijke debat lijdt onder een inflatie aan verschillende initiatieven en indicatoren;

— de selectie van indicatoren en de indeling ervan staan de internationale vergelijkbaarheid soms in de weg;

— al te weinig indicatoren zijn voldoende gekoppeld aan bindende doelstellingen;

— ongeacht de samenstelling van de set van indicatoren moet er gezocht worden naar een weergave die de verdeling onder de bevolking in kaart te brengt. Het zijn immers bij uitstek de mate waarin en de wijze waarop welvaart, in al haar facetten, verdeeld wordt onder de bevolking die belangrijke politieke keuzes en beleidskeuzes van een land weergeven.

5. Nieuwe set aanvullende indicatoren : kader

Het Federaal Parlement legt het kader voor een nieuwe set van aanvullende indicatoren vast. Het belast de bevoegde overheidsinstelling met de concrete uitwerking ervan. Deze instelling, met name het Federaal Planbureau, dient hierbij rekening te houden met de volgende principes :

— de aanvullende indicatoren worden ingedeeld in een zo beperkt mogelijk aantal categorieėn of hoofdindicatoren, met het oog op een versterking van hun communicatieve herkenbaarheid;

— om de internationale vergelijkbaarheid te verhogen wordt de indeling van de aanvullende indicatoren gebaseerd op de indeling gehanteerd in het eindrapport « Sponsorship Group on Measuring Progress, Well-being and Sustainable Development » van het European Statistical System Committee; (3)

— de selectie van indicatoren wordt in het bijzonder gebaseerd op de werkzaamheden in het kader van de EU « GDP and beyond'(Eurostat; Quality of Life) met het oog op het garanderen van de kwaliteit van de indicatoren en de koppeling aan bindende doelstellingen. Deze selectie kan eventueel worden aangevuld met indicatoren die specifieke nuttig zijn voor Belgiė;

— Belgiė wenst een voortrekkersrol op te nemen in de ontwikkeling van aanvullende indicatoren; hiertoe zullen de bevoegde overheidsdiensten en het Belgische middenveld verzocht worden om actief deel te nemen aan het uitwerken van die aanvullende indicatoren, in samenwerking met de diensten van Eurostat en de OESO;

— voor elk van de geselecteerde indicatoren dient de set van indicatoren te worden weergegeven per inkomenscategorie van de bevolking. Hiertoe moet de bevolking onderverdeeld worden in, voor de betreffende indicatoren, relevante categorieėn.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Het instituut voor de nationale rekeningen (INR) werd opgericht bij wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen met het oog op de hervormingen van het apparaat voor de statistiek en de economische vooruitzichten van de federale regering.

Het INR heeft tot taak de volgende economische statistieken, analyses en vooruitzichten op te stellen :

— de reėle nationale rekeningen;

— de financiėle nationale rekeningen;

— de jaarlijkse en driemaandelijkse rekeningen van de openbare besturen;

— de driemaandelijkse nationale rekeningen;

— de bruto regionale producten;

— de statistieken van de buitenlandse handel;

— de economische vooruitzichten die vereist zijn voor het opstellen van de federale begroting, ook economische begroting genoemd;

— de input-outputtabellen;

— de prijsobservatie en analyse.

Dit wetsvoorstel strekt ertoe het INR een bijkomende taak op te dragen, met name « de berekening van een set aanvullende indicatoren, bedoeld om de levenskwaliteit, de menselijke ontwikkeling, de sociale vooruitgang en de duurzaamheid van onze economie te meten. ».

Artikel 3

Het INR brengt volgende drie, bij wet aangewezen, instellingen samen :

— de Nationale Bank van Belgiė (NBB);

— het Federaal Planbureau (FPB);

— de algemene directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI).

Het FPB maakt studies en vooruitzichten over economische, sociale en milieubeleidskwesties. Ook wordt de integratie van die beleidskwesties in een context van duurzame ontwikkeling bestudeerd. Om deze redenen is het FPB de aangewezen instelling om een aanvullende set van indicatoren te ontwikkelen.

Artikel 4

De instellingen die worden aangewezen voor de ontwikkeling van de set aanvullende indicatoren leggen een concreet voorstel tot methodologische uitwerking van een set van aanvullende indicatoren ter goedkeuring voor aan het Federaal Parlement, op basis van de principes zoals bepaald in artikel 2 van deze wet. Na de goedkeuring van deze concrete methodologie door het Federaal Parlement, kan de meting van start gaan. De resultaten van deze metingen worden jaarlijks in het Federaal Parlement besproken. Het komt het parlement toe het eventuele nut van verdere stappen in de ontwikkeling van aanvullende indicatoren te bespreken, in het bijzonder de onderlinge weging van deze aanvullende indicatoren. Een samenvatting van de resultaten maakt deel uit van het jaarverslag van de NBB betreffende de financiėle en economische ontwikkelingen in binnen- en buitenland en wordt uitgebreid bekendgemaakt bij de bevolking.

Etienne SCHOUPPE.
André du BUS de WARNAFFE.
Fauzaya TALHAOUI.
Richard MILLER.
Rik DAEMS.
Ahmed LAAOUEJ.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de grondwet.

Art. 2

Artikel 108 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, gewijzigd bij de wet van 8 maart 2009, wordt aangevuld met de bepaling onder j), luidende :

« j) de berekening van een set aanvullende indicatoren voor het meten van levenskwaliteit, menselijke ontwikkeling, sociale vooruitgang en de duurzaamheid van onze economie alsook de integratie ervan in de bestaande publicaties van de gebruikelijke economische indicatoren. Deze set aanvullende indicatoren moet voldoen aan de volgende principes :

— de aanvullende indicatoren worden ingedeeld in een zo beperkt mogelijk aantal categorieėn of hoofdindicatoren;

— de indeling van de aanvullende indicatoren wordt gebaseerd op de indeling gehanteerd in het finale rapport Sponsorship Group on Measuring Progress, Well-being and Sustainable Development van het European Statistical System Committee;

— de selectie van indicatoren wordt in het bijzonder gebaseerd op de werkzaamheden in het kader van Europesee Unie « GDP and beyond » (Eurostat; Quality of Life). Deze selectie kan eventueel worden aangevuld met indicatoren die specifieke nuttig zijn voor Belgiė;

— de bevoegde overheidsdiensten en het Belgische middenveld worden verzocht om actief deel te nemen aan het uitwerken van die aanvullende indicatoren, in overleg met de diensten van Eurostat en de OESO;

— voor elk van de geselecteerde indicatoren dient de set van indicatoren te worden weergegeven per inkomenscategorie van de bevolking. Hiertoe moet de bevolking onderverdeeld worden in voor de betreffende indicatoren relevante categorieėn. »

Art. 3

Artikel 109 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 8 maart 2009, wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende :

« § 5. Het INR vertrouwt aan het Federaal Planbureau de berekening toe van een nieuwe set aanvullende indicatoren, als bedoeld in artikel 108, j), van deze wet. »

Art. 4

Artikel 116 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 8 maart 2009, wordt aangevuld met een lid, luidende :

« Voor de taken bedoeld in artikel 108, j) van deze wet worden de publicaties van de resultaten jaarlijks in een publieke zitting van de Kamer van volksvertegenwoordigers besproken. De Kamer evalueert de evolutie van de resultaten, evenals de indeling en methodologie van de aanvullende indicatoren. Een samenvatting van de resultaten maakt deel uit van het jaarverslag van de NBB betreffende de financiėle en economische ontwikkelingen in binnen- en buitenland. »

21 juni 2013.

Etienne SCHOUPPE.
André du BUS de WARNAFFE.
Fauzaya TALHAOUI.
Richard MILLER.
Rik DAEMS.
Ahmed LAAOUEJ.

(1) COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, « Het BBP en verder — Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld », http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do ?uri=COM :2009 :0433 :FIN :NL :PDF.

(2) BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS, Resolutie betreffende de conferentie « Rio+20 » van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling, DOC 53-2110/002, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/53/2110/53K2110002.pdf, blz.20.

(3) EUROPEAN STATISTICAL SYSTEM COMMITTEE, Sponsorship Group on Measuring Progress,Well-being and Sustainable Development, http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/pgp_ess/0_DOCS/estat/SpG_Final_report_Progress_wellbeing_and_sustainable_deve.pdf.