5-1329/1

5-1329/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

16 NOVEMBER 2011


Mededeling van de Europese Commissie COM (2011) 541 betreffende het 4e forum op hoog niveau inzake de doeltreffendheid van steun, te Busan


ADVIES AAN DE EUROPESE COMMISSIE IN HET KADER VAN DE POLITIEKE DIALOOG


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR

DE HEER DE BRUYN EN MEVROUW TEMMERMAN


I. INLEIDING

Op 10 oktober 2011 bezorgde de voorzitter van de Senaatsdelegatie van het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden de « Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's : voorstel voor het gemeenschappelijk standpunt van de EU voor het vierde forum op hoog niveau inzake de doeltreffendheid van steun, te Busan, van 29 november 2011 tot 1 december 2011 » aan de leden van de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden en voor de Landsverdediging (stuk COM (2011) 541).

Het doel van dat vierde forum op hoog niveau is de vooruitgang te toetsen aan de overeengekomen verbintenissen, en de agenda voor de doeltreffendheid van de steun te herzien en af te stemmen op de bredere agenda voor ontwikkelingsfinanciering.

De mededeling beoogt het gemeenschappelijke standpunt van de EU te presenteren dat door de EU en haar lidstaten in Busan moet worden gevolgd. In de mededeling wordt de vooruitgang met de uitvoering van de verbintenissen geëvalueerd en worden voorstellen geformuleerd om de agenda van de doeltreffendheid van de steun te preciseren en de beginselen ervan uit te breiden naar andere actoren en bronnen van ontwikkelingsfinanciering. De mededeling stelt ook een stroomlijning voor van de mondiale structuur voor goed bestuur met de focus op tenuitvoerlegging op landenniveau.

Op 12 oktober 2011 verzocht mevrouw Arena om deze mededeling te agenderen in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

De commissie heeft drie vergaderingen gewijd aan de bespreking van het advies op de mededeling van de Europese Commissie, te weten op 25 oktober, 8 en 16 november 2011.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING VAN MEVROUW ARENA

Wij bevinden ons nu in de derde fase van de hervorming van de steun en de doeltreffendheid ervan : na het proces van Monterrey, de akkoorden van Parijs en het forum van Accra, wordt in Busan van 29 november tot 1 december 2011 het vierde Forum op hoog niveau georganiseerd. Hier zal de doeltreffendheid worden geëvalueerd, en kunnen nieuwe instrumenten ter bevordering van de doeltreffendheid van de steun in het leven worden geroepen.

Het is belangrijk om een standpunt in te nemen over de mededeling van de Commissie, omdat er verschillende visies kunnen zijn op de doeltreffendheid van de steun. Het begrip doeltreffendheid heeft geleid tot een thematische en geografische sectorale concentratie van de steun aan ontwikkelingssamenwerking. Het is belangrijk deze concentratie te evalueren, omdat concentratie niet noodzakelijk gepaard gaat met meer doeltreffendheid.

Mevrouw Arena merkt verder op dat gezien de huidige budgettaire krapte, sommige donorlanden wellicht eerder geneigd zullen zijn om de kredieten voor ontwikkelingssamenwerking te bevriezen, zelfs te verminderen. We zullen ook hier de vraag naar de doeltreffendheid van de steun niet uit de weg kunnen gaan.

Indien we de doeltreffendheid beoordelen, moet er ook afgesproken worden welke steun precies wordt geviseerd. Zo worden er meer en meer klimaatfondsen gecreëerd, bijkomend bij de gangbare ontwikkelingshulp. Moeten dergelijke fondsen ook in rekening worden gebracht om de doeltreffendheid te beoordelen ?

Naast het advies aan de Europese Commissie, kunnen ook aanbevelingen geformuleerd worden ten behoeve van de minister van Ontwikkelingssamenwerking met de vraag om deze te verdedigen tijdens het forum te Busan. De nationale hefboom inzake ontwikkelingssamenwerking is even belangrijk.

III. ALGEMENE BESPREKING

De heer Dewandel, vertegenwoordiger van de minister van Ontwikkelingssamenwerking, legt vooreerst uit dat de eindverklaring van het vierde Forum te Busan zeker zal voortbouwen op de beginselen vastgelegd in de Verklaring van Parijs en Accra Agenda for Aid Effectiveness.

Enkele belangrijke aandachtspunten voor het forum in Busan zijn :

— de fragmentatie van de hulp en de proliferatie van actoren : de laatste jaren neemt het aantal actoren binnen ontwikkelingssamenwerking steeds meer toe. Nieuwe actoren zijn landen als China en India. De vraag is hoe deze nieuwe donoren kunnen aansluiten bij de grote principes inzake doeltreffendheid van de steun die in het verleden zijn afgesproken;

— de cross country division of labor : wat doen we met de zogenaamde aid orphans, landen die onvoldoende aan bod komen inzake hulp ? Minstens moet er een lijst opgesteld worden van alle aid orphans;

— de coherentie : hulp is niet langer alleen een stroom van financiële middelen van het Zuiden naar het Noorden, maar vergt een meer coherent beleid ten aanzien van de ontwikkelingslanden. Een aantal sectoren, zoals klimaat, migratie, handel, worden zeer belangrijk en zullen deel moeten uitmaken van de ontwikkelingsagenda;

— het democratisch ownership : er moet meer verantwoording worden afgelegd aan de parlementen in de partnerlanden en in de donorlanden.

België wil zich profileren op twee vlakken : de fragmentatie van de hulp en de fragiele Staten. De Belgische ontwikkelingssamenwerking is vooral geconcentreerd in landen als de DRC, Rwanda en Burundi, en heeft dus wel de nodige ervaring met dergelijke Staten.

IV. BESPREKING VAN HET VOORSTEL VOOR HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE EU

De opmerkingen van de politieke fracties zijn in bijlage van dit verslag opgenomen.

A. Deel 1 : Toekomstige verbintenissen inzake de doeltreffendheid van de steun

a) eigen verantwoordelijkheid

De heer De Bruyn wijst op het belang van de openbaarmaking van de nationale begrotingen van de partnerlanden. Deze begrotingen zouden integraal aan de donoren (inclusief parlement en maatschappelijk middenveld) moeten overgemaakt worden, ook als het projectmatige samenwerking betreft in plaats van begrotingssteun.

Mevrouw Talhaoui stelt een verbreding voor van de definitie van eigenaarschap, zoals voorzien in de Verklaring van Parijs, naar democratisch eigenaarschap. Het is essentieel dat alle relevante actoren (parlementen, maatschappelijk middenveld, lokale overheden en burgers) worden betrokken bij de ontwikkeling van hun land. Dit impliceert democratische en wederzijdse verantwoordingsmechanismes en het houden van een regelmatige inclusieve multi-stakeholder dialoog over zowel de ontwikkeling, uitvoering als evaluatie van het beleid. Voor een betekenisvolle participatie dienen minimumstandaarden te gelden voor transparantie en toegankelijkheid van relevante informatie. Donoren dienen hierin hun rol op te nemen :

— door een lange termijn engagement (dit kan zowel politiek als financieel) met het maatschappelijk middenveld om er voor te zorgen dat zij hun rol als watchdog kunnen spelen, evenals de andere rollen die organisaties van het maatschappelijk middenveld als ontwikkelingsactoren opnemen. Deze engagementen moeten vertaald worden in een concreet actieplan;

— door het stimuleren en ondersteunen van capaciteitsontwikkeling van zowel de Staat als het maatschappelijke middenveld, parlementen, lokale overheden, media en audit organen;

— door het ondersteunen van de opbouw van efficiënte instellingen met respect voor mensenrechten, goed bestuur, justitie en de aanpak van corruptie in een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid met het partnerland.

« Good donorship » betekent dat België als donor democratisch eigenaarschap minstens niet belemmert, maar wel stimuleert en versterkt. We denken daarbij aan het einde van conditionaliteit, ongebonden hulp, het gebruik van nationale systemen als eerste optie, gedecentraliseerde beslissingssystemen van donoren, vraaggestuurde technische assistentie, transparantie, wederzijdse verantwoording, enz. »

Mevrouw Tilmans wenst te voorzien dat de transparantie van de huidige en toekomstige steunstromen wordt verbeterd zodat ontwikkelingslanden nauwkeurig hun begroting kunnen opstellen en hun rekeningen verifiëren. Men moet tevens hulp bieden bij de totstandkoming van een eigen opvatting van ontwikkeling en ontwikkelingsstrategieën in ontwikkelingslanden en de steunafhankelijkheid bestrijden.

Mevrouw Talhaoui is van oordeel dat we niet te ver mogen gaan in onze hulp bij het vormen van een eigen opvatting van ontwikkeling en ontwikkelingsstrategieën in ontwikkelingslanden. In feite is dit zelfs tegenstrijdig met de Verklaring van Parijs die het ownership voorop stelt.

De heer De Bruyn stelt vast dat zijn opmerking over de toegankelijkheid van informatie vervat zit in de uiteenzetting van mevrouw Talhaoui, maar vraagt dat haar voorstel van antwoord zou aangevuld worden met een verwijzing naar de openbaarmaking van de nationale begrotingen van de partnerlanden. Een begroting is een instrument, ook voor lokale partners, en dus relevant voor de capaciteitsversterking van het middenveld.

Ook de heer Vanlouwe wijst op het belang van de openbaarmaking van de begroting : in een democratie vormt de begroting de essentie voor de controle op de besteding van de middelen door de overheid.

De heer Torfs ziet een tegenstrijdigheid tussen de eis van openbaarmaking van de begrotingen en het afschaffen van conditionaliteit. Is deze eis dan geen conditionaliteit ?

Voor mevrouw Talhaoui valt de openbaarmaking van de begroting niet onder de noemer van conditionaliteit omdat conditionaliteit gezien moet worden als « gebonden hulp ». In veel landen krijgt het middenveld niet altijd de nodige gegevens. Het openbaarmaken van de begroting is trouwens niet alleen voor de donoren, maar ook voor alle andere plaatselijke actoren belangrijk zodat zij democratisch kunnen participeren in de fondsen.

De heer Torfs is van oordeel dat naast de openbaarmaking van de begroting, het veel belangrijker is dat de overheid de rekeningen openbaar zou maken want deze weerspiegelen de realiteit van de bestedingen.

De voorzitter stelt voor om het antwoord van mevrouw Talhaoui te weerhouden met de volgende aanvulling : « Voor een betekenisvolle participatie dienen minimumstandaarden te gelden voor transparantie en toegankelijkheid van relevante informatie, waaronder de openbaarmaking van de nationale begrotingen en rekeningen van de partnerlanden ».

De commissie stemt hiermee in.

b) transparantie, geharmoniseerde en aangepaste partnerschappen

De heer De Bruyn geeft een opsomming van een drietal punten die eerder gezien moeten worden als waarschuwingen, te weten :

— inzake voorspelbaarheid van de samenwerking, houdt pleiten voor een meerjarige begroting een risico in dat donoren de cijfers tijdens conjunctureel minder goede kwartalen artificieel zullen opsmukken door extra schuldkwijtscheldingen, studiebeurzen enz. Daarnaast ontneemt dit de donoren ook de mogelijkheid om corrigerend op te treden wanneer hulp verkeerd wordt aangewend of wanneer mensenrechten massaal worden geschonden;

— inzake versnippering moeten de donor-wezen in kaart worden gebracht binnen de DAC;

— inzake landensystemen, moeten donoren zich aanpassen aan de instellingen van de partners, maar dit mag niet inhouden dat niet-nationale overheden (deelstaten, lokale actoren) geen rechtstreekse toegang meer kunnen hebben tot de partners. De institutionele context binnen de donorlanden moet worden gerespecteerd.

Mevrouw Arena kan volledig instemmen met het tweede punt (de versnippering waardoor sommige landen inderdaad nog slechts één of soms zelfs helemaal geen donor meer hebben), maar vindt dat de schuldkwijtscheldingen (voorzien in het eerste punt) ook positief kunnen zijn. De samenwerking moet in ieder geval voorspelbaar zijn. Ook de Bijzonder Evaluator van de Internationale Samenwerking beklemtoont dat vooral programma's op lange termijn (vijftien tot twintig jaar) efficiënt zijn. Wat betreft het corrigerend optreden, stelt mevrouw Arena dat een donor altijd de mogelijkheid heeft een hulpprogramma stop te zetten bij overtreding van de opgelegde criteria.

De heer De Bruyn onderstreept dat de voorspelbaarheid van de hulp inderdaad niet in vraag wordt gesteld. Zijn bekommernis is dat een langlopend engagement naar de letter en de geest wordt uitgevoerd en niet zodanig wordt geherformuleerd dat het misschien formeel nog voldoet maar inhoudelijk niet.

Spreker stelt voor het eerste punt van zijn opsomming te schrappen en de twee andere punten te behouden.

De commissie stemt hiermee in.

Mevrouw Matz meent dat alle EU-lidstaten zouden moeten deelnemen aan het internationale initiatief voor meer transparantie van de steun. Als slechts negen lidstaten dit doen, is het voornemen van de EU om een « sterk politiek signaal op het vlak van transparantie » te geven niet erg geloofwaardig.

De commissie stemt hiermee in.

Mevrouw Talhaoui geeft aan dat er nood is aan een volledige implementatie van de beloftes gemaakt in Parijs en Accra voor bindende engagementen met de hoogste standaarden van openheid en transparantie voor het vrijgeven van informatie over hulpstromen naar ontvangende overheden, parlement, maatschappelijk middenveld en burgers. Zo kunnen burgers hun overheden ter verantwoording roepen. Er moet één bindend systeem komen waarachter alle donoren zich kunnen scharen. Toegankelijke relevante informatie houdt in dat ook informatie over toekomstige bestedingen wordt gegarandeerd, tot op niveau van projecten en programma's. Tot op ditzelfde niveau moeten ook historische data worden vrijgegeven en dit zo vroeg mogelijk (uiterlijk april van het volgende jaar). Er dient ook transparantie te zijn over de nog gebruikte beleidsvoorwaarden, zoals ook opgenomen in de Accra Agenda voor Actie.

Dit commissie stemt ook hiermee in.

Mevrouw Tilmans stelt vast dat de resultaten inzake transparantie en voorwaardelijkheid zwak zijn. Transparantie en voorwaardelijkheid zijn nochtans basisvoorwaarden voor de doeltreffendheid van de steun. De controleorganismen van ontwikkelingslanden moeten dus worden versterkt.

Mevrouw Talhaoui kan instemmen met de opmerking over de versterking van de controleorganismes van de ontwikkelingslanden.

Voor mevrouw Arena is het voldoende te stellen dat er transparantie en openbaarmaking moet zijn, zonder te bepalen welke controleorganismen daarvoor moeten worden voorzien, want anders moeten we ook alle andere voorwaarden voor meer transparantie opsommen.

De opmerking van mevrouw Tilmans wordt niet weerhouden door de commissie.

c) Verantwoordelijkheid voor de resultaten

De heer de Bruyn legt uit dat de verantwoording van de middelen en resultaten bij donorlanden en partnerlanden, ook moet overgemaakt aan en besproken worden in de parlementen van respectievelijk de donoren en de partners.

De commissie stemt hiermee in.

Mevrouw Talhaoui stelt dat om vooruitgang te boeken, er een duidelijke definitie van resultaten voor ontwikkeling nodig is. De resultaten moeten worden gedefinieerd op basis van de graad van armoede-uitroeiing, de aanpak van sociale en gendergelijkheid, het garanderen van waardig werk, een duurzaam milieu, democratische besluitvorming, mensenrechten en rechtvaardigheid. Ontwikkelingsresultaten moeten niet alleen lokaal worden vastgelegd en de interne diversiteit en context reflecteren, maar tevens de internationaal overeengekomen doelstellingen. Resultaten moeten op lange termijn kwalitatieve en kwantitatieve positieve impact op samenlevingen hebben. Impact en vooruitgang moeten hierbij centraal staan.

Ontwikkeling kan onmogelijk uitsluitend gebaseerd zijn op groei want groei is maar een middel. Het houdt bovendien weinig of geen rekening met groeiende ongelijkheid (nogmaals beklemtoond door het recent verschenen rapport van het VN-Ontwikkelingsprogramma) en het belang van het recht op ontwikkeling voor iedereen. Duurzame ontwikkeling waarbij zowel symptomen als oorzaken van armoede en ongelijkheid worden aangepakt is daarom cruciaal. Dit veronderstelt dat democratisch eigenaarschap dé basis is van doeltreffende ontwikkeling. Door het garanderen en ondersteunen van democratisch eigenaarschap wordt een rechtenbenadering verzekerd. Deze finaliteit mag in Busan niet op de helling worden gezet ten voordele van het breed onderschrijven van het akkoord.

De heer De Bruyn heeft bedenkingen, voornamelijk wat betreft de verwijzing naar groei. Groei mag niet louter als een bedreiging worden gezien die altijd leidt tot grotere ongelijkheid want groei genereert in de eerste plaats welvaart. Nadien delen we allemaal dezelfde bekommernis, namelijk toe te zien dat die welvaart gelijk wordt verdeeld. Dit is ook een verantwoordelijkheid van de partnerlanden waar de groei gerealiseerd wordt, én van de donorlanden.

Mevrouw Talhaoui legt uit dat zij groei wel degelijk als een instrument tot meer welvaart ziet. Zonder economische groei kan er geen welvaart worden gecreëerd.

De heer De Bryun kan hiermee instemmen.

Mevrouw Tilmans meent dat men niet mag zwichten voor de eis tot meer resultaten op korte termijn (probleem voor een goede tenuitvoerlegging van het programma van Accra) en dat men duidelijke en meetbare doelstellingen, gekoppeld aan een strak tijdschema, moet bepalen.

Volgens mevrouw Arena is minder resultaten eisen op korte termijn en tegelijkertijd een strak schema opleggen tegenstrijdig. Hoe meer resultaten op langere termijn gevraagd, hoe minder strak de schema's kunnen zijn.

Mevrouw Tilmans antwoordt dat het belangrijk is om resultaten te eisen, maar tevens dat de lat mag niet te hoog wordt gelegd om uiteindelijk niets te bereiken. De bedoeling is te komen tot duidelijke, meetbare doelstellingen en een tijdschema, en niet om alles onmiddellijk te eisen.

De commissie beslist om het antwoord van mevrouw Talhaoui als basis te weerhouden, aangevuld met de opmerking van de heer De Bruyn over de rol van de parlementen.

d) Landen in een kwetsbare positie

Mevrouw Talhaoui stelt dat eigenaarschap in fragiele Staten niet mag beperkt worden tot de versterking van de Staat. Het is belangrijk dat het focust op de versterking van een breed scala aan actoren, zeker de meest kwetsbaren en armen en dat deze volwaardig worden betrokken en dat democratisch eigenaarschap ook in deze moeilijk contexten wordt gestimuleerd. Een « enabling environment » voor organisaties van het maatschappelijk middenveld in fragiele Staten staat hoog op de agenda.

Belangrijk is de herbevestiging van de specifieke principes voor doeltreffendheid van fragiele Staten. Ondanks de complexe context moet men uitgaan van de overtuiging dat hulp kan bijdragen tot vrede indien ze conflictgevoelig is, mensen centraal stelt, inclusief is en blijk geeft van een langetermijnvisie. België moet in Busan, als actieve donor in fragiele Staten, ijveren voor de erkenning van de Monrovia doelstellingen over vrede- en staatsopbouw en hieraan concrete acties koppelen. Dit proces moet verder gezet worden via een inclusieve en participatieve dialoog.

Men mag niet enkel inzetten op technische versterking in fragiele Staten, maar ook op gevoelige punten zoals goed democratisch bestuur en het versterken van democratische structuren. De uitbouw van nationale systemen vraagt soms een andere en meer flexibele aanpak, een realistische timing en een focus op een mix van resultaten, ook op de lange termijn. Dit veronderstelt een stevige aanwezigheid op het terrein.

Mevrouw Matz is van oordeel dat in deze landen de instellingen zwak en ondoeltreffend zijn, en dat het de openbare sector ontbreekt aan daadkracht. Het risico is dus groot dat de Staat door de bevolking niet meer als legitiem wordt beschouwd. Hulp mag niet bijdragen tot de totstandkoming van parallelle circuits, die de staatsstructuren nog meer zouden aantasten.

Wat betreft landen in kwetsbare posities, brengt mevrouw Tilmans de volgende punten onder de aandacht :

— helpen bij fiscale hervormingen voor een doeltreffend en eerlijk belastingsysteem;

— internationale coördinatie om te voorkomen dat er een kloof ontstaat tussen landen die een voorkeurbehandeling genieten en landen die van steun verstoken blijven;

— aandringen op concentratie van de steun, aangezien dit 75 % van de tekorten van de millenniumdoelstellingen vertegenwoordigen.

De heer Anciaux heeft bedenkingen bij het tweede punt van mevrouw Tilmans, want elke vermindering van de kloof tussen landen die het goed hebben en landen die het slecht hebben, is toch een verbetering. We moeten dus elke positieve vooruitgang bevorderen. Het kan toch niet de bedoeling zijn om een stilstand in de hand te werken.

Mevrouw Zrihen stelt voor de woorden « met inbegrip van de fiscaliteit » na de woorden « goed democratisch bestuur » in het antwoord van mevrouw Talhaoui in te voegen, hierna de zin « Erop toezien dat de steun niet leidt tot een nog grotere verzwakking van de staatsstructuren » in te voegen, vervolgens de alinea aan te vullen met de woorden « , met oog voor alle betrokken landen », en ten slotte, de woorden « , met duidelijke en meetbare doelstellingen » in te voegen na de woorden « een focus op een mix van resultaten ».

Mevrouw Arena stelt de volgende tekst voor als laatste punt :

« Men mag niet enkel inzetten op technische versterking in fragiele Staten, maar ook op gevoelige punten zoals goed democratisch bestuur, met inbegrip van de fiscaliteit, en het versterken van democratische structuren. Men moet erop toezien dat de steun niet leidt tot een nog grotere verzwakking van de staatsstructuren. Het versterken van nationale systemen vraagt soms een andere en meer flexibele aanpak, met oog voor alle betrokken landen. Er moet een realistische timing komen en een focus op een mix van resultaten met duidelijke en meetbare doelstellingen, ook op de lange termijn. Dit veronderstelt een stevige aanwezigheid op het terrein. ».

De commissie stemt hiermee in.

B. Deel 2 : De beginselen van de doeltreffendheid van de steun uitbreiden naar andere bronnen van ontwikkelingsfinanciering en andere actoren

a) Rol van de opkomende economieën en Zuid-Zuid-samenwerking

Mevrouw Talhaoui is van oordeel dat de dialoog met opkomende donoren versterkt moet worden, maar dit mag niet betekenen dat de oorspronkelijk gemaakte beloftes over de kwaliteit van hulp (Parijs en Accra) verwateren. Uit de discussies blijkt nu al dat met landen als China rond de tafel, engagementen over transparantie eerder afgezwakt dan wel versterkt worden.

De beste manier voor de OESO-DAC donoren om andere ontwikkelingsactoren aan te zetten ook de uitdagingen over doeltreffendheid van hulp aan te pakken, is de herbevestiging van de gemaakte beloftes en een doelgerichte aanpak om de beloftes ook daadwerkelijk in de praktijk om te zetten.

Volgens de heer De Bruyn moet er ook duidelijk in kaart worden gebracht welke « Zuid-Zuid-samenwerking » effectief als ODA zou kunnen worden beschreven en welke niet, omdat ze eerder economische of zelfs politieke doelen dienen in plaats van ontwikkeling. Aangezien de Verklaring van Parijs en de Agenda van Accra opgesteld zijn binnen de OESO, waarvan de nieuwe donorlanden geen deel van uitmaken, kan dit niet door de OESO maar wel door een ander orgaan. De principes moeten behouden blijven.

Mevrouw Talhaoui voegt hieraan toe dat de nieuwe donorlanden, zoals China, Zuid-Afrika, Brazilië en India, tijdens de top van Parijs en de top van Accra veel minder ontwikkelingsactor waren. We mogen inderdaad nu vragen dat zij de afspraken die tijdens die toen werden gemaakt, ook door hen worden gerespecteerd.

Mevrouw Matz is ook van oordeel dat de mededeling van de Europese Commissie de opkomst van andere donorlanden als China, India en Brazilië vermeldt, maar niet aangeeft hoe een algemene samenhang kan worden bereikt om de steun efficiënter te maken. ODA zelf, bijvoorbeeld, wordt heel anders gedefinieerd in DAC-landen dan in de opkomende landen.

Mevrouw Matz stelt voor om de woorden van mevrouw Talhaoui « De dialoog met opkomende donoren moet versterkt worden, » aan te vullen als volgt « met name over de definitie zelf van ODA en moet bijdragen tot een grote coherentie in de hulp ».

Mevrouw Arena stelt voor de woorden « zoals China, India, Brazilië, ... » in te voegen na de woorden « De dialoog met opkomende donoren » en er ook de volgende zinnen aan toe te voegen : « Het is belangrijk de principes van de verklaring van Parijs op deze nieuwe actoren toe te passen » en « Ten slotte moeten wij Zuid/Zuid samenwerking in regionale verbanden bevorderen ».

De commissie stemt hiermee in.

b) Maatschappelijke organisaties, lokale overheden en particuliere stichtingen

Mevrouw Talhaoui stelt dat er nood is aan een « enabling environment » voor het maatschappelijk middenveld en kwetsbare groepen, zodat ze hun rol als essentiële en autonome ontwikkelingsactor kunnen waarmaken in het kader van eigenaarschap en wederzijdse verantwoording. Speciale aandacht moet uitgaan naar gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen.

De regering moet er zich toe verbinden het parlement en het brede middenveld regelmatig te informeren over de voorbereidingen van het vierde forum op hoog niveau te Busan, evenals over de resultaten en de opvolging ervan.

Mevrouw Matz is van oordeel dat de mededeling terecht gewag maakt van de noodzaak om het maatschappelijk middenveld verantwoordelijk te maken voor de steun, rekening houdend met onder meer de gelijkheid van mannen en vrouwen en de status van de vrouw. In vele landen leidt dit tot een versterking van de democratische instellingen en tot beter bestuur. De mededeling houdt hiermee geen rekening.

Mevrouw Tilmans verklaart dat organisaties van het maatschappelijk middenveld, lokale overheden en particuliere stichtingen moeten versterkt worden om het ontwikkelingsbeleid in het democratisch proces op te nemen. Zij moeten meer optreden op het vlak van begeleiding en controle van de tenuitvoerlegging en hun rol in de ontwikkeling van hun land moet meer erkend worden.

De commissie beslist om alleen het antwoord van mevrouw Talhaoui te weerhouden.

c) Samenwerking met particuliere commerciële bedrijven

Mevrouw Talhaoui ziet een toenemend aandeel van hulpstromen ter ondersteuning van de privésector en deze krijgen een steeds prominentere rol toebedeeld binnen het ontwikkelingsdebat en -beleid. Volgende elementen moeten daarom in acht worden genomen :

— de ODA-stromen die naar de private (for-profit) sector gaan, moeten voldoen aan de principes van de Verklaring van Parijs;

— lokale ondernemingen moeten voorrang krijgen op filialen van multinationale ondernemingen. Ze dragen immers meer bij tot de ontwikkeling van de lokale economie en de lokale bevolking;

— de rol van de private (for-profit) sector in ontwikkeling en economische groei, moet (internationaal en nationaal) gereguleerd worden om garanties te bieden met betrekking tot respect voor sociale en ecologische normen en financiële transparantie;

— het gebruik van belastingparadijzen en andere offshore centra's moet verboden worden voor de overdracht van fondsen. Gebruik van deze kanalen verhoogt het risico dat de investeringen (via ODA) die zouden moeten dienen om de lokale economie te versterken, via een of andere vorm van kapitaalvlucht verdwijnen;

— er moet een maximale transparantie zijn wat betreft de hulpstromen. Er moet daarbij duidelijkheid bestaan over de eindbestemming van fondsen. Het commercieel geheim mag geen argument zijn om transparantie te beperken.

De heer De Bruyn is van oordeel dat het bevorderen van publiek-private samenwerking zeker een goede zaak is, maar dit moet wel voldoende gecontroleerd kunnen worden door de bevoegde instanties in zowel donor- als partnerland, niet in het minst de parlementen en rekenhoven. Het positieve van publiek-private samenwerking moet dus worden benadrukt, maar ook de noodzaak aan controle in functie van transparantie en efficiëntie, en dit zowel in het donorland als het partnerland. De parlementen en de rekenhoven zijn hiervoor de geschikte instellingen.

De heer Anciaux merkt op dat rekenhoven in feite parlementaire instellingen zijn en dus niet afzonderlijk moeten worden vermeld. Trouwens niet alle landen hebben een rekenhof.

Volgens mevrouw Matz is de samenwerking met particuliere commerciële bedrijven niet heel duidelijk en ontbreekt het aan concrete ideeën over de uitvoering ervan. ODA ten gunste van particuliere commerciële bedrijven moet voldoen aan de bestaande criteria die zijn opgenomen in de verklaring van Parijs en het Accra-programma. Deze steun moet ook gebruikt worden met inachtneming van de rechten van de mens, de sociale rechten en de milieurechten. Men moet ook de manier vermelden waarop de steun wordt geëvalueerd.

Mevrouw Matz kan instemmen met de opmerking van de heer De Bruyn en vraagt dat het antwoord van mevrouw Talhaoui zou aangevuld worden met een verwijzing naar de controle door de parlementen en met een vermelding van de manier waarop de steun wordt geëvalueerd.

Volgens mevrouw Talhaoui ligt de nood aan gedetailleerde richtsnoeren voor commerciële bedrijven in ontwikkelingslanden zeer gevoelig. Lokale ondernemingen mogen niet ondergraven worden door multinationals.

De heer De Bruyn heeft bedenkingen bij het tweede gedachtestreepje van het antwoord van mevrouw Talhaoui, te weten dat lokale ondernemingen voorrang moeten krijgen op filialen van multinationale ondernemingen. Het is een axioma dat lokale bedrijven altijd bijdragen tot de ontwikkeling van de lokale economie en de lokale bevolking, maar dat is niet altijd juist. Trouwens, ook niet alle filialen van multinationals buiten lokale mensen uit, want zij staan immers onder grote controle.

Over het derde gedachtestreepje (de rol van de private (for-profit) sector in ontwikkeling en economische groei, vraagt de heer De Bruyn zich af hoe en door wie het respect voor sociale en ecologische normen en financiële transparantie moet gecontroleerd worden.

Het laatste gedachtestreepje (de maximale transparantie wat betreft de hulpstromen) is in overeenstemming met zijn opmerking, namelijk dat de bevoegde instanties moeten controleren, vooral de parlementen.

Mevrouw Talhaoui pleit voor het behoud van het derde gedachtestreepje en verwijst hiervoor naar de problemen met multinationals (zie : Shell in Nigeria en Nike in Azië). Hier geldt absoluut de macht van de sterkste. Daarom moet een controle-instrument worden uitgebouwd om te zorgen dat multinationals sociale, ecologische en financiële criteria respecteren.

De heer De Bruyn herhaalt dat de vraag blijft wie er gaat reguleren en controleren. Men zou een Code of Conduct kunnen uitwerken om de wijze waarop de economische activiteit wordt ondersteund of ontwikkeld, af te toetsten.

Mevrouw Zrihen stelt voor het vijfde gedachtestreepje te vervolledigen met de volgende zin : « De parlementen van zowel de ontvangende landen als de donorlanden moeten voldoende controle uitoefenen ».

Ook stelt mevrouw Zrihen voor om een zin te vervangen : in plaats van « Lokale ondernemingen moeten voorrang krijgen op filialen van multinationale ondernemingen. Ze dragen immers meer bij tot de ontwikkeling van de lokale economie en de lokale bevolking », wil zij graag de volgende formulering : « Lokale ondernemingen moeten gesteund en versterkt worden, aangezien zij meer bijdragen tot de ontwikkeling van de lokale economie en de lokale bevolking ».

Mevrouw Arena stelt voor om het antwoord van mevrouw Talhaoui te nemen als basis met de volgende wijzigingen :

— in de inleiding moet er melding gemaakt worden van de millenniumdoelstellingen;

— het tweede gedachtestreepje wordt gewijzigd als volgt : « Lokale ondernemingen moeten ondersteund en sterker gemaakt worden, want zij dragen immers meer bij tot de ontwikkeling van de lokale economie en de lokale bevolking »;

— het derde en vierde gedachtestreepje blijven behouden;

— het vijfde gedachtestreepje wordt vervolledigd met de volgende zin : « De parlementen van zowel de ontvangende landen als de donorlanden moeten voldoende controle uitoefenen »;

— er wordt een zesde streepje toegevoegd, luidende : « ook de manier waarop de steun wordt geëvalueerd, moet worden vermeld. »

De commissie stemt hiermee in.

d) Financiering van internationale klimaatveranderingsmaatregelen als onderdeel van officiële ontwikkelingshulp

Mevrouw Talhaoui merkt op dat doeltreffendheidsprincipes ook van toepassing zouden moeten zijn op andere geldstromen dan ODA, zoals bijvoorbeeld de klimaatfinanciering. Maar klimaat, evenals ook andere mondiale collectieve goederen zoals veiligheid, moeten via bijkomende geldstromen gefinancierd worden en niet via de officiële ontwikkelingshulp.

Volgens mevrouw Matz betreft financiering van internationale klimaatveranderingsmaatregelen als onderdeel van officiële ontwikkelingshulp niet alleen de financiering zelf, maar ook het overdragen van de nodige technologie om het hoofd te bieden aan de klimaatverandering, wat het ontwikkelingsproces moet bevorderen.

De commissie beslist beide antwoorden te weerhouden.

C. Deel 3 : Toekomstig goed beheer van en toezicht op de doeltreffendheid van de steun

Mevrouw Matz stelt dat de parlementen en het maatschappelijk middenveld van zowel de donorlanden als de begunstigde landen, meer democratische controle moeten kunnen uitoefenen zodat een grotere transparantie wordt bereikt, en de eigen verantwoordelijkheid van de landen van het Zuiden voor de steun moet worden versterkt.

De mogelijke spanning tussen ontwikkeling en democratie moet ook worden opgenomen.

De Europese Commissie wil het aantal indicatoren verminderen, wat nadelig kan zijn voor het toezicht op de doeltreffendheid van de steun. Verschillende NGO's voor ontwikkeling hebben kritiek geuit op dit punt.

Het genderperspectief is nagenoeg afwezig, wat slechts negatieve gevolgen kan hebben voor de impact van de ontwikkelingshulp.

Mevrouw Talhaoui vindt het belangrijk dat er in Busan al concrete engagementen worden opgenomen, want dit is momenteel problematisch. Het blijft allemaal te vaag bij het benadrukken van het feit dat de EU zich moet engageren om van Busan een succes te maken. Er moet gepleit worden voor een ambitieuze en politieke overeenkomst met concrete en in de tijd gebonden engagementen op vlak van doeltreffende hulp :

— door een integrale herbevestiging van de eerder gemaakte beloftes (de Verklaring van Parijs en de Accra Agenda voor Actie);

— door prioritaire aandacht te geven aan die elementen waaraan in het verleden verzuimd werd zoals democratisch eigenaarschap, wederzijdse verantwoordelijkheid, gendergelijkheid, ontbinden van hulp, transparantie, voorspelbaarheid, het gebruik van nationale systemen en lokale aanbestedingssystemen en het einde van conditionaliteit;

— door een onafhankelijk, transparant en inclusief monitoringsproces van de implementatie van zowel eerder gemaakte overeenkomsten over doeltreffende hulp als de overeenkomst in Busan en dit op lokaal en globaal niveau.

Mevrouw Matz stelt voor om het antwoord van mevrouw Talhaoui als basis te nemen en deze tekst aan te vullen met twee alinea's :

— een vermindering van het aantal indicatoren is enkel mogelijk indien ze geen negatieve impact heeft op de follow-up van de doeltreffendheid van de hulp;

— opdat de hulp doeltreffend is, moet rekening worden gehouden met het criterium van de eerbiediging van de mensenrechten.

Mevrouw Matz verwijst naar de situatie in Rwanda : het land boekt ongetwijfeld economisch succes en zal bepaalde millenniumdoelstellingen halen, maar de democratische ruimte is er steeds beperkter. Ontwikkeling en democratie gaan niet steeds hand in hand.

De commissie stemt hiermee in.

V. STEMMINGEN

Het advies wordt aangenomen met 11 stemmen bij 2 onthoudingen.

Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteurs, De voorzitter,
Piet DE BRUYN. Marleen TEMMERMAN. Karl VANLOUWE.

Tekst aangenomen door de commissie (zie stuk Senaat, nr. 5-1329/2 - 2011/2012).

BIJLAGE


OPMERKINGEN VAN DE POLITIEKE FRACTIES

1. TOEKOMSTIGE VERBINTENISSEN INZAKE DE DOELTREFFENDHEID VAN DE STEUN

a) Eigen verantwoordelijkheid

N-VA

Openbaarmaking van de nationale begrotingen van de partnerlanden zouden integraal moeten overgemaakt worden aan de donoren (inclusief parlement en middenveld), ook als het projectmatige samenwerking betreft in plaats van begrotingssteun.

cdH

Eigen verantwoordelijkheid veronderstelt een versterking van de instellingen in de landen van het Zuiden. Om doeltreffend te zijn moet de steun niet louter bestaan uit geldtransfers, maar ook uit diepgaande ingrepen ter versterking van de instellingen in het Zuiden. Buiten enkele intentieverklaringen houdt de mededeling onvoldoende rekening met dit aspect.

sp.a — PS

Het is essentieel dat een verbreding van de definitie van eigenaarschap, zoals voorzien in de Verklaring van Parijs, naar democratisch eigenaarschap wordt voorzien, waarbij alle relevante actoren (parlementen, civiele organisaties, lokale overheden en burgers) worden betrokken bij de ontwikkeling van hun land. Dit impliceert democratische en wederzijdse verantwoordingsmechanismes en het houden van een regelmatige inclusieve multi-stakeholder dialoog over zowel de ontwikkeling, uitvoering als evaluatie van het beleid. Voor een betekenisvolle participatie dienen minimumstandaarden te gelden zoals transparantie en toegankelijkheid van relevante informatie. Donoren dienen hierin hun rol op te nemen :

— door een lange termijn engagement (dit kan zowel politiek als financieel) met het maatschappelijk middenveld om er voor te zorgen dat zij hun rol als watchdog kunnen spelen, evenals de andere rollen die CSOs als ontwikkelingsactoren opnemen. Deze engagementen moeten vertaald worden in een concreet actieplan;

— stimuleren en ondersteunen van capaciteitsontwikkeling van zowel de Staat als het maatschappelijk middenveld, parlementen, lokale overheden, media en audit organen;

— het ondersteunen van de opbouw van efficiënte instellingen met respect voor mensenrechten, goed bestuur, justitie en de aanpak van corruptie in een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid met het partnerland.

« Good donorship » betekent dat België als donor democratisch eigenaarschap minstens niet belemmert, dan wel stimuleert en versterkt. We denken daarbij aan het einde van conditionaliteit, ongebonden hulp, het gebruik van nationale systemen als eerste optie, gedecentraliseerde beslissingssystemen van donoren, vraaggestuurde technische assistentie, transparantie, wederzijdse verantwoording, etc.

MR

De transparantie verbeteren van de huidige en toekomstige steunstromen zodat ontwikkelingslanden nauwkeurig hun begroting kunnen opstellen en hun rekeningen verifiëren.

Helpen bij de totstandkoming van een eigen opvatting van ontwikkeling en ontwikkelingsstrategieën in ontwikkelingslanden.

Steunafhankelijkheid bestrijden.

b) Transparante, geharmoniseerde en aangepaste partnerschappen

N-VA

Inzake voorspelbaarheid van de samenwerking pleiten voor een meerjarige begroting houdt een risico in dat donoren de cijfers tijdens conjunctureel minder goede kwartalen artificieel zullen opsmukken door extra schuldkwijtscheldingen, studiebeurzen enz. Daarnaast ontneemt dit de donoren ook van de mogelijkheid om corrigerend op te treden wanneer hulp verkeerd wordt aangewend of er massale schendingen zijn van de mensenrechten.

Inzake versnippering moeten de donorwezen in kaart worden gebracht binnen DAC.

Inzake landensystemen : donoren moeten zich aanpassen aan de instellingen van de partners, maar dit mag niet inhouden dat niet-nationale overheden (deelstaten, lokale actoren) geen rechtstreekse toegang meer kunnen hebben tot de partners. De institutionele context binnen de donorlanden moet worden gerespecteerd.

cdH

Alle EU-lidstaten zouden moeten deelnemen aan het internationale initiatief voor meer transparantie van de steun. Als slechts negen lidstaten dit doen, is het voornemen van de EU om een « sterk politiek signaal op het vlak van transparantie » te geven niet erg geloofwaardig.

sp.a — PS

Er is nood aan een volledige implementatie van de beloftes gemaakt in Parijs en Accra voor bindende engagementen met de hoogste standaarden van openheid en transparantie voor het vrijgeven van informatie over hulpstromen naar ontvangende overheden, parlement, maatschappelijk middenveld en burgers, zodat burgers hun overheden ter verantwoording kunnen roepen. Er moet één bindend systeem komen waarachter alle donoren zich kunnen scharen. Toegankelijke relevante informatie houdt in dat ook informatie over toekomstige bestedingen wordt gegarandeerd, tot op niveau van projecten en programma's. Tot op ditzelfde niveau moeten ook historische data worden vrijgegeven en dit zo vroeg mogelijk (uiterlijk april van het volgende jaar). Er dient ook transparantie te zijn over de nog gebruikte beleidsvoorwaarden, zoals ook opgenomen in de Accra Agenda voor Actie.

MR

De resultaten inzake transparantie en voorwaardelijkheid zijn zwak; transparantie en voorwaardelijkheid zijn nochtans basisvoorwaarden voor de doeltreffendheid van de steun. De controleorganismen van ontwikkelingslanden moeten dus worden versterkt.

c) Verantwoordelijkheid voor de resultaten

N-VA

Verantwoording van de middelen en resultaten bij donorlanden en partnerlanden moeten ook overgemaakt worden en besproken worden in de parlementen van respectievelijk de donoren en de partners.

sp.a — PS

Om vooruitgang te boeken is er een duidelijke definitie nodig van resultaten voor ontwikkeling. De resultaten moeten worden gedefinieerd op basis van de graad van armoede-uitroeiing, de aanpak van sociale en gendergelijkheid, het garanderen van waardig werk, een duurzaam milieu, democratische besluitvorming, mensenrechten en rechtvaardigheid. Ontwikkelingsresultaten moeten niet alleen lokaal worden vastgelegd en de interne diversiteit en context reflecteren, maar tevens de internationaal overeengekomen doelstellingen. Resultaten moeten op lange termijn kwalitatieve en kwantitatieve positieve impact op samenlevingen hebben. Impact en vooruitgang moeten hierbij centraal staan.

Ontwikkeling kan onmogelijk uitsluitend gebaseerd zijn op groei. Groei is maar een middel. Het houdt bovendien weinig of geen rekening met groeiende ongelijkheid (nogmaals beklemtoond door het recent verschenen rapport van het VN-Ontwikkelingsprogramma) en het belang van het recht op ontwikkeling voor iedereen. Duurzame ontwikkeling waarbij zowel symptomen als oorzaken van armoede en ongelijkheid worden aangepakt is daarom cruciaal. Dit veronderstelt dat democratisch eigenaarschap dé basis is van doeltreffende ontwikkeling. Door het garanderen en ondersteunen van democratisch eigenaarschap wordt een rechtenbenadering verzekerd. Deze finaliteit mag in Busan niet op de helling worden gezet ten voordele van het breed onderschrijven van het akkoord.

MR

Niet vervallen in de eis tot meer resultaten op korte termijn (probleem voor een goede tenuitvoerlegging van het programma van Accra).

Duidelijke en meetbare doelstellingen met een strak tijdschema bepalen.

d) Landen in een kwetsbare positie

cdH

In deze landen zijn de instellingen zwak en ondoeltreffend, en ontbreekt het de openbare sector aan daadkracht. Het risico is dus groot dat de Staat door de bevolking niet meer als legitiem wordt beschouwd. Hulp mag niet bijdragen tot de totstandkoming van parallelle structuren, die de staatsstructuren nog meer zouden aantasten.

sp.a — PS

Eigenaarschap in fragiele Staten mag niet beperkt worden tot de versterking van de Staat. Het is belangrijk dat het focust op de versterking van een breed scala aan actoren, zeker de meest kwetsbaren en armen en dat deze volwaardig worden betrokken en dat democratisch eigenaarschap ook in deze moeilijk contexten wordt gestimuleerd. Een « enabling environment » voor organisaties van het maatschappelijk middenveld in fragiele Staten staat hoog op de agenda.

Belangrijk is het herbevestiging van de specifieke principes voor doeltreffendheid van fragiele staten. Ondanks de complexe context, moet er uit gegaan worden van de overtuiging dat hulp kan bijdragen tot vrede indien ze conflictgevoelig is, mensen centraal stelt, inclusief is en een visie heeft op de lange termijn. België moet, als actieve donor in fragiele Staten, in Busan ijveren voor de erkenning van de Monrovia doelstellingen over vrede- en staatsopbouw en hieraan concrete acties koppelen. Dit proces moet verder gezet worden via een inclusieve en participatieve dialoog.

Niet enkel inzetten op technische versterking in fragiele Staten maar ook op gevoelige zaken zoals goed democratisch bestuur en het versterken van democratische structuren. De uitbouw van nationale systemen vraagt soms een andere en meer flexibele aanpak, een realistische timing en een focus op een mix van resultaten, ook op de lange termijn. Dit veronderstelt een stevige aanwezigheid op het terrein.

MR

Helpen bij fiscale hervormingen/doeltreffend en eerlijk belastingsysteem

Internationale coördinatie om te voorkomen dat er een kloof ontstaat tussen landen die een voorkeurbehandeling genieten en landen die van steun verstoken blijven.

Aandringen op concentratie van de steun, aangezien dit 75 % van de tekorten van de MDG vertegenwoordigt.

2. DE BEGINSELEN VAN DE DOELTREFFENDHEID VAN DE STEUN UITBREIDEN NAAR ANDERE BRONNEN VAN ONTWIKKELINGSFINANCIERING EN ANDERE ACTOREN

a) Rol van de opkomende economieën en Zuid-Zuid-samenwerking

N-VA

Er moet ook duidelijk in kaart worden gebracht welke « Zuid-Zuid-samenwerking » effectief als ODA zou kunnen worden beschreven en welke niet, omdat ze eerder economische of zelfs politieke doelen dienen in plaats van ontwikkeling.

cdH

De mededeling van de Europese Commissie vermeldt de opkomst van andere donorlanden als China, India en Brazilië, maar geeft niet aan hoe een algemene samenhang kan worden bereikt om de steun efficiënter te maken. ODA zelf, bijvoorbeeld, wordt heel anders gedefinieerd in DAC-landen dan in opkomende landen.

sp.a — PS

De dialoog met opkomende donoren moet versterkt worden, maar dit mag niet betekenen dat de oorspronkelijk gemaakte beloftes over de kwaliteit van hulp (Parijs en Accra) verwateren. Uit de discussies blijkt nu al dat met landen als China rond de tafel engagementen over transparantie eerder afgezwakt dan wel versterkt worden.

De beste manier voor OESO-DAC donoren om andere ontwikkelingsactoren aan te zetten ook de uitdagingen over doeltreffendheid van hulp aan te pakken, is de herbevestiging van de gemaakte beloftes en een doelgerichte aanpak om de beloftes ook daadwerkelijk in de praktijk om te zetten.

MR

De nieuwe publieke en privédonoren in de mechanismen van de DAC opnemen.

De beginselen van de verklaring van Parijs op hen van toepassing maken.

Bevorderen van Zuid-Zuid samenwerking binnen regionale kaders.

b) Maatschappelijke organisaties, lokale overheden en particuliere stichtingen

cdH

De mededeling maakt terecht gewag van de noodzaak om maatschappelijke organisaties verantwoordelijk te maken voor de steun, rekening houdend met onder meer de gelijkheid van mannen en vrouwen en de status van de vrouw. In vele landen leidt dit tot een versterking van de democratische instellingen en tot beter bestuur. De mededeling houdt hiermee geen rekening.

sp.a — PS

Er is nood aan een « enabling environment » voor het maatschappelijk middenveld en kwetsbare groepen, zodat ze hun rol als essentiële en autonome ontwikkelingsactor kunnen waarmaken in het kader van eigenaarschap en wederzijdse verantwoording. Speciale aandacht moet uitgaan naar gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen.

De regering moet er zich toe verbinden het parlement en het brede middenveld regelmatig te informeren over de voorbereidingen van het 4e High Level Forum, evenals over de resultaten en de opvolging ervan.

MR

Deze instellingen versterken om het ontwikkelingsbeleid in het democratisch proces op te nemen.

Zij moeten meer optreden op het vlak van begeleiding en controle van de tenuitvoerlegging.

De nadruk leggen op een grotere erkenning van hun rol in de ontwikkeling van hun land.

c) Samenwerking met particuliere commerciële bedrijven

N-VA

Het bevorderen van publiek-private samenwerking is zeker een goede zaak, maar dit moet wel voldoende gecontroleerd kunnen worden door de bevoegde instanties in zowel donor als partnerland, niet in het minst de parlementen en rekenhoven.

cdH

De samenwerking met particuliere commerciële bedrijven is niet heel duidelijk en het ontbreekt aan concrete ideeën over de uitvoering ervan. ODA ten gunste van particuliere commerciële bedrijven moet voldoen aan de bestaande criteria die zijn opgenomen in de verklaring van Parijs en het Accra-programma. Deze steun moet ook gebruikt worden met inachtneming van de rechten van de mens, de sociale rechten en de milieurechten. Ook de manier waarop de steun wordt geëvalueerd, moet worden vermeld.

sp.a — PS

We zien een toenemend aandeel van hulpstromen ter ondersteuning van de privésector en deze krijgen een steeds prominentere rol toebedeeld binnen het ontwikkelingsdebat en beleid. Volgende elementen moeten daarom in acht worden genomen :

— de ODA-stromen die naar de private (for-profit) sector gaan, moeten voldoen aan de principes van de Verklaring van Parijs;

— lokale ondernemingen moeten voorrang krijgen op filialen van multinationale ondernemingen. Ze dragen immers meer bij tot de ontwikkeling van de lokale economie en de lokale bevolking;

— de rol van de private (for-profit) sector in ontwikkeling en economische groei, moet (internationaal en nationaal) gereguleerd worden om garanties te bieden met betrekking tot respect voor sociale en ecologische normen en financiële transparantie;

— het gebruik van belastingparadijzen en andere offshore centra's moet verboden worden voor de overdracht van fondsen. Gebruik van deze kanalen verhoogt het risico dat de investeringen (via ODA) die zouden moeten dienen om de lokale economie te versterken via een of andere vorm van kapitaalvlucht verdwijnen;

— er moet een maximale transparantie zijn wat betreft de hulpstromen. Er moet daarbij duidelijkheid bestaan over de eindbestemming van fondsen. Het commercieel geheim mag geen argument zijn om transparantie te beperken.

MR

Donoren moeten lokale en regionale openbare markten bevorderen.

De lokale economische capaciteiten benutten/versterken.

Aansporen tot het realiseren van de MDG (bijvoorbeeld scheppen van rijkdom door KMO's).

d) Financiering van internationale klimaatveranderingsmaatregelen als onderdeel van officiële ontwikkelingshulp

cdH

Het betreft hier niet alleen de financiering zelf, maar ook het overdragen van de nodige technologie om het hoofd te bieden aan de klimaatverandering, wat het ontwikkelingsproces moet bevorderen.

sp.a — PS

Doeltreffendheidsprincipes zijn ook van toepassing zouden moeten zijn op andere geldstromen dan ODA, zoals bijvoorbeeld de klimaatfinanciering. Maar klimaat, evenals ook andere mondiale collectieve goederen zoals veiligheid, moeten via bijkomende geldstromen gefinancierd worden en niet via de officiële ontwikkelingshulp.

3. TOEKOMSTIG GOED BEHEER VAN EN TOEZICHT OP DE DOELTREFFENDHEID VAN DE STEUN

cdH

Parlementen en het maatschappelijk middenveld van zowel de donorlanden als de begunstigde landen moeten meer democratische controle kunnen uitoefenen zodat een grotere transparantie wordt bereikt, en de eigen verantwoordelijkheid van de landen van het Zuiden voor de steun moet worden versterkt.

De mogelijke spanning tussen ontwikkeling en democratie moet ook worden opgenomen.

De Europese Commissie wil het aantal indicatoren verminderen, wat nadelig kan zijn voor het toezicht op de doeltreffendheid van de steun. Verschillende NGO's voor ontwikkeling hebben kritiek geuit op dit punt.

Het genderperspectief is nagenoeg afwezig, wat slechts negatieve gevolgen kan hebben voor de impact van de ontwikkelingshulp.

sp.a — PS

Belangrijk dat er in Busan al concrete engagementen worden opgenomen, want dit is momenteel problematisch. Het blijft allemaal te vaag bij het benadrukken van het feit dat de EU zich moet engageren om van Busan een succes te maken. Er moet gepleit worden voor een ambitieuze en politieke overeenkomst met concrete en in de tijd gebonden engagementen op vlak van doeltreffende hulp :

— door een integrale herbevestiging van de eerder gemaakte beloftes (de Verklaring van Parijs en de Accra Agenda voor Actie);

— door prioritaire aandacht te geven aan die elementen waaraan in het verleden verzuimd werd zoals democratisch eigenaarschap, wederzijdse verantwoordelijkheid, gendergelijkheid, ontbinden van hulp, transparantie, voorspelbaarheid, het gebruik van nationale systemen en lokale aanbestedingssystemen en het einde van conditionaliteit;

— door een onafhankelijk, transparant en inclusief monitoringsproces van de implementatie van zowel eerder gemaakte overeenkomsten over doeltreffende hulp als de overeenkomst in Busan en dit op lokaal en globaal niveau.