5-1338/1 | 5-1338/1 |
22 NOVEMBER 2011
Thans kan een persoon met een handicap een inkomensvervangende tegemoetkoming en een integratietegemoetkoming krijgen, mits diens beroeps- of vervangingsinkomen, dan wel het inkomen van de persoon met wie de betrokkene een huishouden vormt, de vastgestelde maxima niet overschrijdt.
De regering besliste in 2006 het beroeps- en het vervangingsinkomen van de personen met een handicap in hogere mate vrij te stellen. Niettemin valt het stelsel vaak onrechtvaardig uit en zijn de ermee gepaard gaande werkloosheidsvallen nog erg groot. Een veel grondiger hervorming van de regeling is dan ook noodzakelijk.
De thans geldende vrijstellingen zijn immers zo laag dat werkende personen met een handicap of de persoon met wie zij een huishouden vormen, nog sterk worden benadeeld. Werk is evenwel een van de belangrijkste vectoren voor maatschappelijke integratie. Ook werkende personen met een handicap krijgen te maken met het feit dat die handicap hen veel kost.
Dit wetsvoorstel beoogt komaf te maken met de werkloosheidsvallen die het stelsel van de tegemoetkomingen voor personen met een handicap doet ontstaan, en de gemeenschap een groter deel te doen dragen van de kosten die een handicap meebrengt.
Voorts strekt dit wetsvoorstel ertoe dat de integratietegemoetkoming wordt berekend en toegekend op basis van een vrijstelling van het hele inkomen. Die tegemoetkoming moet de persoon met een handicap immers financieel in staat stellen om net als elke andere burger deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Zij vormt dus geen inkomen dat bijdraagt tot persoonlijke verrijking.
Het is derhalve niet normaal dat die tegemoetkoming varieert volgens het inkomen van het huishouden, terwijl ze afhankelijk zou moeten zijn van de graad van de handicap en de verminderde zelfredzaamheid die eruit voortvloeit. Bovendien mag die tegemoetkoming niet worden beschouwd als belastbaar inkomen en dan ook niet meetellen voor de berekening van de eigen bijdrage voor bijvoorbeeld de gezinshulp of de crèche waarop personen met een handicap een beroep doen.
Artikel 2
Dit artikel is nodig omdat het wetsvoorstel de wijziging van een koninklijk besluit beoogt. Door de bekrachtiging van het bewuste koninklijk besluit vergroot bovendien de rechtszekerheid voor de personen met een handicap.
Artikel 3
Dit artikel strekt ertoe, wat de berekening van de inkomensvervangende tegemoetkoming betreft, te voorzien in hogere vrijstellingen op het arbeidsinkomen, het vervangingsinkomen en de diverse inkomsten.
Artikel 4
Met dit artikel wordt voorgesteld het hele inkomen vrij te stellen bij de berekening van de integratietegemoetkoming.
Cécile THIBAUT. | |
Mieke VOGELS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming wordt bekrachtigd, met uitwerking vanaf de dag waarop deze wet in werking treedt.
Art. 3
Artikel 9bis, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, wordt vervangen als volgt :
« Art. 9bis. — § 1. Voor de berekening van de inkomensvervangende tegemoetkoming wordt geen rekening gehouden met :
1. het gedeelte van het inkomen van de persoon met wie de persoon met een handicap een huishouden vormt, dat niet meer bedraagt dan 10 500,00 EUR;
2. het inkomen verworven uit werkelijk gepresteerde arbeid door de persoon met een handicap, voor de schijf van 0 EUR tot 10 450,00 EUR; voor de schijf van 10 450,01 EUR tot 24 375,00 EUR bedraagt de vrijstelling 50 pct. Deze bedragen zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,14 van de consumptieprijzen (basis 1996 = 100);
3. het deel van de andere inkomsten dan die vermeld in de punten 1 en 2, dat geen 6 950,00 EUR per jaar overschrijdt. Dit bedrag is gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,14 van de consumptieprijzen (basis 1996 = 100). »
Art. 4
Artikel 9ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2003, wordt vervangen als volgt :
« Art. 9ter. — § 1. Voor de berekening van de integratietegemoetkoming geldt een volledige vrijstelling voor de volgende bedragen, ontvangen door de persoon met een handicap of door de persoon met de wie de persoon met een handicap een huishouden vormt :
1. de overeenkomstig artikel 8 bepaalde jaarlijkse inkomsten;
2. de vervangingsinkomens;
3. de inkomensvervangende tegemoetkoming.
§ 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder « vervangingsinkomen » verstaan het geheel van de sociale uitkeringen die de persoon met een handicap ontvangt op grond van de reglementeringen inzake ziekte en invaliditeit, werkloosheid, arbeidsongevallen, beroepsziekten, rust- en overlevingspensioenen, inkomensgarantie voor ouderen en gewaarborgd inkomen voor bejaarden. »
21 november 2011.
Cécile THIBAUT. | |
Mieke VOGELS. |