5-1820/1

5-1820/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

24 OKTOBER 2012


Voorstel van resolutie betreffende de ratificatie van de Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak — ACTA

(Ingediend door de heer Jacky Morael c.s.)


TOELICHTING


Indien het Europees Parlement de Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) op 4 juli ll. niet had verworpen, had de Belgische Senaat deze Handelsovereenkomst, die zowel door het middenveld als door het Europees Parlement en bepaalde Lidstaten fel wordt bekritiseerd, moeten goedkeuren. ACTA strekt ertoe het nodige respect voor het intellectueel eigendomsrecht te garanderen, maar zonder de fundamentele rechten van de burgers te waarborgen.

Deze Handelsovereenkomst had meer bepaald het einde van een vrij en open internet en het einde van het respect van de privacy op het internet betekend. Deze overeenkomst dwingt de internetproviders immers om op te treden als politieagenten door hen te gebieden om de activiteiten van de internetgebruikers — ook perfect wettelijke activiteiten — op een veralgemeende manier te controleren. Concreet maakt ACTA het mogelijk dat de internetprovider het IP-adres, dat de computer van een burger identificeert, meedeelt. Zo treft de overeenkomst miljoenen internetgebruikers die de wetten naleven, onder wie heel wat kinderen en jongeren.

Ondanks de verwerping door het Europees Parlement, blijven er voornemens bestaan om in die richting verder te gaan. De indieners van deze resolutie willen dergelijke ernstige inbreuken op de privacy van de internetgebruikers voorkomen. Ze roepen de Senaat dan ook op om zich tegen elke overeenkomst te kanten die dit soort vrijheidsbeknottende bepalingen bevat.

Onderhandelingsproces met betrekking tot de overeenkomst :

De Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak, beter bekend als ACTA (Anti-Counterfeiting Trade Agreement), is een internationaal verdrag ter handhaving van de intellectuele eigendomsrechten. Een dertigtal landen onderhandelden tussen 2006 en 2010 over dit verdrag. De definitieve overeenkomst werd door acht landen ondertekend : de Verenigde Staten, Australië, Canada, Zuid-Korea, Japan, Marokko, Nieuw-Zeeland en Singapore op 1 oktober, gevolgd door tweeëntwintig Lidstaten van de Europese Unie waaronder België op 26 januari 2012 (1) .

De overeenkomst beoogt hoofdzakelijk de invoering van een autonoom rechtskader en richt haar eigen bestuursorgaan op, de ACTA-commissie, die losstaat van de reeds bestaande internationale instellingen zoals de Wereldhandelsorganisatie (WTO) of de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO). De officiële doelstelling van de overeenkomst is de handhaving van de intellectuele eigendomsrechten om zo de wildgroei van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen tegen te gaan. Ze wil tevens het probleem van de schending van intellectuele eigendomsrechten in de « digitale omgeving » aanpakken.

De onderhandelingen tussen de deelnemende Staten hebben in het grootste geheim plaatsgevonden sinds het begin van de besprekingen. Voor de landen van de Europese Unie is het aan de Europese Commissie om op te treden als leidinggevende instantie in opdracht van de Raad van de Unie. De Commissie heeft het Europees Parlement en het middenveld echter niet onmiddellijk en ten gronde geïnformeerd over de stand van de onderhandelingen, terwijl er zeer belangrijke zaken als de handhaving van fundamentele rechten van de burgers op tafel lagen. Achterhouden van informatie is nochtans strijdig met artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Er werden trouwens twee resoluties, allebei gesteund door de Europese Groenen, aangenomen om de Commissie op te roepen de ACTA-documenten openbaar te maken en de rol van het Parlement in de onderhandelingen te versterken : de resolutie van 10 maart 2010 betreurt het gebrek aan transparantie bij de onderhandelingen en « de bewuste keuze van de partijen om de onderhandelingen niet via gevestigde internationale organen als de WIPO en de WTO te laten lopen, die een kader voor voorlichting en raadpleging van het publiek hebben ingesteld » (2) . De resolutie van 24 november 2010 roept de Commissie op om « te bevestigen dat de tenuitvoerlegging van de ACTA-overeenkomst geen gevolgen zal hebben voor de grondrechten » (3) .

Inhoud van de ACTA-overeenkomst :

De overeenkomst verplicht elke Staat om in zijn wetgeving procedures op te nemen om de intellectuele eigendomsrechten te handhaven door met name de naleving van het evenredigheidsbeginsel voorop te stellen (artikel 6), te voorzien in snelle middelen om inbreuken te voorkomen en in middelen die verdere inbreuken tegengaan.

ACTA voorziet met name in maatregelen inzake controle aan de grens (afdeling 3) met het oog op een effectieve handhaving van intellectuele eigendomsrechten aan de grens, zonder dat er een ongerechtvaardigd onderscheid tussen intellectuele eigendomsrechten wordt gemaakt of hinderpalen voor het legitieme handelsverkeer in het leven worden geroepen. De Staten moeten procedures in het leven roepen en/of behouden die de douaneautoriteiten in staat stellen op eigen initiatief het in het vrije verkeer brengen van verdachte goederen op te schorten (artikel 16). Deze procedures moeten ook de houders van de intellectuele eigendomsrechten in staat stellen op eigen initiatief in voorkomend geval hun bevoegde autoriteiten te verzoeken het in het vrije verkeer brengen van verdachte goederen op te schorten, waarbij de bewijslast bij de houder van de rechten ligt (artikel 17).

Deze maatregel blijft niet zonder gevolgen, ook niet op de handel in legale producten. Zo werd het debat meer bepaald geopend door de rapporteur van het Europees Parlement over ACTA wat de impact van deze controle aan de grens op het vrije verkeer van geneesmiddelen betreft. Zo heeft David Martin verklaard : « We weten niet hoe grensdiensten het onderscheid zullen maken tussen namaakmedicijnen en generische medicijnen (...). Er is een Engelse uitdrukking die zegt dat de duivel in de details zit. Het probleem met ACTA is dat de duivel in een gebrek aan details zit. »

Over deze problematiek van het vrije verkeer van legale geneesmiddelen hebben de Groenen een studie besteld bij de universiteit van Washington (4) , die aantoont dat ACTA de uitwisseling van geneesmiddelen uit en voor ontwikkelingslanden ernstig dreigt te belemmeren. De kwestie lijkt immers veel ruimer dan generische geneesmiddelen, die niet meer onder een octrooi vallen (looptijd van twintig jaar voor geneesmiddelen). Er dreigen tevens beperkingen te ontstaan voor het verkeer van geneesmiddelen via het systeem van dwanglicenties (5) , een systeem dat is bedoeld om met name tegen een lagere kostprijs een antwoord te bieden op problemen inzake volksgezondheid, voornamelijk in de minst ontwikkelde landen. Hierbij gaat het zowel om acute problemen als om langdurige situaties zoals de HIV-pandemie.

Ondanks de invoering van deze instrumenten worden « generische » geneesmiddelen tegenwoordig reeds vaak door de douane tegengehouden. De Nederlandse douane heeft bijvoorbeeld verschillende loten van vitale generische geneesmiddelen uit India met bestemming Brazilië in beslag genomen, onder het voorwendsel dat ze een inbreuk vormen op de octrooien in het land van doorvoer en op grond van Europese verordening nr. 3295/94 tegen namaak — die door de octrooihouders wordt misbruikt om de internationale handel van producten uit het Zuiden af te remmen. De geneesmiddelen worden dan geïmmobiliseerd zolang de zaak niet is opgelost, een aanzienlijk tijdverlies voor de landen die ze dringend nodig hebben (6) . De mogelijkheid die ACTA biedt om maatregelen aan de grens in te voeren, ook op verzoek van de houder van het recht, dreigt deze onwettige inbeslagnemingen te doen toenemen en zo belemmeringen te creëren voor de legale handel en de gezondheid van de bevolking.

Nog wat de « controle aan de grens » betreft, bepaalt ACTA dat indien het misdrijf is vastgesteld de goederen in beslag worden genomen en vervolgens worden vernietigd (artikel 20). De Staat mag tevens zijn bevoegde overheden machtigen om de benadeelde houders van de intellectuele eigendomsrechten inlichtingen te verstrekken over de verzending van goederen, met inbegrip van de naam en het adres van de verzender, de invoerder, de fabricage- en productieplaatsen, ...

De overeenkomst voorziet ook in strafrechtelijke maatregelen (artikel 23) tegen opzettelijke namaak of piraterij op « commerciële schaal ». Ze voorziet eveneens in gevangenisstraffen of geldboeten die voldoende hoog zijn om af te schrikken (artikel 24). De Staten kunnen bijvoorbeeld voorzien in strafrechtelijke procedures wegens het zonder toestemming kopiëren en het vertonen van films in een voor het publiek over het algemeen vrij toegankelijke plaats.

ACTA wijdt een afdeling aan de « handhaving van intellectuele eigendomsrechten in de digitale omgeving » (afdeling 5). De strafrechtelijke (gevangenisstraffen, boeten) en burgerrechtelijke (schadevergoedingen, boeten) zijn van toepassing, terwijl er nergens wordt verduidelijkt wat als een misdrijf wordt beschouwd in het kader van de digitale omgeving. De overeenkomst verduidelijkt bijvoorbeeld niet of een gebruiker zou kunnen worden veroordeeld indien hij beslist om een muziekbestand door te sturen naar iemand uit zijn familie. De rechtsonzekerheid is bijgevolg groot. De wetgeving moet ook corrigerende maatregelen bevatten zoals opgesomd in artikel 6 (snelle middelen om inbreuken te voorkomen en middelen die verdere inbreuken tegengaan).

Het is bovendien bepaald dat deze verschillende procedures zodanig worden toegepast dat grondbeginselen zoals de vrijheid van meningsuiting, een eerlijke procesgang en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer worden geëerbiedigd zonder echter gewag te maken van de controlemaatregelen en de instellingen die moeten toezien op de naleving van deze rechten en vrijheden die essentieel zijn voor een goede werking van onze hedendaagse democratieën (artikel 27).

Tot slot moeten de Staten zich inspannen om de samenwerking in de zakenwereld te bevorderen. Ook hier is de tekst niet duidelijk genoeg : in de preambule wordt vermeld dat de samenwerking tussen dienstverleners en houders van rechten moet worden bevorderd. Dergelijke vormen van samenwerking zijn ontoelaatbaar indien ze moeten worden gebruikt als middel om de wetgeving te omzeilen, die net bedoeld is om de burger, en dus ook de internetgebruiker, te beschermen tegen indringing in zijn privéleven en misbruik van zijn persoonsgegevens (waaronder zijn IP-adres).

De tekst bepaalt tevens dat de « bevoegde autoriteiten » de bevoegdheid krijgen een internetprovider te gelasten dat hij de houders van de intellectuele eigendomsrechten snel informatie verschaft die volstaat voor identificatie van een abonnee wanneer die houder van een recht een rechtens voldoende onderbouwde vordering heeft ingediend. Een dergelijke maatregel veronderstelt een permanente bewaking van de gebruikers teneinde hun internetgebruik te controleren en uit te maken wie fraudeert en wie niet. Het gaat bijgevolg om een zeer indringende maatregel, die de facto de persoonlijke levenssfeer van de gebruikers niet respecteert. Ze zet immers de deur open voor monitoring van alle vormen van digitale communicatie, bezochte websites, gedownloade bestanden, ...

Tot slot bepaalt de tekst van het akkoord dat de identiteit van een internetgebruiker kan worden onthuld op bevel van een « bevoegde autoriteit », terwijl de Europese wetgeving deze bevoegdheid gewoonlijk overlaat aan een « gerechtelijke autoriteit ». De woordkeuze is niet zonder gevolgen, want het wordt dan ook absoluut mogelijk dat de identiteit van een internetgebruik wordt onthuld op bevel van een administratieve autoriteit, zelfs zonder garantie dat de genoemde autoriteit onafhankelijk of onpartijdig is.

Gevaren van de ACTA-overeenkomst :

Zodra werd aangekondigd dat de overeenkomst in Tokio werd ondertekend in januari 2012, is er heel wat vrees ontstaan bij het middenveld en bij bepaalde politieke partijen waaronder de Groenen.

Op 28 februari 2012 werd in het Europees Parlement een petitie tegen ACTA ingediend. De petitie verwoordt de vrees dat men een vrij en open internet op losse schroeven wil zetten en roept het Parlement op om de overeenkomst te verwerpen. Reeds meer dan 2,8 miljoen mensen ondertekenden de petitie, die wordt gecoördineerd door Avaaz, een organisatie van het middenveld die campagnes voert op het internet.

Sommige landen zoals Polen en de Tsjechische Republiek hebben naar aanleiding van de premie van het maatschappelijk middenveld het ratificatieproces met betrekking tot ACTA bevroren. De Tsjechische premier heeft op 6 februari 2012 aangekondigd dat de regering in geen enkel opzicht een situatie kan tolereren waarin de vrijheden van de burgers en de toegang tot informatie zouden worden bedreigd. Drie dagen voordien, op 3 februari, na wekenlange manifestaties, sprak de Poolse premier zich in dezelfde zin over ACTA uit : « Het ratificatieproces [met betrekking tot ACTA] wordt bevroren zolang we niet alle twijfel hebben weggenomen [...]. We kunnen evenmin uitsluiten dat de overeenkomst uiteindelijk niet zal worden goedgekeurd. »

Tijdens de onderhandelingsperiode en tot voor kort heeft ook de Europees Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) twee adviezen over ACTA uitgebracht. In het eerste advies van 5 juni 2010, verklaart hij : « Hoewel intellectuele eigendom een belangrijk punt is voor de samenleving en beschermd dient te worden, mag het niet worden geplaatst boven het fundamentele recht van burgers op privacy en gegevensbescherming, of boven andere rechten zoals het vermoeden van onschuld, doeltreffende rechtsbescherming en vrijheid van meningsuiting. Voor zover het huidige ontwerp van de ACTA een drietrapsafsluitbeleid omvat of daar ten minste indirect op aanstuurt, houdt de ACTA een ingrijpende beperking in van de grondrechten en vrijheden van Europese burgers, met name wat betreft de bescherming van persoonsgegevens en de privacy. De EDPS is van mening dat een drietrapsafsluitbeleid niet noodzakelijk is om de beoogde handhaving van intellectuele eigendomsrechten te bereiken. De EDPS is ervan overtuigd dat er andere, minder ingrijpende oplossingen bestaan of dat het voorziene beleid in elk geval op een minder inbreukmakende wijze of met een beperktere reikwijdte kan worden uitgevoerd, met name in de vorm van gerichte ad hoc-controle. ».

In een recenter advies van 24 april 2012 klaagt de EDPS over het gebrek aan nauwkeurigheid van de overeenkomst met betrekking tot de maatregelen om de schending van intellectuele eigendomsrechten op het internet te bestrijden. Hij benadrukt dat heel wat maatregelen om de intellectuele eigendomsrechten op het internet beter te beschermen ertoe kunnen leiden dat het gedrag van de gebruikers en hun elektronische communicatie op grote schaal wordt gecontroleerd. Deze maatregelen grijpen sterk in op het privéleven van mensen en mogen enkel worden toegepast indien ze noodzakelijk zijn en in verhouding staan tot de doelstelling om de intellectuele eigendomsrechten te doen naleven. De maatregelen die het mogelijk maken om zonder onderscheid en op een veralgemeende wijze het gedrag en/of de elektronische communicatie van internetgebruikers te controleren om lichte en kleinschalige inbreuken zonder winstoogmerk te bestrijden, zijn echter buitensporig en strijdig met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten en de richtlijn betreffende de bescherming van de gegevens.

Ratificatieproces

Om de overeenkomst in werking te laten treden, volstaat het dat zes partijen die bij de onderhandelingen betrokken zijn de overeenkomst ratificeren.

In dat verband wordt de Europese Unie beschouwd als één enkele partij bij de onderhandelingen. De ratificatiefase op Europees niveau vergt echter — gelukkig maar — een dubbele parlementaire goedkeuring : in het Europees Parlement en in de parlementen van de lidstaten.

Aangezien ACTA in haar eindversie was gegoten, was het Europees Parlement niet in staat ze te wijzigen, het kon ze enkel nog goedkeuren of blokkeren (artikel 218 VWEU). De commissie Internationale Handel is belast met de opdracht een aanbeveling uit te brengen over het standpunt van het Europees Parlement over deze overeenkomst. Vier andere commissies hebben eveneens hun advies over ACTA uitgebracht : de commissie Industrie, Onderzoek en Energie, de commissie Juridische Zaken, de commissie Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken en de commissie Ontwikkelingssamenwerking. Dit getuigt van het grote aantal uitdagingen in deze internationale overeenkomst waarover onvoldoende transparant werd onderhandeld. Al deze adviezen zijn negatief gebleken.

Op 25 april 2012 heeft de rapporteur van de commissie Internationale Handel het Parlement al aangeraden om ACTA te blokkeren. Ook al is de bedoeling lovenswaardig, de overeenkomst vormt volgens hem een reële bedreiging voor de fundamentele rechten en is in die zin sterk overdreven.

Teneinde het hoofd te bieden aan de vrees van het middenveld en het Europees Parlement die tot uiting kwam tijdens de onderhandelingen over deze overeenkomst, heeft de Europese Commissie op 22 februari aangekondigd dat ze het dossier aanhangig zou maken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie zonder daarom het Parlement te overtuigen om zich bij deze adiëring aan te sluiten. De bedoeling van deze vraag is de verenigbaarheid na te gaan van de overeenkomst met de Europese verdragen en meer specifiek met het Handvest van de grondrechten. Hiertoe bepaalt artikel 218 van het VWEU : « Indien het Hof afwijzend adviseert, kan het voorgenomen akkoord niet in werking treden, behoudens in geval van wijziging daarvan of herziening van de Verdragen » (artikel 218 VWEU).

Hoewel we gelet op de verwerping van de tekst door het Europees Parlement op 4 juli 2012 niet langer toe zijn aan een ratificatie van deze overeenkomst door het Belgisch Parlement, blijven er voornemens in die zin bestaan en zijn de bedreigingen voor de vrijheden en de grondrechten — voornamelijk met betrekking tot de afdeling van de overeenkomst over de handhaving van de intellectuele eigendomsrechten in een digitale omgeving — voldoende opdat de verkozenen zich verzetten tegen elke overeenkomst die dergelijke vrijheidsbeknottende bepalingen bevat. Dit is het doel van deze resolutie.

De indiening van een dergelijke tekst is enkel zinvol wanneer we herinneren aan het belang dat wij hechten aan de handhaving van de intellectuele eigendomsrechten in een wereld waar de Europese economie steeds meer concurrentie ondervindt van de opkomende landen. Dit neemt echter niet weg dat we zeker zijn dat de overeenkomst in haar huidige vorm niet in staat is om een antwoord te bieden op deze uitdagingen, enerzijds omdat dit gebeurt ten koste van vrijheden en rechten die de hoeksteen van onze hedendaagse democratieën vormen en anderzijds omdat er werd geopteerd voor multisectoraal overleg. Hoe kan men immers een oplossing voorstellen die niet met dezelfde relevantie en dezelfde doeltreffendheid zou worden toegepast op nagemaakte kleding, geneesmiddelen, werken of gepatenteerd zaaigoed ? Om die reden blijven de indieners van dit voorstel ervan overtuigd dat het sluiten van een dergelijke overeenkomst sectoraal moet worden benaderd, teneinde zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de specifieke problemen van elke sector en geval per geval een waaier van gediversifieerde en evenredige instrumenten in te zetten.

Jacky MORAEL.
Freya PIRYNS.
Claudia NIESSEN.
Mieke VOGELS.
Zakia KHATTABI.
Cécile THIBAUT.
Marcel CHERON.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en meer bepaald op artikel 16 met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens;

B. gelet op het Handvest van de grondrechten en meer bepaald de artikelen 7 (met betrekking tot de bescherming van het privéleven) en 8 (met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens);

C. gelet op de Belgische wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

D. gelet op het gebrek aan transparantie en openheid bij de onderhandelingen over de ACTA-overeenkomst, zowel ten aanzien van de leden van het Europees Parlement als ten aanzien van de actoren van het middenveld, dit in weerwil van artikel 218 VWEU, dat bepaalt dat het Parlement onverwijld en ten volle wordt geïnformeerd over de stand van de besprekingen van de Europese Commissie, en ondanks de indiening van twee resoluties teneinde de rol van het Europees Parlement bij de onderhandelingen over ACTA te versterken en de werkdocumenten met betrekking tot ACTA openbaar te maken;

E. gelet op de afwezigheid bij de onderhandelingen van landen zoals China, waar nochtans een aanzienlijk deel van de nagemaakte goederen vandaan komen;

F. gelet op het gebrek aan nauwkeurigheid waarmee ACTA is opgesteld, waardoor de overeenkomst op een verschillende manier dreigde te worden uitgevoerd in de ondertekenende Staten;

G. overwegende dat de maatregelen in afdeling 5 van ACTA over « de digitale omgeving » onder andere voorzien in de invoering van een systeem waarbij een internetprovider door een bevoegde autoriteit kan worden verplicht om de identiteit van een van zijn klanten bekend te maken aan de benadeelde houder van rechten, wat een permanente bewaking van de gebruikers dreigt teweeg te brengen teneinde hun internetgebruik te controleren;

H. overwegende dat deze maatregelen met betrekking tot de digitale omgeving strijdig zijn met de fundamentele rechten en vrijheden zoals de eerbiediging van het privéleven, de bescherming van persoonsgegevens en de vertrouwelijkheid van communicatie;

I. overwegende dat de schending van deze fundamentele rechten en vrijheden geenszins kan worden verantwoord door de Europese beginselen van noodzakelijkheid en proportionaliteit en dat er alternatieven bestaan die beantwoorden aan de vereisten van de genoemde principes, zoals het model van de algemene licentie (7) dat momenteel in de Senaat wordt besproken;

J. overwegende dat de tekst van de overeenkomst bovendien geen enkele garantie biedt met betrekking tot de begeleiding van de toepassing van deze maatregelen door een autonome, onpartijdige « rechterlijke autoriteit » die borg staat voor de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden, aangezien de tekst van de overeenkomst enkel verwijst naar een « bevoegde autoriteit »;

K. gelet op het gevaar dat ACTA betekent voor het vrije verkeer van geneesmiddelen onder dwanglicenties naar de minst ontwikkelde landen die met dringende volksgezondheidsproblemen kampen, aangezien de houders van rechten die zich benadeeld achten door afdeling 3 van ACTA over « maatregelen aan de grens » de mogelijkheid krijgen om het in het vrije verkeer brengen van verdachte goederen op te schorten;

De Senaat,

1. Neemt officieel stelling tegen elke overeenkomst die dergelijke vrijheidsbeknottende bepalingen bevat en verbindt zich ertoe een dergelijke tekst niet te ratificeren indien die hem zou worden voorgelegd,

2. Vraagt de regering :

a) te herinneren aan het belang dat zij hecht aan de strijd voor de naleving van de intellectuele eigendomsrechten;

b) voor te stellen om opnieuw te onderhandelen op een transparante, sectorale en multilaterale manier, teneinde te komen tot een overeenkomst die de handhaving van de intellectuele eigendomsrechten garandeert;

c) regelmatig bij de Senaat verslag uit te brengen over de vooruitgang van de onderhandelingen over toekomstige overeenkomsten ter bestrijding van namaak;

d) vóór het ondertekenen van eventuele overeenkomsten ter bestrijding van namaak door de bevoegde ministers, de Senaat toelichting te verschaffen over de verkregen garanties met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

e) geen enkele overeenkomst te ratificeren die bedreigingen voor de privacy bevat zoals in het ontwerp van de ACTA-overeenkomst.

23 mei 2012.

Jacky MORAEL.
Freya PIRYNS.
Claudia NIESSEN.
Mieke VOGELS.
Zakia KHATTABI.
Cécile THIBAUT.
Marcel CHERON.

(1) Het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, België, Bulgarije, de Tsjechische Republiek, Denemarken, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Spanje en Zweden hebben deze overeenkomst ondertekend.

(2) Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2010 over transparantie en de stand van zaken bij de ACTA-onderhandelingen (Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak), P7_TA(2010)0058.

(3) Resolutie van het Europees Parlement van 24 november 2010 over de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA), P7_TA(2010)0432.

(4) S. Flynn & B. Madhani, ACTA and Access to Medicines, American University of Washington, juli 2011, 38 blz.

(5) Een dwanglicentie is een wettelijk document dat een generische fabrikant toestaat een generische versie (dit wil zeggen zonder merknaam) van een geneesmiddel, die goedkoper wordt verkocht zonder de toestemming van het bedrijf dat het octrooi bezit, te exporteren/importeren. In ruil moet de generische fabrikant de octrooihouder een compensatie storten in de vorm van financiële bijdragen (bijvoorbeeld een percentage van de waarde van het contract voor de verkoop van zijn generisch product). Het bedrijf dat het octrooi bezit, behoudt zijn recht om het originele product te vervaardigen en te verkopen.

(6) « Fight over Generic Drug Seizure Takes Centre Stage at TRIPS Meeting » in Bridges Weekly Trade News Digest, volume 13, nummer 9, 11 maart 2009.

(7) Het gaat om een bijdrage van de internetproviders, samen met een prijsblokkering die automatisch wordt geïntegreerd in elk maandelijks internetabonnement voor een gemiddelde en hoge doorvoercapaciteit. Het bedrag wordt jaarlijks bepaald in het kader van overleg tussen de bedrijven die de auteursrechten beheren en de internetproviders. Deze partners baseren hun overeenkomst op een objectivering van het illegale downloadverkeer.