5-1126/1

5-1126/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

28 JUNI 2011


Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 796 en 797 van het Gerechtelijk Wetboek, met het oog op het vereenvoudigen van de procedure betreffende de verbetering van de vonnissen

(Ingediend door mevrouw Christine Defraigne c.s.)


TOELICHTING


De procedure betreffende de verbetering van de vonnissen staat beschreven in de artikelen 793 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

In artikel 793 wordt het volgende bepaald : « De rechter die een onduidelijke of dubbelzinnige beslissing heeft gewezen, kan die uitleggen, zonder evenwel de daarin bevestigde rechten uit te breiden, te beperken of te wijzigen. »

Het volgende artikel bepaalt : « De rechter kan de verschrijvingen of misrekeningen die in een door hem gewezen beslissing voorkomen, verbeteren, zonder evenwel de daarin bevestigde rechten uit te breiden, te beperken of te wijzigen. »

De artikelen 796 en 797 van het Gerechtelijk Wetboek stellen dan weer : « De vorderingen tot uitlegging of verbetering worden, ingeval de partijen het eens zijn, ingeleid volgens de regels van de vrijwillige verschijning, of anders in de gewone vorm van dagvaardingen », en : « Uitlegging en verbetering kunnen niet ambtshalve geschieden ».

Indien er geen akkoord is van de partijen, is er dus een nieuwe dagvaarding nodig en in de procedures op verzoekschrift zonder optreden van een advocaat moet het openbaar ministerie zich gelasten met het inleiden van de procedure.

Een dergelijk zwaar formalisme leidt tot een aanzienlijk verlies van tijd en energie.

Bovendien draagt de Staat de kosten die voortvloeien uit deze bijkomende procedure.

De verenigde advies- en onderzoekscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie ontving een klacht betreffende een vertraging, zowel door toedoen van de griffie als van het parket, in de behandeling van een verzoekschrift tot verbetering van een verschrijving in een vonnis.

De naam van een geadopteerd kind werd verkeerd gespeld in de beslissing, waardoor de adoptant genoodzaakt was de rechtbank een verbeterend vonnis te vragen met het oog op de overschrijving bij de burgerlijke stand.

De Commissie verklaarde de klacht gegrond en heeft zich, bij uitbreiding, gebogen over de logheid van de procedures tot verbetering van een verschrijving.

Er is op 20 mei 2010 een aanbeveling gepubliceerd betreffende de verbetering van de vonnissen, met nummer 2010/2.

De Commissie is hierin van mening dat « het formalisme opgelegd door de voornoemde artikelen 796 en 797 van het Gerechtelijk Wetboek complicaties en nutteloze uitgaven inhoudt voor de partijen » (1) .

De Commissie beveelt dus een wijziging aan teneinde de nadelen verbonden aan de huidige procedure te beperken.

Zij is voorstander van de oplossing vervat in artikel 1702bis, 2., van het Gerechtelijk Wetboek of in artikel 462 van de Franse Code de procédure civile en wil die in het Gerechtelijk Wetboek invoegen. Tevens wil ze dat de wetgever de artikelen 796 en 797 van het Gerechtelijk Wetboek opheft.

De formule die door artikel 1702bis, 2., van het Gerechtelijk Wetboek op arbitragevlak wordt gebruikt luidt : « Het scheidsgerecht kan uit eigen beweging elke vergissing bedoeld in het eerste lid, a), verbeteren binnen dertig dagen na de datum van de uitspraak ».

Op dezelfde wijze bepaalt artikel 462 van de Franse Code de procédure civile het volgende : « les erreurs et omissions matérielles qui affectent un jugement, même passé en force de chose jugée, peuvent toujours être réparées par la juridiction qui l'a rendu ou par celle à laquelle il est déféré, selon ce que le dossier révèle ou, à défaut, ce que la raison commande. Le juge est saisi par simple requête de l'une des parties, ou par requête commune; il peut aussi se saisir d'office. Le juge statue après avoir entendu les parties ou celles-ci appelées. La décision rectificative est mentionnée sur la minute et sur les expéditions du jugement. Elle est notifiée comme le jugement. Si la décision rectifiée est passée en force de chose jugée, la décision rectificative ne peut être attaquée que par la voie du recours en cassation ».

Een soortgelijke oplossing werd trouwens reeds voorop gesteld door de heren Erdman et De Leval (2) . Volgens hen is de arbitrage interessant « omdat artikel 1708 het scheidsgerecht toelaat zijn uitspraak aan te vullen indien het nagelaten heeft om uitspraak te doen over één of meer geschilpunten die kunnen worden gescheiden van die waarover het wel uitspraak deed ».

Zij voeren voorts het volgende aan : « Deze doeltreffende bepaling is bijzonder duidelijk voor een rechtspraak die het overmatig gebruik van rechtsmiddelen vermijdt (…). Bovendien moet het beginsel van de besparing op het niveau van de rechtspleging de aandacht trekken: de toevoeging van een ontbrekend element aan de beslissing, door zijn auteur, kan gebeuren zonder bijzonder formalisme, binnen de kortste termijnen en zonder kosten, wat wordt verklaard door het feit dat het gaat om het herstel van een nalatigheid van de magistraat.  ».

Ook stellen zij dat men zich kan « inspireren op artikel 463 Franse C.P.C. waarvan de eerste zin zegt: « Het rechtscollege dat nalaat uitspraak te doen over één van de punten van de vordering, kan zijn vonnis eveneens aanvullen zonder nadeel voor de kracht van gewijsde van de andere punten, onverminderd het herstel, indien nodig, van de juiste uiteenzetting van de respectieve vorderingen van de partijen en van hun 258 middelen » (3) . Bovendien gebiedt de gelijkheid tussen de partijen dat diezelfde regel, in omgekeerde richting — zoals artikel 464 van het Franse C.P.C. bepaalt — van toepassing is « indien de rechter uitspraak deed over niet gevorderde zaken of indien hij meer toekende dan er werd gevraagd. » ».

Volgens de auteurs zouden deze bepalingen de artikelen 793 tot 801 van het Gerechtelijk Wetboek « op nuttige wijze » kunnen aanvullen.

Zij vinden het ook « interessant te wijzen op het feit dat artikel 1702 bis/2 van het Gerechtelijk Wetboek (art. 10 L. 19 mei 1998) het scheidsgerecht toelaat om elke fout bedoeld in lid 1 van dezelfde bepaling uit eigen beweging te verbeteren (wat kosten en formalisme vermijdt) ».

Deze auteurs stellen dus voor om een procedure in te voeren zoals voor de verbetering, aangezien uitlegging en verbetering op dit moment niet ambtshalve kunnen geschieden (zie art. 797 van het Gerechtelijk Wetboek).

De indienster van dit voorstel wil dus dat men zich baseert op de aanbeveling van de Verenigde Advies-en onderzoekscommissie van de Hoge Raad voor de justitie, alsook op de mening van de heren Erdman en De Leval, als hierboven beschreven, om het huidige, te zware formalisme van de procedure tot verbetering van de vonnissen te verlichten.

Christine DEFRAIGNE.
Sabine de BETHUNE.
Hassan BOUSETTA.
Martine TAELMAN.
Zakia KHATTABI.
Guy SWENNEN.
François DELPÉRÉE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 796 van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen als volgt : « De vorderingen tot uitlegging of verbetering worden ingeleid bij eenvoudig verzoekschrift van een der partijen of bij gemeenschappelijk verzoekschrift ».

Art. 3

In artikel 797 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « kunnen niet ambtshalve geschieden » vervangen door de woorden « kunnen ambtshalve geschieden ».

26 januari 2011.

Christine DEFRAIGNE.
Sabine de BETHUNE.
Hassan BOUSETTA.
Martine TAELMAN.
Zakia KHATTABI.
Guy SWENNEN.
François DELPÉRÉE.

(1) Zie Verenigde advies- en onderzoekscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie, aanbeveling nr. 2010/2 van 20 mei 2010 betreffende de verbetering van de vonnissen.

(2) Zie : Justitiedialogen, 2004, blz. 257-258.

(3) Suggestie weerhouden in het werk : Dire le droit et être compris, Association syndicale des magistrats, Creadif et Bruylant, 2003, p. 87.