5-1454/1 | 5-1454/1 |
26 JANUARI 2012
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 12 februari 2010 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-1664/1 - 2009/2010).
Artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek staat in titel V van boek I van dit Wetboek, met als opschrift : « Hoedanigheden en voorwaarden vereist om een huwelijk te mogen aangaan ». Dit artikel werd in het Wetboek ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk en bepaalt het volgende : « Er is geen huwelijk wanneer, ondanks de gegeven formele toestemmingen tot het huwelijk, uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van de echtgenoten kennelijk niet is gericht op het totstandbrengen van een duurzame levensgemeenschap, maar enkel op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van gehuwde. »
Het gaat om een specifieke nietigheidsgrond voor schijnhuwelijken. Er werd bijgevolg een verwijzing naar artikel 146bis ingevoegd in artikel 184 van hetzelfde Wetboek. Hierdoor wordt expliciet in de wet bepaald dat de nietigheid van een huwelijk kan worden gevorderd op grond van het feit dat het een schijnhuwelijk betreft. De echtgenoten zelf, iedere belanghebbende en het openbaar ministerie kunnen optreden om elk huwelijk dat werd gesloten in strijd met artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek te betwisten.
Het begrip « schijnhuwelijk » moet echter duidelijk worden omschreven. De keuze van de omschrijving van het door nietigverklaring beoogde schijnhuwelijk werd in het parlement uitvoerig besproken (1) . In de formulering die uiteindelijk werd gekozen, werd de intentie van de partijen of van ten minste een van hen zowel negatief (wat de partijen niet wensen) als positief (de werkelijke drijfveer van de partijen, namelijk het verkrijgen van een verblijfsrechtelijk voordeel) omschreven.
Het schijnhuwelijk betreft twee situaties, aangezien artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek verduidelijkt dat het huwelijk nietig kan worden verklaard wanneer beide echtgenoten in onderling overleg het huwelijk afwenden van de oorspronkelijke doelstelling ervan maar ook wanneer slechts een van hen dat nastreeft.
In de eerste situatie worden we geconfronteerd met wat algemeen het schijnhuwelijk of « mariage blanc » wordt genoemd.
Met de tweede situatie daarentegen wordt bedoeld wat advocaten en verenigingen die zich op dit soort fenomenen toeleggen in de praktijk « mariage gris » of sentimentele oplichting noemen. Het gaat in werkelijkheid om huwelijken die worden gesloten terwijl een van beide echtgenoten, die het oprecht meent en te goeder trouw is, door de ander wordt bedot.
Het Burgerlijk Wetboek vereist dus niet noodzakelijk dat beide echtgenoten op dezelfde golflengte zaten opdat de rechter het huwelijk nietig kan verklaren. Dit beslecht de controverse die de rechtspraak en de rechtsleer verdeelde vóór de hervorming van 1999 (2) .
Dit voorstel heeft uitsluitend betrekking op de tweede situatie, namelijk het geval van een « mariage gris », waarbij een van de echtgenoten het slachtoffer is van de sentimentele manipulatie van de andere, die enkel uit is op een verblijfsrechtelijk voordeel.
De strategie van de daders zit meestal goed in elkaar. De slachtoffers worden immers niet willekeurig uitgekozen. Het gaat vaak om vrouwen die door bepaalde omstandigheden in het leven (gescheiden, bijna veertig jaar of ouder) zwakker staan en bijgevolg potentieel manipuleerbaar zijn. Deze slachtoffers worden door de « oplichters » benaderd op het Belgische grondgebied (waarbij het gaat om mensen zonder papieren), ofwel op vakantie door allochtonen, ofwel op het internet via chatrooms, forums, advertenties, enz.
Bovendien bestaan er websites die « packages » aanbieden om naar Europa te komen (3) . Hier vindt men het pack « weddings » terug, waarvan de « verdiensten » uitgebreid worden aangeprezen, en waarbij men er niet voor terugdeinst om de potentiële slachtoffers op schandelijke wijze af te schilderen.
Er bestaan helaas geen cijfers over het aantal gevallen van « mariages gris ». De enige gegevens die momenteel beschikbaar zijn, hebben betrekking op de gewone schijnhuwelijken. Tussen 2006 en 2007 heeft de federale politie een stijging van 355,60 % vastgesteld met betrekking tot schijnhuwelijken in België. Volgens bepaalde ambtenaren van de burgerlijke stand, zou dat percentage de meeste « mariages gris » omvatten. De federale politie verklaart die stijging met name door het feit dat beide vormen van schijnhuwelijken sinds begin 2006 worden beschouwd als een misdrijf (datum van de wetswijziging die een artikel 79bis invoegt in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen).
De Dienst Vreemdelingenzaken heeft dan weer vastgesteld dat de afgifte van een D-visum (langdurig verblijf) voor gezinshereniging met bijna 20 % is toegenomen in 2008. Het verkrijgen van een visum naar aanleiding van een « mariage gris » zou een van de redenen van die inflatie kunnen zijn.
Er bestaan nochtans voortekens van die « mariages gris ». Men kan hierbij wijzen op ernstige, nauwkeurige en overeenstemmende vermoedens die tot uiting komen bij de meerderheid van dit soort van huwelijken.
Bij wijze van voorbeeld kunnen worden aangehaald : de snelheid waarmee de huwelijksaanvraag door de buitenlandse onderdaan wordt verricht; geen bijdrage van deze partner aan de kosten van het huwelijk; geen huwelijksreis; afwezigheid van familieleden van de buitenlandse onderdaan op de dag van het huwelijk; geen bruidsschat vanwege de buitenlandse onderdaan indien die moslim is; geen bijdrage aan de gemeenschappelijke kosten, het versturen van geld naar de familie in het land van herkomst van de buitenlandse huwelijkspartner (meestal via « Western Union »); het ontbreken van een intieme relatie; het bestaan van buitenechtelijke relaties; geen echtelijke woning; geen investering in het gezinsleven; de nog zeer nauwe banden met de ex-echtgeno(o)t(e) van de buitenlandse onderdaan en de belofte om die persoon te laten overkomen via gezinshereniging; intimidatie tegenover de Belgische huwelijkspartner; het verzoek om een onderhoudsbijdrage dat tegelijk met een vordering tot voorlopige scheiding voor de vrederechter wordt geformuleerd; geen enkele poging tot verzoening na de scheiding; of pesterijen wanneer de « misbruikte » partner een procedure tot nietigverklaring van het huwelijk inzet.
Een ding staat vast, namelijk dat deze vorm van sentimentele oplichting voor migratiedoeleinden een rampzalige psychologische impact heeft op het slachtoffer, dat vaak van zijn familie is geïsoleerd door de manipulerende huwelijkspartner. Verschillende van die slachtoffers spreken van een verlies van waardigheid, depressie en zelfs zelfmoordgedachten.
In zijn morele wanhoop moet de misbruikte persoon dan ook nog machteloos toezien hoe de echtgenoot krijgt wat hij wou, namelijk de Belgische nationaliteit.
Het verwerven van de Belgische nationaliteit door de buitenlandse echtgenoot van een Belgische persoon, dat wordt georganiseerd door artikel 16 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, kan immers worden gerealiseerd dankzij een huwelijk in de volgende twee gevallen :
— « De vreemdeling die huwt met een Belg of wiens echtgenoot gedurende het huwelijk de Belgische nationaliteit verkrijgt kan, indien de echtgenoten gedurende ten minste drie jaar in België samen hebben verbleven en zolang zij in België samenleven, door een overeenkomstig artikel 15 afgelegde (...) verklaring de staat van Belg verkrijgen. »;
— « De vreemdeling die huwt met een Belg of wiens echtgenoot gedurende het huwelijk de Belgische nationaliteit verkrijgt kan, indien de echtgenoten gedurende ten minste zes maanden in België samen hebben verbleven en zolang zij in België samenleven, door een overeenkomstig artikel 15 afgelegde (...) verklaring de staat van Belg verkrijgen, op voorwaarde dat hij op het ogenblik van de verklaring, sedert ten minste drie jaar, gemachtigd of toegelaten werd tot een verblijf van meer dan drie maanden of om zich te vestigen in het Rijk. »
Indien de « manipulerende » echtgenoot deze voorwaarden naleeft, kan hij de procedure starten voor de verkrijging van de Belgische nationaliteit die wordt georganiseerd in artikel 15 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit.
Het slachtoffer kan dit enkel verhinderen op voorwaarde dat hij of zij tijdig een gerechtelijke procedure heeft aangespannen om het huwelijk nietig te laten verklaren op grond van artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek en dat die procedure leidt tot een vonnis tot nietigverklaring alvorens de toekenning van de Belgische nationaliteit is uitgesproken ten gunste van de andere echtgenoot. Indien de nationaliteit reeds werd verkregen, is het zeer ingewikkeld om dit nog te veranderen.
In Frankrijk heeft de nietigverklaring van het huwelijk wegens fraude de intrekking van de Franse nationaliteit tot gevolg. In België voorziet artikel 22 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit eveneens in het vervallen van de Belgische nationaliteit wegens fraude indien de nationaliteit werd verkregen op grond van feiten die op een verdraaide manier werden voorgesteld of die werden achtergehouden, of op grond van valse verklaringen of valse of vervalste documenten die van doorslaggevend belang zijn geweest bij de beslissing tot toekenning van de nationaliteit.
De memorie van toelichting van de wet van 27 december 2006 tot aanpassing van het Wetboek van de Belgische nationaliteit bepaalt dat men onder andere doelt op de vreemdeling die de Belgische nationaliteit heeft verkregen naar aanleiding van een gezinshereniging in het kader van een huwelijk dat later nietig werd verklaard wegens fraude.
In dergelijk geval kan de vordering tot vervallenverklaring echter enkel worden ingesteld door het openbaar ministerie voor het hof van beroep van de hoofdverblijfplaats van de betrokkene in België, of indien hij in het buitenland verblijft, voor het hof van beroep te Brussel. De ten laste gelegde tekortkomingen moeten gedetailleerd in de dagvaarding worden vermeld.
De toepassing van die mogelijkheid door het openbaar ministerie blijkt bijgevolg willekeurig en het is niet zeker dat de nationaliteit die de ex-echtgenoot van het slachtoffer heeft verkregen, wordt ingetrokken.
Bovendien ontnemen andere factoren het slachtoffer de mogelijkheid om het huwelijk nietig te verklaren teneinde te verhinderen dat de nationaliteit wordt toegekend, wat vaak als een tweede « kaakslag » wordt ervaren naast het sentimentele bedrog.
Het komt geregeld voor dat het slachtoffer van een « mariage gris » zich hult in stilzwijgen uit schaamte omdat hij of zij gemanipuleerd en naïef is geweest. Het slachtoffer voelt zich schuldig ten aanzien van zijn of haar familie en tevens tegenover de samenleving. Soms voelt de betrokkene zich zelfs medeplichtig aan de sentimentele oplichting, aangezien hij of zij meestal door zijn of haar omgeving was gewaarschuwd voor het bestaande risico.
Bovendien is het slachtoffer zeer vaak niet op de hoogte van een mogelijke morele schadevergoeding door de ontbinding van het huwelijk op grond van artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek. Het slachtoffer zet bijgevolg niet altijd de stap om een advocaat te raadplegen.
Bovendien aarzelt de rechtspraak nog over de interpretatie met betrekking tot de toepassing van artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek.
Een andere onzekerheid tot slot is de termijn om een vonnis tot nietigverklaring te verkrijgen. Het staat immers niet vast dat de rechter zich uitspreekt over de vordering tot nietigverklaring van het huwelijk alvorens de vordering inzake toekenning van de Belgische nationaliteit aan de andere echtgenoot is uitgesproken.
Om al deze redenen raden de indieners van het wetsvoorstel aan om in het Wetboek van de Belgische nationaliteit van 29 juni 1984 in artikel 15 een bepaling op te nemen die het mogelijk maakt de procedure met betrekking tot de toekenning van de nationaliteit « te schorsen wanneer het huwelijk van de buitenlandse echtgenoot met een echtgenoot van Belgische nationaliteit het voorwerp vormt van een gerechtelijke procedure inzake ontbinding of nietigverklaring op grond van artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek ».
Het is immers ontoelaatbaar dat de Belgische nationaliteit wordt toegekend aan een buitenlandse onderdaan op grond van voorwaarden waarvan achteraf blijkt dat er niet aan is voldaan.
Christine DEFRAIGNE. | |
Alain COURTOIS. | |
Gérard DEPREZ. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet
Art. 2
Artikel 15 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit van 28 juni 1984 wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende :
« § 4. De in de paragrafen 1, 2 en 3 beschreven procedure wordt geschorst wanneer het huwelijk van de buitenlandse echtgenoot met een echtgenoot van Belgische nationaliteit het voorwerp vormt van een gerechtelijke procedure inzake ontbinding of nietigverklaring op grond van artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek. »
24 november 2011.
Christine DEFRAIGNE. | |
Alain COURTOIS. | |
Gérard DEPREZ. |
(1) Verslag van de commissie voor de Justitie van de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 49-1991/3, blz.13-14 en 22-26, 1998-1999; verslag namens de commissie voor de Binnenlandse en voor de administratieve Aangelegenheden van de Senaat, nr. 1-512/4, blz. 2 e.v., 1998-1999.
(2) CH.-L. Closset, « À propos de la simulation de mariage et des « mariages de nationalité », Liber Amicorum Prof. Dr. G. Baeteman, Antwerpen, Kluwer, 1997, blz. 34.
(3) www.senegalaisement.com.