5-1107/1 | 5-1107/1 |
21 JUNI 2011
Dit voorstel van bijzondere wet neemt, in aangepaste vorm, de tekst over van een voorstel dat reeds op 24 september 2007 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-196/1 - 2006/2007).
De vestiging en de inplanting van grootschalige detailhandel omvat diverse reglementeringen. Tevens dienen er talrijke vergunningen afgeleverd te worden. Enerzijds is er de stedenbouwkundige vergunning (gekoppeld aan een eventuele milieuvergunning) en anderzijds de socio-economische vergunning. De eerste kadert binnen de ruimtelijke ordening die tot de gewestbevoegdheden behoort. De reglementering van de tweede situeert zich dan weer binnen de federale bevoegdheden.
De Unie van zelfstandige ondernemers (UNIZO) is reeds geruime tijd van oordeel dat beide vergunningen dienen gekoppeld te worden aan elkaar. « Dit moet een hefboom bieden voor een vereenvoudiging en een objectivering van de vergunningsprocedures. Bovendien moet dit toelaten het handelsvestigingsbeleid te koppelen aan een kernversterkend beleid en een beleid ter ondersteuning van buurtwinkels die nu ook al een gewestbevoegdheid zijn. », stelde de organisatie reeds in 2006 (1) . UNIZO pleit dan ook voor een regionalisering van de wet op de handelsvestigingen. De spreiding van de bevoegdheden voor de grootschalige detailhandel kan een beletsel zijn voor het voeren van een coherent beleid. Doordat de reglementering op de socio-economische vergunning voor de eigenlijke vestiging van grootschalige winkels op het federale niveau ligt, kunnen de gewesten geen globaal winkelvestigingsbeleid ontwikkelen en blijven de diverse procedures en vergunningen onderling niet op elkaar afgestemd.
In januari 2011 stelde UNIZO opnieuw de zaak scherp en poneerde dat de Vlaamse overheid aandacht moet hebben voor de vele handelslocaties die voor winkeliers te duur zijn geworden. « Zij mogen geenszins de speelbal worden van projectontwikkelaars. In die zin moet er een handelspandenfonds komen waarop gemeenten kunnen steunen voor de aankoop van panden. Zo moeten steden en gemeenten meer slagkracht krijgen in het pandenbeleid van hun gemeente. Ten slotte is ook de regionalisering van de IKEA-wet een UNIZO-prioriteit. De ondernemersorganisatie hoopt zo de stedenbouwkundige vergunning en de socio-economische vergunning, noodzakelijk voor het starten van een winkel, te koppelen. Nu zijn die nog los van elkaar en dat zorgt voor inefficiëntie en tijdsverlies. »
En nog : « UNIZO vindt het goed dat de Vlaamse regering niet wacht op de regionalisering van de IKEA-wet, maar nu reeds haar eigen verantwoordelijkheid neemt inzake de planning van winkelvestigingen in Vlaanderen. De omzendbrief moet de lokale overheden een eerste aanzet geven om de kernversterkende winkelvisie om te zetten in een concreet vestigingsbeleid. »
Kortom, de regionalisering biedt het voordeel van meer homogene bevoegdheden en de vereenvoudiging en objectivering van het vergunningsbeleid.
Anke VAN DERMEERSCH. | |
Filip DEWINTER. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 6º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 16 juli 1993, wordt aangevuld als volgt :
« en handelsvestigingsbeleid. »
Art. 3
Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand na die waarin hij is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
14 juni 2011.
Anke VAN DERMEERSCH. | |
Filip DEWINTER. |
(1) « Van IKEA-wet naar Discount-wet ». Een jaar nieuwe wet handelsvestigingen : Analyse en UNIZO-voorstellen, UNIZO-Studiedienst, 25 april 2006.