5-896/1

5-896/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

24 MAART 2011


Voorstel van resolutie ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking

(Ingediend door mevrouw Sabine de Bethune c.s.)


TOELICHTING


Wereldwijd leven momenteel ongeveer 100 tot 140 miljoen vrouwen en meisjes met de gevolgen van vrouwelijke genitale verminking (VGV). In Afrika alleen al zijn er rond de 90 miljoen meisjes van negen jaar en ouder die slachtoffer zijn van VGV. Naar schatting 3 miljoen meisjes lopen elk jaar kans om slachtoffer te worden van deze schadelijke praktijk (1) . Vrouwelijke genitale verminking is in de meeste gevallen een onherstelbaar, onomkeerbaar misbruik dat de rechten van vrouwen en meisjes op grove wijze schendt. Het is een duidelijk probleem in verschillende Afrikaanse landen en in enkele Aziatische landen, maar ook in Europa is het een groter wordend probleem bij de diaspora uit de betreffende landen.

Naast de verschillende internationale verdragen en resoluties die vrouwelijke genitale verminking veroordelen en verbieden, worden er ook verschillende concrete acties ondernomen om de praktijk van vrouwelijke genitale verminking uit te bannen.

In 2008 werd er door de verschillende instellingen van de Verenigde Naties een gezamenlijke verklaring over VGV gepubliceerd. Kort daarop lanceerde UNICEF en UNFPA hun gezamenlijk programma « Female genital mutilation/cutting : Accelerating change ». Het doel van dit programma is om bij te dragen aan een versnelde afschaffing van VGV, en wel binnen één generatie. Aan het einde van het programma, in 2012, zal er gekeken worden naar behaalde successen in zeventien Afrikaanse landen (2) . Heel concreet werd hiervoor een budget vooropgesteld van 44 miljoen US dollar. Tot nu toe werd er amper 19 miljoen US dollar gestort in dit fonds. Noorwegen Italië, Zwitserland, Luxemburg, Ierland en Oostenrijk hebben tot nu toe bijgedragen. Door deze onderfinanciering kunnen er slechts in twaalf van de zeventien prioritaire landen acties ondersteund worden en zal de doelstelling tegen 2012 niet gehaald worden.

Aangezien vrouwelijke genitale verminking een onherstelbaar trauma veroorzaakt, is preventie uiterst belangrijk. Het creëren van meer bewustzijn vanuit een « community based approach » is daarbij essentieel. De civiele maatschappij, de traditionele chefs en religieuze leiders, vrouwen- en jeugdbewegingen, onderwijzend en verzorgend personeel en lokale overheden moeten bij het opstellen en uitvoeren van programma's en acties betrokken worden om tot resultaat te komen.

Men weet hoe men deze schadelijke praktijk kan uitroeien. Vandaag ontbreekt het echter aan politieke wil en financiële middelen om de daad bij het woord te voegen. AWEPA, het netwerk van Europese parlementairen voor Afrika, roept in haar « Brussels Conference Conclusions » van 22 maart 2010 naar aanleiding van het seminarie « Geweld op vrouwen in Afrika » de regeringen en parlementen van de donorlanden op om zich in te zetten voor een wereldwijde uitroeiing van vrouwelijke genitale verminking.

Naar aanleiding van de internationale dag tegen vrouwelijke genitale verminking op 6 februari willen we alle donorlanden, en onze Belgische regering heel concreet, oproepen om de nodige middelen te verzamelen om dit vreselijke geweld tegen vrouwen en meisjes te stoppen.

Sabine de BETHUNE
Elke SLEURS
Olga ZRIHEN
Richard MILLER
Marleen TEMMERMAN
Nele LIJNEN
Vanessa MATZ.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op de verschillende internationale verdragen die vrouwelijke genitale verminking veroordelen en die de juridische basis vormen voor het stoppen van deze praktijken, met name de Universele Verklaring van de rechten van de mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind, het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Afrikaans Charter inzake de rechten van de mens en de volken, het Afrikaans Charter inzake de rechten en het welzijn van het kind;

B. gelet op het Protocol van Maputo dat op 11 juli 2003 werd ondertekend door drieënvijftig staatshoofden van de Afrikaanse Unie en waarvan artikel 3 bepaalt dat vrouwelijke genitale verminking moet worden verboden en bestraft, en gelet op het « Maputo Plan of Action on Sexual and Reproductive Health and Rights » (22 september 2006);

C. gelet op de resoluties van de Verenigde Naties (VN) 56/128 van 19 december 2001, 58/156 van 22 december 2003 en 60/141 van 16 december 2005 die vrouwelijke genitale verminking verbieden;

D. gelet op resolutie 2003/28 van de VN-Commissie voor de rechten van de mens van 22 april 2003, waarin 6 februari wordt uitgeroepen tot Werelddag van « nultolerantie » tegen vrouwelijke genitale verminking;

E. gelet op de resolutie (2008/2071(INI)) van het Europees Parlement die pleit voor een alomvattende Europese strategie en actieprogramma's om vrouwelijke genitale verminking in de Europese Unie en in de partnerlanden uit te bannen;

F. gelet op de resolutie 1765 (2010)1 van de Raad van Europa die bijzondere aandacht vraagt voor gendergerelateerde asielaanvragen en gelet op het ontwerp van Verdrag van het ad hoc Comité ter preventie en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld van de Raad van Europa (CAHVIO);

G. gelet op het toenemend aantal EU-landen die specifieke strafwetvoorzieningen hebben ontwikkeld rond vrouwelijke genitale verminking;

H. gelet op artikel 29 van de wet van 28 november 2000 dat een artikel 405 toevoegt aan de Belgische strafwet ter bestraffing van hij die eender welke vorm van verminking van de genitaliën van een persoon van het vrouwelijke geslacht bevordert, met of zonder haar toestemming, wordt gestraft met een gevangenisstraf van drie tot vijf jaar. Poging is eveneens strafbaar;

I. gelet op het werk in de Senaat, meer specifiek verwijzende naar de resoluties (3-523/2 - 2003/2004) en (4-533/6 - 2008/2009) inzake de bestrijding van vrouwelijke genitale verminking;

J. gelet op de studie van het Instituut voor tropische geneeskunde over de prevalentie van en het risico op vrouwelijke genitale verminking in België (2010) waaruit blijkt dat er in ons land 6 260 besneden meisjes en vrouwen leven en 1 975 meisjes risico lopen;

K. gelet op het Nationaal actieplan (2010-2014) ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld zoals vrouwelijke genitale verminking waarin concrete engagementen worden opgenomen ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, zowel in België als in de partnerlanden;

L. gelet op het feit dat de Belgische Ontwikkelingssamenwerking op operationeel vlak in het kader van de bilaterale directe samenwerking, geen specifieke acties financiert in de strijd tegen VGV. Ze doet dit wel via financiële bijdragen of politieke steun aan partnerorganisaties van de multilaterale samenwerking in het kader van het beleid inzake gezondheid en seksuele en reproductieve rechten;

M. gelet op de campagne « Female Genital Mutilation/Cutting : Accelerating Change » van UNFPA/UNICEF om in één generatie vrouwelijke genitale verminking de wereld uit te helpen. Meer specifiek moet tegen 2012 in zeventien landen VGV uitgeroeid zijn. Drie van deze zeventien landen zijn een partnerland van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, met name Senegal, Mali en Uganda. Het Trustfund dat hiervoor werd opgericht is ondergefinancierd en België draagt hiervoor tot nu toe niet bij;

N. gelet op de campagne van Amnesty International « End FGM » in Europa die pleit voor een gezamenlijke Europese strategie ter uitbanning van vrouwelijke genitale verminking;

O. gelet op de AWEPA Brussels Conference Conclusions van 22 oktober 2010 aangenomen tijdens de conferentie « Naar een parlementaire strategie voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in Afrika — parlementaire inspanningen om het geweld tegen vrouwen en meisjes in Afrika te beëindigen » in het kader van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie;

P. overwegende dat volgens cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wereldwijd ongeveer 100 tot 140 miljoen vrouwen en meisjes leven met de gevolgen van vrouwelijke genitale verminking. En naar schatting 3 miljoen meisjes lopen elk jaar kans om slachtoffer te worden van deze schadelijke praktijk;

Q. overwegende dat deze praktijken wijdverbreid zijn in ten minste achtentwintig Afrikaanse landen en een aantal Aziatische landen;

R. overwegende dat in Europa elk jaar ongeveer 180 000 migrantenvrouwen genitaal verminkt worden of het risico lopen hiervan het slachtoffer te worden;

S. overwegende dat elke vorm van vrouwelijke genitale verminking een ernstige vorm van geweld is tegen vrouwen en meisjes en een flagrante schending is van hun fundamentele rechten, inzonderheid het recht op leven, het recht op fysieke en mentale integriteit, het recht op de hoogst mogelijke standaard van gezondheid, het recht om vrij te zijn van discriminatie en geweld en de rechten van het kind,

Vraagt de regering :

1. vanuit een mensenrechtenperspectief en internationale solidariteit een beleidsprioriteit te maken van de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking wereldwijd;

2. zich aan te sluiten bij het wereldwijde UNFPA en UNICEF programma « Female Genital Mutilation/Cutting : Accelerating Change » om vrouwelijke genitale verminking in één generatie de wereld uit te helpen door in het bijzonder financieel bij te dragen tot dit Trust fund vanaf de begroting 2011;

3. de uitbanning van vrouwelijke genitale verminking als prioriteit voorop te stellen in het kader van haar bilaterale samenwerking met alle betrokken partnerlanden;

4. op Europees niveau te pleiten voor een Europese strategie en wettelijk kader ter uitbanning van alle vormen van geweld tegen vrouwen waarin vrouwelijke genitale verminking uitdrukkelijk wordt opgenomen;

5. in voldoende middelen te voorzien om haar engagementen opgenomen in het Nationaal actieplan (2010-2014) ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld waaronder vrouwelijke genitale verminking na te komen;

6. de inspanningen van niet-gouvernementele organisaties (NGO) en organisaties actief op het lokale, nationale, regionale en internationale niveau te ondersteunen;

7. het Parlement jaarlijks op de hoogte te houden van de stand van zaken van de uitvoering van al deze punten.

28 januari 2011.

Sabine de BETHUNE
Elke SLEURS
Olga ZRIHEN
Richard MILLER
Marleen TEMMERMAN
Nele LIJNEN
Vanessa MATZ.

(1) Verenigde Naties, resolution 52/2 E/CN.6/2008/L.2/Rev.1.

(2) Burkina Faso, Djibouti, Egypte, Eritrea, Ethiopië, Gambia, Ghana, Guinee, Guinee Bissau, Kenia, Mali, Mauritanie, Senegal, Somalie, Soedan, Tanzania and Oeganda.