5-950/4

5-950/4

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

17 APRIL 2012


Voorstel van resolutie betreffende de Belgische houding inzake de prioriteit van het recht op gezondheid bij de onderhandelingen van handelsakkoorden tussen de Europese Unie en ontwikkelingslanden


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW ARENA


I. INLEIDING

De commissie heeft dit voorstel van resolutie besproken tijdens haar vergaderingen van 27 maart en 17 april 2012.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR MEVROUW TEMMERMAN, AUTEUR VAN HET VOORSTEL VAN RESOLUTIE

Via onderhandelingen voor een reeks bilaterale of interregionale handelsakkoorden met ontwikkelingslanden streeft de Europese Unie een verregaande economische integratie na, bestaande uit de verdere vrijmaking van de handel in goederen en diensten, maar ook uit de vrijmaking van investeringen en openbare aanbestedingen, de invoering van concurrentieregels en strengere bepalingen voor de bescherming van intellectuele eigendomsrechten, die verder gaan dan de bepalingen opgelegd door de Wereldhandelsorganisatie.

In 2010 lag het eerste afgeronde akkoord, met name het Economisch Partnerschapsakkoord tussen de Europese Unie (EU) en de Cariforumlanden, ter ratificatie voor bij de verschillende nationale parlementen in de EU. Dit akkoord bevat elk van bovenvermelde punten.

2010 stond ook in het teken van de Millenniumdoelstellingen. Tijdens de recente Millenniumtop werd een stand van zaken opgemaakt waarbij opnieuw duidelijk bleek dat er een enorme achterstand is op de doelstellingen inzake gezondheid. Er werd dan ook besloten dat er dringend extra inspanningen nodig zijn, zowel op het vlak van kwantiteit en kwaliteit van de hulp, als op gebied van beleidscoherentie.

Handelsbeleid heeft immers op verschillende manieren een impact op de volksgezondheid. In 2004 verklaarde Paul Hunt, de toenmalige speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor het Recht op Gezondheid, dat « Staten de verplichting hebben om ervoor te zorgen dat hun handelsbeleid consistent is met hun wettelijke verplichtingen betreffende het recht op gezondheid ».

Concreet dient met de volgende aspecten rekening gehouden te worden :

— de vrijmaking van de handel kan ingrijpende gevolgen hebben voor de begroting van de overheden in het Zuiden. De Wereldbank schat bijvoorbeeld dat in Sub-Sahara-Afrika douaneheffingen 7 tot 10 % van het overheidsbudget uitmaken. Zonder belastinghervorming zal de overheid door de afschaffing van deze heffingen minder fondsen ter beschikking hebben voor noodzakelijke investeringen in onder andere sociale sectoren. Daarbij komt nog dat vele overheden in de minst ontwikkelde landen door de economische crisis nu al besparen op hun uitgaven voor de financiering van de Millenniumdoelstellingen;

— door een dienstenakkoord ervaren ontwikkelingslanden een bijkomende druk om liberaliseringsverbintenissen aan te gaan in gezondheidsdiensten. Hierdoor wordt de commercialisering van de sector, vaak een gevolg van het voorwaardenbeleid van de Wereldbank en het Internationale Monetaire Fonds, onomkeerbaar. Zonder een sterk regulerend kader is het risico reëel dat de privésector zich concentreert op het winstgevende deel van de bevolking waardoor het arme deel is aangewezen op de ondergefinancierde publieke sector of helemaal geen toegang heeft tot gezondheidszorg;

— een verdere versterking van intellectuele eigendomsrechten, met bepalingen die verder gaan dan het Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS-akkoord) van de Wereldhandelsorganisatie, heeft ernstige gevolgen voor de toegang tot medicijnen. Concreet gaat het om de volgende bepalingen : de uitbreiding van de termijn van octrooibescherming, het opleggen van gegevensexclusiviteit, het opleggen van strenge strafmaatregelen voor het niet respecteren van intellectuele eigendomsrechten en het hanteren van grensmaatregelen. Dit soort bepalingen spelen in het voordeel van grote monopolies en beperken de mogelijkheid tot concurrentie die een sleutelrol speelt in het drukken van de prijs van medicijnen. In het geval van het vrijhandelsakkoord met India, dat gekend staat als « de apotheek van de derde wereld », zal de versterking van intellectuele eigendomsrechten niet alleen gevolgen hebben voor de toegang tot medicijnen in Indië, maar ook repercussies hebben voor alle ontwikkelingslanden;

— een verregaande economische integratie tussen één van de rijkste regio's van de wereld, enerzijds, en landen die behoren tot de armste in de wereld, anderzijds, heeft ook gevolgen voor de onderliggende factoren van gezondheid, zoals tewerkstelling, voedselzekerheid, inkomen en ongelijkheid.

In vrijhandelsakkoorden tussen de EU en ontwikkelingslanden moet het recht op gezondheid voorgaan op economische belangen en op zijn minst geen negatieve impact hebben op gezondheid. Daarom moet er tijdens de onderhandelingen al speciale aandacht besteed worden aan de potentiële impact op gezondheid in al zijn dimensies.

In dit voorstel van resolutie wordt de Belgische regering gevraagd daartoe de nodige stappen te ondernemen en in de schoot van de Raad van ministers van de EU te pleiten :

— dat de liberalisering van diensten gelieerd aan gezondheid en de bepalingen die verder gaan dan het TRIPS-akkoord van de Wereldhandelsorganisatie geen deel uitmaken van handelsakkoorden tussen de EU en ontwikkelingslanden;

— dat de nodige flexibiliteit wordt gevraagd wat betreft de mate van marktopening voor ontwikkelingslanden die nog sterk afhankelijk zijn van douaneheffingen voor hun overheidsinkomsten en in het bijzonder rekening te houden met de impact op de budgetten voor sociale sectoren;

— voor onafhankelijke impactstudies die elk handelsakkoord voorafgaan om de gevolgen voor de volksgezondheid te onderzoeken;

— voor gehele transparantie omtrent de lopende onderhandelingen van handelsakkoorden, waarbij het Europees Parlement, de nationale parlementen en alle betrokken partijen, inclusief de sociale bewegingen, op elk moment geïnformeerd worden over de ontwikkelingen en ingenomen posities;

— voor het opstellen van duidelijke criteria waaraan het handelsbeleid moet voldoen om een negatief effect op volksgezondheid te voorkomen;

— voor de inclusie van de nodige flexibiliteit in handelsakkoorden die een herziening ex post voor volksgezondheidsredenen mogelijk maakt.

In het raam van haar bilaterale hulp wordt aan de regering gevraagd zich verder in te zetten om het groeipad naar de 0,7 % ontwikkelingshulp aan te houden en basisgezondheidszorg als een prioritaire sector van de Belgische ontwikkelingssamenwerking te behouden, met focus op de versterking van gezondheidssystemen, en derhalve ernaar te streven 15 % van de Belgische buitenlandse hulp aan gezondheid te spenderen.

III. ALGEMENE BESPREKING

Mevrouw Arena vindt dat het belangrijk is het verband te benadrukken tussen de commerciële akkoorden en de gezondheid van de bevolking. Punt 4 van de toelichting van het voorstel van resolutie verwijst naar het algemene verband tussen gezondheid en andere factoren als werk, voedselveiligheid, inkomen en ongelijkheid.

Naast het voorstel van resolutie dient zich men ook bewust te zijn van het feit dat de akkoorden die zijn gesloten tussen de Europese Unie en de ontwikkelingslanden niet alleen die landen maar hele gebieden kunnen verzwakken. Ook moet men beseffen dat de armsten in de Europese landen hierdoor evengoed getroffen worden.

De heer De Bruyn stelt vast dat het voorstel van resolutie geactualiseerd moet worden.

Mevrouw Temmerman gaat ermee akkoord het voorstel van resolutie te actualiseren, rekening houdend met de elementen opgenomen in de resolutie over de Economische partnerschapovereenkomsten tussen de Europese Unie en de ACP landen (stuk Senaat, nr. 5-793/5 - 2011/2012).

IV. BESPREKING VAN DE AMENDEMENTEN

Considerans

Punt M (nieuw)

Mevrouw Temmerman dient het amendement nr. 5 in dat ertoe strekt een nieuw punt M in de considerans in te voegen, luidende : « gelet op de druk die de Europese Commissie legt op de ACP-landen om de interim-EPA's te ondertekenen voor 2013, door hen anders hun bevoorrechte toegang tot de Europese markt te ontzeggen vanaf 2014. »

Mevrouw Temmerman legt uit dat dit amendement louter een actualisering van de tekst is.

Het amendement nr. 5 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Punt N (nieuw)

Mevrouw Temmerman dient het amendement nr. 6 in om een nieuw punt N in te voegen dat luidt als volgt : « gelet op de commerciële akkoorden die de Europese Unie in 2010 afsloot met Colombia en Peru. »

Ook dit amendement is een actualisering van de tekst.

Het amendement nr. 6 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Dispositief

Punt I. 1

De heren De Bruyn en Vanlouwe dienen het amendement nr. 1 in om het punt I. 1 te vervangen als volgt : « te bepleiten dat de impact van de liberalisering van diensten gelieerd aan gezondheidszorg en de bepalingen in verband met octrooibescherming, geen negatieve gevolgen hebben voor de gezondheidszorg in ontwikkelingslanden waarmee de EU handelsakkoorden afsluit. »

De heer De Groote legt uit dat het TRIPS-akkoord, waarvan sprake in de oorspronkelijke tekst van punt 1, niet als de referentie moet worden beschouwd. Er moet meer aandacht besteed worden aan de bilaterale onderhandelingen, waarin de specifieke eigenschappen van de handelsovereenkomsten beter in kaart worden gebracht.

Mevrouw Temmerman wenst de referentie naar het TRIPS-akkoord te behouden omdat het door de meeste landen is aanvaard. Het grote probleem bij de handelsakkoorden is dat niet altijd iedereen de negatieve gevolgen ervan erkend. Zo ziet de Europese Commissie vaak geen graten in akkoorden die volgens het TRIPS-akkoord wel negatieve gevolgen kunnen hebben voor de gezondheidszorg.

Als de commissie evenwel van oordeel zou zijn het amendement te aanvaarden, dan moet minstens het woord « octrooibescherming » vervangen worden door « intellectuele eigendomsrechten » omdat octrooibescherming niet alles dekt.

De heer Van de Voorde, vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken, is van oordeel dat het amendement nr. 1 een positieve wijziging van de tekst zou betekenen omdat, volgens experten, de regels die handelen over intellectuele eigendomsrechten wel degelijk overeenstemmen met de perspectieven van de ACS-partners. De vraag om de hele sector van de diensten uit te sluiten van handelsakkoorden, gaat eigenlijk te ver. De draagwijdte van het amendement nr. 1 is eerder een oproep voor meer sensibilisering en bewustwording betreffende de mogelijke gevaren, wat iets heel anders is dan de sector uit te sluiten.

Het amendement nr. 1 wordt verworpen met 6 stemmen tegen 3.

Punt I. 2

De heren De Bruyn en Vanlouwe dienen het amendement nr. 2 in ten einde dit punt I. 2 als volgt te vervangen : « de ontwikkelingslanden aan te sporen hun overheidsinkomsten meer te diversifiëren en in de transitieperiode de nodige flexibiliteit te vragen wat betreft de afhankelijkheid van douaneheffingen en, in het bijzonder, de impact die dat kan hebben op de budgetten voor de sociale sector. »

Volgens de heer De Groote is de afhankelijkheid van douaneheffingen op zich een probleem dat niet in het voorstel van resolutie wordt aangekaart. De ontwikkelingslanden moeten aangespoord worden hun heffingen te diversifiëren. In de transitieperiode kan uiteraard wel rekening gehouden worden met deze afhankelijkheid.

Mevrouw Temmerman kan gedeeltelijk akkoord gaan met de doelstelling van het amendement, namelijk dat de ontwikkelingslanden moeten aangespoord worden om hun heffingen te diversifiëren, maar wijst erop dat studies van het IMF aangetoond hebben dat bij diversifiëring nooit voldoende alternatieven kunnen worden voorzien na een transitieperiode. Meestal wordt slechts een 30 % gerecupereerd.

Mevrouw Arena is het ook niet eens met de formulering van het amendement nr. 2. Beginnen met te stellen dat de ontwikkelingslanden moeten aangespoord worden hun inkomsten te diversifiëren, is in feite de last omkeren. Onze verantwoordelijk is eerst de nodige flexibiliteit vragen en dan pas steun verlenen voor het diversifiëren van de inkomsten.

De heer Van de Voorde, vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken, merkt op dat er wel degelijk programma's bestaan om landen die inkomsten verliezen door verminderde douaneheffingen, te helpen. Er mag verwezen worden naar deze steun.

Wat de flexibiliteit betreft, stelt spreker voor om in de tekst van punt I.2 het woord « vragen » te vervangen door « tonen » want de flexibiliteit wordt aan ons gevraagd en niet aan de ontwikkelingslanden.

De commissie is het eens met deze laatste opmerking en beslist om het woord « vragen » te vervangen door « tonen ».

Mevrouw Temmerman stelt verder voor om de bezorgdheid die geuit wordt in het amendement nr. 2 op te nemen in een afzonderlijk punt I. 2bis (zie amendement nr. 7).

Het amendement nr. 2 wordt verworpen met 6 stemmen tegen 3.

Punt I. 2bis (nieuw)

Mevrouw Temmerman dient het amendement nr. 7 in om in een nieuw punt I. 2bis te voorzien dat de ontwikkelingslanden moeten aangespoord en ondersteund worden om hun overheidsinkomsten meer te diversifiëren.

Het amendement nr. 7 wordt aangenomen met 6 stemmen bij 3 onthoudingen.

Punt I. 6

De heren De Bruyn en Vanlouwe dienen het amendement nr. 3 in om het punt I. 6 te schrappen.

De heer De Groote stelt dat een herziening ex post van de handelsakkoorden, zoals voorzien in de huidige tekst van punt I. 6, aan één van de bestaansreden van handelsakkoorden raakt, te weten de voorspelbaarheid. Het is beter een herziening op te nemen in nieuwe onderhandelingen.

Voor mevrouw Temmerman is het essentieel dat overeengekomen handelsakkoorden, waarvan de negatieve gevolgen op de volksgezondheid achteraf aan het licht zouden komen, aangepast kunnen worden. Zij kan bijgevolg het amendement niet aanvaarden.

Mevrouw Zrihen voegt eraan toe dat het belangrijk is regelmatig de impact van handelsakkoorden te kunnen evalueren. Als het gestelde doel om diverse redenen niet kan bereikt worden, dan moeten die akkoorden aangepast kunnen worden. Strenge en rigide akkoorden riskeren het ontwikkelingsland in kwestie eerder te straffen dan te steunen. Een herziening ex post is dus belangrijk.

De heer Van de Voorde, vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken, begrijpt de zorg die wordt uitgedrukt in de tekst van het punt I. 6, maar legt uit dat het ongebruikelijk is om een akkoord te onderbreken in de loop van zijn bestaan. Een aantal akkoorden voorzien wel reeds herzieningsclausules van bij de aanvang van het akkoord ingeval bepaalde omstandigheden anders evolueren dan initieel voorzien. De vraag om een evaluatie te voorzien van bij het begin, lijkt hem redelijk.

Het amendement nr. 3 wordt verworpen met 6 stemmen tegen 3.

Punt II. a

De heren De Bruyn en Vanlouwe dienen het amendement nr. 4 in om het punt II. a van het dispositief te schrappen.

De heer De Groote stelt dat het geen zin heeft in de resolutie te voorzien dat het groeipad naar de 0,7 % ontwikkelingshulp moet aangehouden worden, want de begroting van de federale regering is duidelijk : er wordt afgeweken van het groeipad. Het is beter het middenveld hierover geen valse hoop te geven. Als de budgettaire toestand het toelaat, moet er uiteraard terug aangeknoopt worden bij het groeipad.

Mevrouw Temmerman is het hier niet mee eens. De 0,7 % norm is algemeen gekend en aanvaard. In deze tijden van financiële en economische crisis is de norm wellicht moeilijk haalbaar, maar dat is nog geen reden om af te wijken van het groeipad. De 0,7 % norm is in feite al een minimum en we mogen de lat dus zeker niet lager leggen.

De heer De Groote onderstreept dat het amendement er zeker niet toe strekt om af te wijken van de norm, maar alleen om geen valse hoop te wekken omdat het regeerakkoord wel duidelijk afwijkt van het groeipad.

Mevrouw de Bethune merkt op dat in het regeerakkoord wordt voorzien dat de regering niet verzaakt aan de kwantitatieve doelstelling van 0,7 % van het BNI, maar zich helaas verplicht ziet die tijdelijk te beperken wegens uitzonderlijke budgettaire omstandigheden. Verder heeft België zich ook in Europees verband aangesloten om deze norm te bereiken tegen 2015.

Mevrouw Matz pleit voor het behoud van het punt II. a) omdat we niet de indruk mogen wekken dat we twijfelen aan de uiteindelijke doelstelling.

De heer Vandevoorde, vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken, stipt aan dat de regering inderdaad niet verzaakt aan de 0,7 % doelstelling, maar alleen tijdelijk het groeiritme vertraagt.

Het amendement nr. 4 wordt ingetrokken door de auteurs.

V. STEMMINGEN

Het geamendeerde voorstel van resolutie wordt in zijn geheel eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Marie ARENA. Karl VANLOUWE.

Tekst aangenomen door de commissie (zie stuk Senaat, nr. 5-950/5 - 2011/2012).