5-1397/1

5-1397/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

15 DECEMBER 2011


Wetsvoorstel tot invoering van een hoofdelijke aansprakelijkheid tussen de opdrachtgever en de onderaannemer voor de betaling van de sociale schulden

(Ingediend door de heer Bert Anciaux c.s.)


TOELICHTING


Alhoewel het « klassieke » zwartwerk nog steeds een belangrijk deel uitmaakt van de sociale fraude, stellen de inspectiediensten vast dat de laatste jaren steeds meer goedkope arbeidskrachten in het buitenland worden aangeworven en rechtstreeks op de Belgische arbeidsmarkt worden gedumpt (naar België worden gedetacheerd) zonder de Belgische arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden toe te passen. Ook de wetgeving op de sociale documenten wordt vaak niet nageleefd.

Met de regelmaat van de klok worden er misbruiken vastgesteld waarbij buitenlandse arbeidskrachten in ons land werken tegen schandalige loon- en arbeidsvoorwaarden.

Deze verschillende vormen van fraude tasten niet alleen ons socio-economisch weefsel aan, ze veroorzaken ook oneerlijke concurrentie ten opzichte van de « bonafide » bedrijven en brengen op termijn het voortbestaan van deze bedrijven in gevaar.

Door de toetreding tot de Europese Unie (EU) kregen de ondernemingen en werknemers uit de nieuwe lidstaten voor de uitoefening van activiteiten vlotter toegang tot ons grondgebied.

Bij de verlenging van de overgangsregeling voor de acht nieuwe lidstaten die sedert 1 mei 2004 tot de EU zijn toegetreden (niet voor Cyprus en Malta) is er in mei 2006 bepaald (zie het koninklijk besluit van 24 april 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, naar aanleiding van de verlenging van de overgangsbepalingen die werden ingevoerd bij de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie) dat de overgangsregeling, die het vrij verkeer van werknemers opschort, nog maximaal drie jaar van toepassing zou blijven tot voldaan is aan de vereiste begeleidende maatregelen die de inspectiediensten in staat moeten stellen om effectief op te treden tegen misbruiken en sociale fraude.

Deze mogelijkheid van een tweede opschortende termijn van drie jaar was ook voorzien in het toetredingsverdrag tot de EU.

De begeleidende maatregelen zijn :

De voorafgaandelijke registratie van alle grensoverschrijdende tewerkstelling (LIMOSA);

— de hoofdelijke aansprakelijk van de hoofdaannemers of opdrachtgevers voor de naleving van de loons- en arbeidsvoorwaarden van ter beschikking gestelde buitenlandse werknemers;

— een samenwerkingsprotocol tussen de verschillende inspectiediensten met het oog op de bestrijding van misbruiken bij de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten;

— een vorderingsrecht voor de werknemersorganisaties en voor buitenlandse werknemers die in België worden of werden tewerkgesteld.

Voor een aantal functies (knelpuntberoepen) werd de procedure voor het verkrijgen van een arbeidsvergunning en een arbeidskaart wel versoepeld, zodat het eenvoudiger wordt om de onderdanen van de nieuwe lidstaten te werk te stellen in functies waaraan er nood is op onze Belgische arbeidsmarkt. De gewesten (en de Duitstalige gemeenschap) hebben elk een lijst opgesteld van knelpuntberoepen.

Op 1 januari 2007 traden nog twee nieuwe lidstaten, Roemenië en Bulgarije toe tot de EU. In dit toetredingsverdrag werd dezelfde clausule opgenomen als in het verdrag bij de vorige uitbreiding met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers.

Er werden ook voor hen dezelfde bepalingen opgenomen als voor de andere acht nieuwe lidstaten (zie koninklijk besluit van 19 december 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers naar aanleiding van de toetreding tot de Europese Unie van Bulgarije en Roemenië).

Het vrij verkeer van werknemers werd bijgevolg opgeschort tot aan de voormelde begeleidingsmaatregelen wordt voldaan.

Ook de versoepeling van de procedure voor het bekomen van een arbeidsvergunning en arbeidskaarten geldt voor hen. Uiteraard zijn de termijnen van overgangsregelingen voor deze twee lidstaten wel verschillend.

Tijdens de vorige zittingsperiode werden de maatregelen, één, drie en vier uit voormelde opsomming uitgevoerd en in de nodige wetteksten gegoten.

Het vierde onderdeel kon niet meer tijdig worden afgerond.

Sindsdien heeft de regering daar rond blijkbaar elk initiatief gestaakt. Desondanks pleit deze regering gelijktijdig voor een meer algemene openstelling van onze arbeidsmarkt, ook voor werknemers uit niet EU-lidstaten (alleszins in het kader van knelpuntvacatures).

Nochtans zijn wij van oordeel dat, dit vierde luik, de hoofdelijke aansprakelijkheid van de opdrachtgever voor naleving van de vigerende loon- en arbeidsvoorwaarden essentieel is om sociale dumping tegen te gaan.

Vandaar dit wetsvoorstel tot invoering van een hoofdelijke aansprakelijkheid tussen de opdrachtgever en de onderaannemer voor de betaling van sociale schulden.

Dit is des te dringender omdat de voormelde koninklijke besluiten stellen dat de opschortende bepalingen ophouden te bestaan op respectievelijk 31 december 2008 en 30 april 2009.

Het is belangrijk te beseffen dat in dit wetsvoorstel aan een aantal concepten een definitie wordt gegeven die specifiek van toepassing zijn voor dit voorstel. Hun omschrijving is afwijkend van deze die geldt voor de toepassing van andere wetgevingen (bijvoorbeeld voor de toepassing van het artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Zo is een « onderaannemer » voor de toepassing van dit voorstel, iedere natuurlijke of rechtspersoon die activiteiten uitoefent in het kader van een aannemingsovereenkomst.

De opdrachtgever is diegene die beroep doet op dergelijke onderaannemer(s) in het kader van een aannemingsovereenkomst.

De opdrachtgever is hoofdelijk aansprakelijk voor de sociale schulden (dit is het loon (begrensd tot 10 000 euro per werknemer), de overeenstemmende bijdragen aan de fondsen voor bestaanszekerheid en de overeenstemmende sociale zekerheidsbijdragen) voor alle werknemers die in het kader van een aannemingsovereenkomst werken voor hem uitvoeren.

Hij kan aan deze hoofdelijke aansprakelijkheid ontsnappen door een registratie te doen en te bewaren, die toelaat de bij de uitvoering van de werkzaamheden betrokken onderaannemers en werknemers te identificeren en deze werknemers toe te wijzen aan de bij de uitvoering betrokken werkgevers. Deze registratie dient dagelijks te geschieden, teneinde een toezicht mogelijk te maken op alle betrokkenen in ieder stadium van de uitvoering der werkzaamheden.

De Koning bepaalt de gegevens die dienen te worden geregistreerd teneinde voormeld objectief te bereiken en de modaliteiten van bijwerking en bewaring ervan.

Hij wijst tevens de ambtenaren aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van deze bepalingen en voor wie de voormelde gegevens dienen beschikbaar te zijn.

De indieners zijn van oordeel dat deze « aanwezigheidsregistratie » een meer doeltreffende controle mogelijk maakt op de naleving van de sociale- en arbeidswetgeving en aldus sociale dumping vermijdt. Zo kunnen bij vaststelling van niet correcte naleving ervan gerichte vervolgcontroles worden uitgevoerd. Tevens laten deze gegevens toe om een meer correcte bepaling te doen van de aan de werkzaamheden verbonden lonen en bijdragen.

Deze regeling is van toepassing op de werkzaamheden bepaald door de Koning op voorstel van de betrokken paritaire comités. Indien deze comités binnen de zes maanden na inwerkingtreding van deze bepalingen geen voorstel hebben geformuleerd, bepaalt de Koning de werkzaamheden na advies. Dit advies dient verstrekt te worden door de betrokken paritaire comités binnen een termijn van twee maanden na de aanvraag ervan.

Bert ANCIAUX.
Fauzaya TALHAOUI.
Dalila DOUIFI.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Definities en toepassingsgebied

Art. 2

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

1º aannemingsovereenkomst : de overeenkomst waarbij een onderaannemer zich verbindt een bepaald werk tegen een overeengekomen prijs uit te voeren voor een opdrachtgever, buiten elke band van ondergeschiktheid;

2º opdrachtgever : hij die, met uitzondering van een natuurlijke persoon voor zijn private behoeften, rechtstreeks of via een tussenpersoon, die niet rechtstreeks deelneemt aan de uitvoering van het werk vastgelegd in de aannemingsovereenkomst, een beroep doet op een of meerdere onderaannemers in het kader van een aannemingsovereenkomst;

3º onderaannemer : hij die zich rechtstreeks of via een tussenpersoon, die niet rechtstreeks deelneemt aan de uitvoering van het werk vastgesteld in de aannemingsovereenkomst, verbindt ten aanzien van de opdrachtgever om een werk uit te voeren in het kader van een aannemingsovereenkomst;

4º werkgever : de onderaannemer die een beroep doet op een werknemer voor de verwezenlijking van het in een aannemingsovereenkomst bepaalde werk;

5º werknemer : de persoon die krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeidsprestaties verricht tegen loon onder het gezag van een andere persoon, zijnde de werkgever;

6º sociale schulden :

a) het loon in de betekenis van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, met inbegrip van de vergoedingen rechtstreeks of onrechtstreeks betaald als vakantiegeld, waarop de werknemer recht heeft uit hoofde van de arbeidsovereenkomst met de werkgever;

b) de overeenstemmende bijdragen voor de fondsen voor bestaanszekerheid die aanleiding kunnen geven tot de uitkering van een voordeel aan de werknemers;

c) de overeenstemmende sommen verschuldigd aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid, met inbegrip van de bijdragen, gelijkgestelde bijdragen solidariteitbijdragen, bijdrageopslagen en interesten.

Art. 3

Deze wet is van toepassing op de opdrachtgever die — rechtstreeks of via een tussenpersoon — een beroep doet op één of meerdere onderaannemers om, in het kader van een aannemingsovereenkomst, een werk te verrichten dat beantwoordt aan de door de Koning bepaalde werkzaamheden op voorstel van het bevoegde paritair orgaan.

Indien het bevoegde paritair orgaan geen voorstel doet binnen zes maanden volgend op de inwerkingtreding van deze wet, oefent de Koning de bevoegdheid uit die Hem krachtens het vorige lid is toegekend na advies van ditzelfde orgaan.

Het geraadpleegde paritaire orgaan deelt zijn advies mee binnen twee maanden nadat hem het verzoek is gedaan. Zoniet wordt er niet op gewacht.

Art. 4

§ 1. In het kader van arbeidsprestaties, verricht ter uitvoering van een aannemingsovereenkomst en die behoren tot de werkzaamheden bepaald in uitvoering van artikel 3, moet de opdrachtgever de gegevens registreren, bijhouden en bewaren, op papier of elektronisch, waardoor het volgende mogelijk wordt :

1º het identificeren van de onderaannemers en de werknemers tewerkgesteld in het kader van de aannemingsovereenkomst, evenals het aantonen ten aanzien van welke werknemers eerstgenoemden gebeurlijk de hoedanigheid van werkgever bekleden;

2º de dagelijkse registratie van de werknemers tewerkgesteld aan de werkzaamheden verricht in het kader van de uitvoering van de aannemingsovereenkomst;

De Koning bepaalt de minimumgegevens die moeten worden geregistreerd, de nadere regelen van deze registratie, van hun bijwerkingen en van hun bewaring.

§ 2. De Koning kan, na advies van het paritair orgaan dat bevoegd is voor de betrokken werkzaamheid, specifieke wijzen van registratie of een alternatief systeem bepalen.

Art. 5

§ 1. In geval van het niet betalen van de sociale schulden door de werkgever, is de opdrachtgever die geen gegevens registreert, bijhoudt of bewaart krachtens artikel 4 gehouden tot de betaling van deze schulden voor zover deze betrekking hebben :

1º op de effectieve tewerkstellingsperiodes voor dewelke deze registratie ontbreekt;

2º op arbeidsprestaties verricht in het kader van de aannemingsovereenkomst voor de werknemers voor wie deze registratie ontbreekt en voor de periodes waarvoor deze registratie ontbreekt.

De aansprakelijkheid is beperkt tot een bedrag ten belope van maximum 10 000 euro per werknemer verhoogd met de bedragen bedoeld bij artikel 2, 6º, b) en c). Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer overeenkomstig de volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag vermeld in de wet vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer. Het resultaat wordt afgerond tot het hoger honderdtal. De nieuwe bedragen worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en treden in werking op 1 januari van het jaar dat volgt op dat van hun aanpassing.

§ 2. De opdrachtgever die gehouden is tot de betaling van de sociale schulden krachtens paragraaf 1 moet zich bevrijden van deze schulden overeenkomstig de bepalingen van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, voor wiens toepassing hij als werkgever wordt beschouwd binnen de bij paragraaf 1 bepaalde grenzen.

Bij samenloop van verschillende schuldeisers die de toepassing vorderen van de hoofdelijke aansprakelijkheid heeft de schuld ten voordele van de werknemer bedoeld in artikel 2, 6º, a), steeds voorrang op de andere schulden bedoeld in artikel 2, 6º, b) en c). De andere schuldeisers kunnen op een gelijk deel aanspraak maken ongeacht de uitstaande schuld.

Art. 6

Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten.

Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.

In het kader van deze wet kunnen zij de opdrachtgever alle documenten of informatiedragers die de in artikel 4 bedoelde gegevens bevatten doen voorleggen, er kopies van nemen, ze door de opdrachtgever kosteloos laten verstrekken of ze tegen ontvangstbewijs in beslag nemen.

Art. 7

Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

23 november 2011.

Bert ANCIAUX.
Fauzaya TALHAOUI.
Dalila DOUIFI.