5-1199/1 | 5-1199/1 |
27 JULI 2011
In tegenstelling tot bij de bedienden is de eerste ziektedag van de arbeiders nog altijd niet begrepen in het gewaarborgd loon in geval van arbeidsongeschiktheid. Het gaat om een overblijfsel van een achterhaalde stigmatisering van de handarbeiders die dateert van de 19e eeuw, terwijl het doel van de carensdag, namelijk ziekteverzuim tegengaan, perfect kan worden bereikt door de bestaande regels betreffende de arbeidsongeschiktheid toe te passen.
De carensdag is in deze context één van de meest onduldbare vormen van discriminatie tussen het statuut van de arbeiders en dat van de bedienden. In dat verband heeft het Grondwettelijk Hof in het verleden al het discriminerende karakter van het onderscheid tussen beide statuten onderstreept (1) . Aangezien er hiervoor geen objectieve en redelijke verantwoording is, moet deze discriminatie daarom verdwijnen, zoals af en toe in de praktijk al het geval is.
Helaas hebben de maatregelen die bij de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord zijn getroffen, alleen maar het arbeidersstatuut op het vlak van de ontslagregeling kunnen verbeteren. Om de carensdag bij de arbeiders af te schaffen, werd in de wet echter niets bepaald. Een gemiste kans ! De sociale gesprekspartners hebben in het verleden nochtans herhaaldelijk aangegeven dat de afschaffing van de carensdag een van de eerste stappen moet zijn in de harmonisering van het statuut van de arbeiders en dat van de bedienden. Het initiële ontwerp van interprofessioneel akkoord 2011-2012 tussen de sociale partners voorzag trouwens in de afschaffing van de carensdag tegen 2014.
Talrijke paritaire comités hebben trouwens al collectieve arbeidsovereenkomsten (cao's) gesloten die de carensdag afschaffen of het aantal dergelijke dagen beperken. Dat is bijvoorbeeld het geval in de heel belangrijke sectoren zoals de chemie en de metaal. Meer algemeen zijn er vijfendertig paritaire comités die aldus een collectieve arbeidsovereenkomst hebben gesloten die voorziet in de onvoorwaardelijke afschaffing van de carensdag en zeventien die een collectieve arbeidsovereenkomst hebben gesloten die voorziet in de afschaffing van de carensdag op bepaalde voorwaarden (een minimale anciënniteit in het bedrijf kan bijvoorbeeld vereist zijn).
Tegen die achtergrond kunnen de financiële kosten dus niet worden aangevoerd als beletsel voor de aanneming van dit wetsvoorstel tot afschaffing van de carensdag.
Die afschaffing is integendeel een belangrijke symbolische daad en een wettelijk regeling, die van dien aard is dat ze bijdraagt tot een betere werking van onze economie via een herwonnen sociale vrede, en zet een verdere stap op de weg naar de verbetering van het arbeidersstatuut en de harmonisering van de statuten van arbeiders en bedienden.
Jacky MORAEL. | |
Cécile THIBAUT. | |
Mieke VOGELS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 52, § 1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 oktober 1986, worden het tweede, derde en vierde lid opgeheven.
13 juli 2011.
Jacky MORAEL. | |
Cécile THIBAUT. | |
Mieke VOGELS. |
(1) Zie arrest nr. 56/93 van het Grondwettelijk Hof van 8 juli 1993 en advies nr. 49 323/1 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State van 28 februari 2011.