5-29/4

5-29/4

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

22 MAART 2011


Voorstel van resolutie ter oprichting van een nationale publiek toegankelijke databank voor gestolen kunst en antiek


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN EN VOOR DE ADMINISTRATIEVE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

DE HEER CLAES


I. INLEIDING

Dit voorstel van resolutie werd in de Senaat ingediend op 16 augustus 2010 en naar de commissie verzonden op 12 oktober 2010.

De commissie heeft dit ontwerp van resolutie besproken tijdens haar vergaderingen van 1, 15 en 22 maart 2011.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER BART TOMMELEIN, AUTEUR VAN HET VOORSTEL VAN RESOLUTIE

De heer Tommelein herinnert er op dat ons land nog steeds niet beschikt over een voor het publiek toegankelijke politiegegevensbank voor gestolen kunst.

Om verzamelaars en kunstliefhebbers beter te beschermen beoogt de resolutie de bestaande databank voor gestolen kunst daadwerkelijk open te stellen voor het publiek om gestolen kunst beter te kunnen opsporen.

Het is duidelijk dat een actuele databank van gestolen kunst kan helpen bij het opsporen van gestolen kunst. Niet alle politiediensten voeren een actief beleid waarbij de lijst van gestolen kunst wordt vergeleken met wat wordt aangeboden op de markt door handelaars en veilinghuizen.

Bovendien zal een dergelijke gegevensbank een preventief effect hebben en kunstdiefstallen ontmoedigen. Als men weet dat iets gestolen is kan het niet verkocht worden en wordt de kans dat de eigenaar zijn gestolen goed terugvindt groter.

Uit overleg met de kunstcel van de politie blijkt dat er reeds een gegevensbank bestaat en dat deze eenvoudig kan opengesteld worden voor het publiek door middel van een spiegelsite.

Dit heeft voor gevolg dat de in de resolutie voorziene oorspronkelijke kostprijs behoorlijk zal dalen. Volgens de kunstcel zou de kostprijs van de spiegelsite een 300 000 euro bedragen in plaats van de geschatte 750 000 euro. De jaarlijkse kostprijs zou verwaarloosbaar worden omdat de gegevensbank reeds bestaat.

Daarom heeft de heer Tommelein een aantal amendementen voorbereidt op de oorspronkelijke tekst van de resolutie.

Tevens stelt hij voor een aantal hoorzittingen te houden met de gespecialiseerde politiediensten.

De heer Tommelein meent dat het openstellen van een dergelijke gegevensbank zal leiden tot een bescherming van het overheids- en particulier kunstpatrimonium. De baten zijn vele malen groter dan de kosten.

De noodzaak om in elke lidstaat van de Europese Unie te beschikken over een gegevensbank van gestolen kunstgoederen was een conclusie van de Europese voorzittersconferentie over de illegale handel in cultuurgoederen van 8 en 9 november 2004 in Amsterdam.

De herkomst van kunst en antiek is nauwelijks controleerbaar. Gestolen kunst van musea en particulieren zal met een gegevensbank beter kunnen worden opgespoord. Roepzalen, handelaars en kopers zullen deze gegevensbank kunnen raadplegen. Ook Interpol heeft baat bij een goed gerunde nationale gegevensbank.

III. ALGEMENE BESPREKING

De heer Moureaux vindt het een interessant voorstel, gelet op het feit dat, nog afgezien van de diefstallen, de markt voor kunst in Brussel bijzonder omvangrijk is. Er bestaat relatief weinig controle op de Belgische markt, wat door andere Europese markten wordt aangeklaagd. Sommige gestolen kunstwerken verdwijnen, soms naar verre landen. Andere kunstwerken worden discreet verkocht door antiquairs. Men kan zich vragen stellen over de wettigheid van deze werken. Het gaat dus wel degelijk om een reëel probleem.

De kosten van een gegevensbank zijn echter niet te onderschatten. Voor de financiering ervan moet men misschien de verschillende mogelijkheden onderzoeken samen met de personen die te maken krijgen met gestolen kunst.

De heer Deprez steunt dit uitstekend initiatief, gelet op de omvang van het probleem. Hij heeft echter enkele bedenkingen. Is er geen gevaar voor overlapping van de gegevensbank met andere bestaande instrumenten ? De directie van de bestrijding van de criminaliteit tegen goederen (DJB) van de Federale Politie beschikt immers reeds over een gegevensbank die wordt beheerd door de dienst ART, die gespecialiseerd is in het bestrijden van kunstdiefstal. Ook Interpol beschikt over een gegevensbank. Is een nationale gegevensbank wel nodig, en volstaat het niet om de gegevens naar Interpol te sturen ?

Bovendien bestaat er ook nog een internationale gegevensbank, « The Art Loss Register », die voortkomt uit een privé-initiatief en heel veel wordt geraadpleegd. De eigenaar van een kunstwerk kan er een diefstal melden, en een kunsthandelaar kan er de herkomst van een kunstwerk nagaan.

Is het oprichten van een nieuwe gegevensbank nog wel gerechtvaardigd, gelet op wat reeds bestaat bij de politie en in de privésector ?

Spreker heeft ook een vraag over punt 2 van het voorstel van resolutie. Is het de bedoeling om alleen gestolen kunstwerken in de gegevensbank op te nemen, of moet het een algemene gegevensbank worden waarbij men aan de mensen vraagt zoveel mogelijk informatie te verstrekken over de werken die in hun bezit zijn ? In dat laatste geval zou men in geval van diefstal alle gekende informatie over het werk kunnen terugvinden en overhevelen naar de lijst van gestolen kunstwerken. Deze optie zou echter veel te duur zijn. Hij wenst dus verduidelijkingen over punt 2 van de resolutie.

De heer Moureaux denkt niet dat de commissie alle kunstwerken wil laten registreren. Dat zou bijna ondoenbaar zijn.

De heer Anciaux vraagt of er een bepaald kwaliteitsonderzoek wordt gedaan over de kunst die in de gegevensbank wordt opgenomen. We moeten er op letten dat een opname in de gegevensbank niet leidt tot het verlenen van een « kwaliteitscertificaat » omdat nogal wat mensen denken dat zij eigenaar van zeer waardevolle stukken, terwijl dit niet het geval is. Mogelijk kan hieraan verholpen worden door te verwijzen naar de expertise die de gemeenschappen hebben op dit vlak.

Hij herinnert er ook aan dat in het verleden heel wat waardevolle kunst uit ons land geroofd is — wij weten ook waar die kunst zich thans bevindt. Wat wordt er gedaan aan kunst die in ons land geroofd is en die zich thans in buitenlandse musea bevindt ? Tegelijk hebben ook wij in onze musea uit het buitenland gestolen kunst.

Als we deze resolutie stemmen dan moet er over worden gewaakt dat een dergelijke databank toegankelijk is voor een zo ruim mogelijk publiek en niet beperkt blijft tot kapitaalkrachtige verzamelaars of handelaars. Onder die voorwaarde is zijn fractie zeker bereid het voorstel van resolutie te ondersteunen.

De heer Claes meent dat het een uitstekend voorstel van resolutie is. De indiener heeft zelf al verklaard dat de kosten beperkter zullen zijn dan oorspronkelijk voorzien. Deze kosten zullen echter door de minister van Binnenlandse Zaken in de begroting moeten worden voorzien.

Hij benadrukt dat het voorstel moet worden bekeken in een Europees perspectief. Het zou goed zijn indien elk Europees land over een dergelijke publiek toegankelijke databank zou beschikken. Deze databanken zouden echter met elkaar in verbinding moeten staan want niets is mobieler dan kunstwerken.

Verder vraagt de heer Claes of er over is nagedacht of een dergelijke databank niet op bezwaren stuit ingevolge de privacywetgeving. Gaat iedereen waarvan een kunstwerk gestolen wordt, wel willen dat het in een dergelijk databank wordt opgenomen ?

De heer Buysse verklaart dat zijn fractie het voorstel van resolutie steunt. Wel ontbreekt volgens hem een verwijzing naar de rol en het overleg met de verzekeringssector.

De heer Moureaux meent dat de cruciale vragen die van het dubbel gebruik van de gegevensbank en van de kosten ervan zijn. Wat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer betreft, is het evident dat een kunstwerk alleen met instemming van de eigenaar in de gegevensbank mag worden opgenomen.

Wat het internationale luik betreft, wijst de heer Tommelein er op dat de kunstcel van de politie zelf vragende partij is. Als zij in een internationale context moeten werken, heeft zij er alle belang dat haar gegevensbank zo nauwkeurig mogelijk is. Als alle landen van de Europese Unie met een gesloten databank werken dan zal de werking nooit optimaal zijn.

Wat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer betreft, wijst de heer Tommelein er op dat er zou worden gewerkt met een spigelsite. Het gaat dus niet over het on line zetten van alle kunstwerken die gestolen zijn maar te werken met een filter. Hiermee komt hij tegemoet aan de opmerking van collega Anciaux over de kwaliteit van wat op de website wordt gezet.

IV. HOORZITTINGEN

A. Uiteenzetting van de heer Janpiet Callens, consultant expert inzake kunstcriminaliteit

De heer Callens wenst kort de voor- en de nadelen te schetsen van een publiek toegankelijke databank voor gestolen kunst en antiek.

De voordelen van een databank voor gestolen kunst en antiek zijn veelvoudig.

Er zullen vooreerst minder diefstallen zijn. Het rechtstreekse gevolg hiervan is ook minder heling. Uit de praktijk blijkt immers dat er zonder heling veel minder kunstdiefstallen zijn omdat de dieven hun goederen niet kwijt raken. Indirect betekent dit ook minder politie-interventies.

Een bijkomend voordeel van een databank is dat het de aankoop te « goeder trouw » of in « due diligence » bevordert. Wanneer een handelaar of een particulier een kunstwerk koopt zal hij moreel verplicht zijn de databank te raadplegen. Als hij dit doet bewijst hij zijn goede trouw bij de aankoop.

Het bestaan van een databank geeft ook argumenten aan de rechters in zaken over heling.

Ten slotte betekent een databank ook een meerwaarde voor de kunstverzekeraars omdat het de « loss ratio » vermindert.

Er zijn echter ook een aantal nadelen aan een databank. Volgens spreker is één van de grote nadelen het feit dat het slachtoffer niet altijd zijn kunstwerken registreert. Met registreren bedoelt hij het nemen van een foto en een degelijke beschrijving van het kunstwerk. Het gebeurt vaak dat de politiediensten, naar aanleiding van een diefstal bij een particulier, zelfs niet over een foto beschikken van het gestolen kunstwerk. Een goede foto is dus van fundamenteel belang om de databank te kunnen voeden.

Het bestaan van een databank zal ook meer verkopen in de grijze zone genereren en de « monkey business » verhogen. Criminelen zullen verplicht worden om de goederen op de zwarte markt te verkopen aangezien het via de databank algemeen geweten is dat het om gestolen kunstwerken gaat. Dat betekent ook dat de prijzen mogelijk kunnen instorten.

Een ander nadeel van de databank is dat het de export van gestolen kunstwerken naar het buitenland zal verhogen om te ontsnappen aan de controle van de databank.

Een databank verhoogt eveneens het aantal obsessionele verzamelaars. Hiermee bedoelt men verzamelaars die een stuk in hun collectie missen en die tot alles bereid zijn om het aan te schaffen, ook via diefstal. Het nadeel van obsessionele verzamelaars is dat men het kunstwerk ofwel pas jaren later ofwel nooit terugvindt.

Niet alle handelaars zullen de databank raadplegen : zij moeten immers vaak een snelle beslissing nemen wanneer andere concurrenten in de kunstwerken geïnteresseerd zijn.

De heer Moureaux meent dat de enige echte nadelen van een gegevensbank de grijze zones en de uitvoer zijn. De rest lijkt hem minder belangrijk, aangezien het een realiteit betreft die met of zonder de gegevensbank bestaat.

De heer Tommelein deelt deze mening. Veel aangehaalde nadelen zijn eerder vaststellingen. Het gebrek aan registratie bestaat nu al, zonder databank. Hetzelfde geldt voor de export. De obsessionele handelaars bestaan ook nu al.

Het is niet de bedoeling is om de particulieren of de handelaars te verplichten om gebruik te maken van de databank. Doen zij het evenwel niet, dan speelt hun verantwoordelijkheid in geval van diefstal.

De heer Callens komt terug op een aantal aanbevelingen die nuttig zijn voor het uitwerken van een databank.

Vooreerst suggereert hij dat de databank compatibel is met andere databanken. Het probleem is dat alle politiedatabanken werken met een ander systeem. De compatibiliteit van de systemen is dus een echte noodzaak voor een efficiënte werking.

Een globale aanpak is ook wenselijk. In Frankrijk heeft men bijvoorbeeld de « Livre de police » ingesteld. Dit reglement verplicht de koper (of de heler) om de identiteit van de verkoper te registreren waardoor het goed altijd traceerbaar blijft. Het vermindert op die manier de diefstal en de heling en responsabiliseert ook de koper van het goed.

Men zou ook een sperperiode kunnen invoeren. In Montréal werd beslist dat wanneer een handelaar of brocanteur een stuk koopt, hij drie tot zes maanden moet wachten alvorens het door te verkopen. Dit geeft het slachtoffer van diefstal en de politiediensten meer tijd om onderzoeken te doen.

Voorts suggereert spreker de realisatie van een beschrijvingsstandaard (Object ID).

Privé-verzamelaars en instellingen moeten ook aangezet worden tot registratie en tot gebruik van alerts via de bestaande databanken (bijvoorbeeld, artprice en artvalue). Wanneer er communicatie bestaat tussen de databanken kan een alarm worden gegeven over gestolen goederen.

Men kan ook denken aan de oprichting van een databank over vervalste kunst en een databank over kunstcriminelen (helers, vervalsers, oplichters, witwassers).

Betreffende de concrete aspecten van de nationale databank stelt spreker voor om de organisatie ervan niet in handen van de politie te geven. Hij verwijst naar het voorbeeld van Child Focus, dat op private basis opereert werkt en dankzij zijn snelheid zeer efficient kan optreden.

Het voordeel van een onafhankelijke instelling is dat zij kan beschikken over voltijds personeel, wat bij de politie moeilijk zal zijn aangezien de diefstal van kunstwerken er niet als een prioriteit wordt beschouwd.

Om de kostprijs van de nationale databank te drukken stelt spreker voor om aan te sluiten bij wereldwijde bekende systemen zoals Art Loss Register. Deze privé-databank werd opgericht door de verzekeringssector en een aantal veilinghuizen en functioneert zeer goed. Het beschikt over één wereldwijd systeem.

Ook zou men via de databank een nieuwsbrief kunnen verspreiden naar alle betrokken actoren om de gestolen voorwerpen aan te geven. De handelaars kunnen op die manier alert reageren.

B. Uiteenzetting van de heer Alex Poels, teamchef kunstcriminaliteit, Federale Gerechtelijke Politie van Brussel

De heer Poels, teamchef kunstcriminaliteit van de federale gerechtelijke politie te Brussel, zet uiteen dat zijn eenheid nog de enige politie-eenheid is die in België full-time met kunstcriminaliteit operationeel bezig is.

In principe moet zijn eenheid deze vorm van criminaliteit alleen in het arrondissement Brussel aanpakken, maar omdat zij de enige dienst is die er voltijds mee bezig is, is zij in de praktijk de draaischijf voor allerlei informatie die zij dan zelf behandelt of voor verdere behandeling naar de andere arrondissementen stuurt.

Vroeger, vóór de politiehervorming, waren er in de zevenentwintig arrondissementen contactpersonen of politieagenten die zich voltijds met deze vorm van criminaliteit bezighielden.

Sinds de politiehervorming behoort de kunstcriminaliteit niet langer tot de prioriteiten en wordt er dus veel minder aandacht aan bestaat. Terrorisme is natuurlijk terecht een belangrijker aandachtspunt voor de politie maar hij kan enkel vaststellen dat in Italië 250 politiemensen zich met deze sector bezig houden terwijl er in België slechts drie mensen die opdracht hebben. Als men dan ziet dat volgens persartikelen de kunstmarkt met 52 % is gestegen kan men zich inbeelden dat de ermee verbonden criminaliteit zeker niet in omvang is afgenomen.

Naast deze kleine ploeg zijn er twee personen die zich bezig houden met de reeds bestaande gegevensbank.

Hij is er voorstander van deze bestaande gegevensbank publiek te maken. Dat vergt een zekere investering, zowel inzake personeel als op technisch vlak. Met het huidige personeelsbestand is het onmogelijk deze gegevensbank open te stellen voor het grote publiek.

De huidige gegevensbank is enkel toegankelijk voor de politie maar zelfs binnen de politie heeft bijvoorbeeld zijn team geen rechtstreekse toegang tot deze informatie. Hij ken slechts via de telefoon informatie opvragen over bepaalde kunstvoorwerpen of antiek.

De bestaande gegevensbank moet dus niet alleen voor het publiek worden opengesteld maar ook voor alle politiediensten.

Het dagelijkse politiewerk zou aanzienlijk geholpen worden door het openstellen van deze gegevensbank. Een kunst- of antiekhandelaar zou deze databank kunnen consulteren om na te gaan of een stuk dat hem wordt aangeboden al dan niet gestolen is.

Om die reden is zijn team trouwens overgegaan tot een « Nieuwsbrief » waarin foto's van gestolen waren worden opgenomen. Deze Nieuwsbrief wordt toegestuurd naar een tachtigtal contacten (verkoopzalen, experten, antiekhandelaars, verzekeraars, internationale gegevensbanken..). Om die mailing te verzenden heeft zijn team destijds het akkoord gekregen van de procureur des Konings van Brussel en de directeur van de gerechtelijke politie bij de parketten van Brussel.

Deze Nieuwsbrief heeft geleid tot succesvolle resultaten wat bewijst dat het rondsturen van informatie zeker gunstig kan zijn voor het opsporen van kunstdieven. Alleen al in 2009 werd in drie gevallen de buit gerecupereerd, werden vijf kunstdiefstallen opgelost, werden twee dossiers inzake vervalsingen opgelost, werden vijf oplichters gearresteerd en zijn er verschillende arrestaties verricht.

Het is dus absoluut noodzakelijk om de informatie publiek te maken.

Hoe deze gegevensbank publiek moet worden gemaakt en hoe de informatie waarover men beschikt moet worden meegedeeld is een andere vraag.

De heer Poels is er geen voorstander van om deze gegevensbank over te hevelen naar de privésector en evenmin van een uniforme aanpak.

Hij meent dat het toezicht op wat in de databank wordt opgenomen, de wijze waarop de gegevens worden gefilterd, bij de politie moet blijven. De politie moet bepalen op welke manier de gestolen waren worden gepresenteerd en welke gestolen voorwerpen in de databank worden opgenomen.

Een van de grote nadelen is dat er ook op Europees vlak geen uniforme databanken bestaan, ondanks het feit dat hier al twintig jaar wordt over overlegd.

Interpol beschikt over een databank die door het publiek kan geconsulteerd worden maar deze databank bevat alleen topwerken. De gemiddelde antiekhandelaar zal deze databank echter slechts zelden kunnen gebruiken.

Een laatste opmerking. Er zal altijd verkoop blijven gebeuren in de « grijze zone ». Het openstellen van de databank zal dit echter indijken. De export naar het buitenland is er nu evengoed. De Fransen zeggen dat België een draaischijf is van gestolen kunstvoorwerpen. In zekere zin is dit waar omdat België, alleen al door zijn centrale ligging tussen grote buurlanden, van heel veel een draaischijf is. Het openen van een gegevensbank kan een signaal zijn voor de grote landen om prioriteit te geven aan de handel in gestolen kunst en antiek. Ook in Italië en Frankrijk denkt men trouwens aan het openstellen voor het grote publiek van deze gegevens.

C. Uiteenzetting van de heer Eric Hemeleers, Eeckman Art Insurance

Dit voorstel van resolutie wordt in wereld van de verzekeringen enthousiast onthaald. En met reden, aangezien het om een terugkerende vraag van de verzekeringswereld gaat. Deze boodschap werd doorgegeven tijdens een colloquium dat door de federale politieschool in mei 2009 in Hornu werd gehouden en dat ging over kunstsmokkel in het algemeen.

Dit toont aan dat samenwerking met de politie absoluut noodzakelijk is en dat het bij de verzekeraars die gespecialiseerd zijn in deze tak, dagelijkse kost is.

Spreker komt eerst terug op de algemenere context waarin de verzekeraars willen evolueren. Dit voorstel ligt volledig in die lijn. De thema's van de preventie en dat van de teruggave van kunstwerken nadat ze gevonden zijn, zijn in dit verband essentieel.

Op het vlak van de preventie merkt spreker op dat een verzekeringscontract op zich geen oplossing vormt. Mensen die dit denken zullen op de dag van de vergoeding van het schadegeval teleurgesteld worden. De verzekering dient als een aanvullend gegeven te worden beschouwd, in het kader van een breder beheer van de risico's. Dat wordt dan « risk management » genoemd.

In het bijzondere kader van de verzekering komen de partijen namelijk overeen wat er moet gebeuren als er zich iets voordoet waarvan beide partijen hopen dat het nooit gebeurt. Voorkomen is dan ook altijd beter dan genezen.

Wat het huidige onderwerp betreft, kan de verzekeringswereld een preventieve rol spelen op twee niveaus : preventie van diefstal en preventie van het witwassen van geld, waarvoor kunstwerken vaak worden gebruikt.

Wat de preventie van witwassen betreft, kunnen er veel verbanden worden gelegd tussen het witwassen van geld en de kunstsmokkel. Verzekeringsmaatschappijen worden vaak geraadpleegd in het kader van financiële constructies of van mogelijk authentieke kunstwerken van twijfelachtige oorsprong, die als onderpand worden gebruikt voor een financiële transactie. Het omgekeerde komt nog vaker voor, namelijk dat de verzekeraars wordt gevraagd om verzekeringsattesten uit te schrijven met de verzekerde waarden, voor kunstwerken van authentieke oorsprong maar met een twijfelachtig parcours.

In dit verband dient men te weten dat de verzekeringsmaatschappij of de makelaar, sinds de laatste Europese normen of MiFID-normen zijn uitgevaardigd met betrekking tot de bank- en verzekeringssector, verplicht is de bevoegde overheden op de hoogte te brengen van alle verdenkingen inzake het witwassen van geld. De bedoelde overheden zijn die van de CFI (Cel voor financiële informatieverwerking).

Alvorens zich af te vragen of het te verzekeren werk authentiek of vals is, of het gestolen werd of legaal bezit is, zal de verzekeraar eerst als een « profiler » tewerk gaan en kijken wie hij echt voor zich heeft zitten. Daarbij gaat hij uit van het principe dat de antwoorden op de andere vragen die hij zich vervolgens stelt, automatisch zullen volgen uit zijn psychologische analyse van het risico. Het komt er eigenlijk koudweg op neer dat de verzekeraar weet dat hij mogelijk een bepaald bedrag zal moeten uitbetalen als schadeloosstelling. Of het nu gaat om een kunstwerk, een voorwerp of een gebouw, de verzekeraar zal zijn hele aanpak baseren op de risicobeoordeling.

Wat diefstalpreventie betreft, wijst spreker erop dat een aantal overheidsdiensten, in hun streven om cultuur te verspreiden en te delen, hun musea en culturele instellingen hebben gevraagd om hun collecties online te zetten. Als zij dit niet doen kunnen ze hun subsidies zelfs mislopen. Dit zet de musea en instellingen onder druk. Het heeft ook tot gevolg dat het grote publiek vrijelijk kan kennis nemen van deze informatie.

Het zou even naief zijn te denken dat er bij het publiek alleen mensen zijn met goede bedoelingen, als om te denken dat het allemaal dieven zijn. De waarde van de werken staat online niet vermeld. Toch mag men ervan uitgaan dat iemand die wat kennis heeft uit deze kunstwerken (waarvan sommige als werelderfgoed te boek staan) wel zijn keuze zal kunnen maken.

Het openlijk tonen van publieke collecties waarvan sommige echte kostbaarheden bevatten, zonder tegelijkertijd de veiligheid te hebben verscherpt, lijkt dan ook een beetje op het openen van een « cash and carry » van cultuur binnen onze Belgische instellingen.

We zijn nu in een situatie beland waarbij sommige museumteams zich uit de naad werken om hun collecties snel en goed online te plaatsen en zo subsidies te krijgen, terwijl men in die musea kan binnenwandelen als in een park.

Sommige verantwoordelijken hebben geargumenteerd dat de erkenning van een aantal werken maakt dat ze minder kwestbaar zijn, omdat ze door hun zichtbaarheid minder gemakkelijk versluisd kunnen worden. Spreker deelt die zienswijze niet.

Ten eerste zijn de plaatsen waar die kunstwerken worden tentoongesteld niet echt goed beveiligd. Het gaat vaak om religieuze gebouwen of culturele instellingen die niet over de nodige middelen beschikken.

Vervolgens en zoals het voorstel verduidelijkt, vormen er zich georganiseerde en professionele netwerken op internationaal niveau. Het is duidelijk dat men de uitwisseling van culturele informatie moet steunen, maar niet ongeacht hoe en tegen elke prijs. Indien deze informatie moet worden gedeeld, moet dat kunnen voor degenen die hier echt behoefte aan hebben in het kader van hun studie en/of beroepsactiviteiten : we denken hierbij in het bijzonder aan de wereld van het wetenschappelijk onderzoek.

Hij pleit dus voor een uitwisseling van gegevens, maar met democratische en beveiligde toegang.

De problematiek van de openbaarheid van de werken — zodra ze gestolen zijn — is totaal verschillend. Ze kan duidelijk een retroactief preventief effect hebben, wat aansluit bij de conclusies van het voorstel. De preventie kan dus worden verbeterd door de oprichting van deze databank, maar op welbepaalde voorwaarden.

Het publiek dat echt geïnteresseerd is, is immers potentieel verschillend van het bovengenoemde publiek, de wetenschappelijke wereld. Het voorstel heeft het goed afgelijnd : politieautoriteiten op elk politiek, nationaal, Europees, internationaal niveau enerzijds en kunstprofessionals anderzijds. We denken hier uiteraard in de eerst plaats aan de handelaars, maar ook aan de verzekeraars.

Elk van de genoemde partijen (politie, handelaars, experts, verzekeraars) kan belang hebben bij het project om verschillende redenen. Het spreekt voor zich dat de politieautoriteiten belang hebben bij de invoering van een dergelijke informatiebron om hun onderzoekswerk te vergemakkelijken.

Wat daarentegen de verzekeraars, de experts en vooral de handelaars betreft, is de zaak van belang in hun beroep, maar tevens potentieel voor de financiering van een deel van de databank.

De verzekeraars zullen het systeem enerzijds kunnen voeden, maar zullen tevens toegang hebben tot bepaalde informatie voor schadegevallen van ettelijke jaren oud. Deze databank is bijgevolg een belangrijke bron van informatie voor de verzekeraars bij het beheer van hun schadegevallen en de invordering van bepaalde uitkeringen. Naast het preventieve effect dat hierboven werd aangehaald, betekent deze databank dus een dienst die wordt verleend aan de verzekeringswereld.

Wat de handelaars en in mindere mate de experts betreft, is de zaak nog belangrijker.

De toegang tot een databank van een dergelijke omvang kan twee types van inlichtingen verstrekken aan de verkoopsprofessionals :

In de eerste plaats kunnen ze informatie krijgen over wat er wordt verhandeld. Wat wordt er gewaardeerd ? Wat zijn de meest gestolen werken ? Kunnen deze diefstallen op de een of andere manier hun stocks aantasten ? Er is dus duidelijk een commerciële impact met betrekking tot de toegang tot deze informatie.

Vervolgens is de kunsthandelaar zich perfect bewust van zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de wetgeving over de heling van kunstwerken. Met dergelijke informatie kan hij desgevallend een onterechte beschuldiging voorkomen.

Spreker wijst er echter op dat hij geen voorstander is van verspreiding van de informatie naar een groot publiek. De bedoeling van de indieners van het voorstel van resolutie is de kansen te verhogen dat het gestolen werk zou worden gezien door de een of andere persoon, die de informatie dan zou kunnen doorgeven aan de rechthebbende. Hoewel het opzet lovenswaardig is, verstrekt deze toegang voor een algemeen publiek ook informatie aan personen met minder goede bedoelingen, die misschien makkelijk te weten kunnen komen wie momenteel positief gewaardeerd wordt of erger nog, op welke plaatsen herhaaldelijk gestolen wordt, waaruit de kwetsbaarheid van deze plaatsen blijkt.

Wat de toegankelijkheid betreft, is hij voorstander van een beveiligde toegang, die gratis is voor de overheidsdiensten en te betalen voor de beroepswereld, voor wie deze uitgave winstgevend kan zijn.

Spreker komt kort terug op de procedure die de verzekeraars volgen wanneer ze een stuk terugvinden.

Het is belangrijk te weten dat de verzekeraars hun dossier administratief open houden zolang de stukken niet zijn teruggevonden. Wanneer er voor een schadegeval een vergoeding is uitgekeerd tot tevredenheid van alle partijen, zullen de verzekeraars niet enkel het dossier gedurende vijf jaar in het archief bewaren zoals de wet voorschrijft, maar nog veel langer.

Hiertoe is het in geval van diefstalaangifte zeer belangrijk dat er een maximum aan informatie wordt gegeven, maar ook dat die informatie correct is gestructureerd. Hierdoor kan de zoektocht naar het object zo veel mogelijk worden bespoedigd.

Wanneer een stuk wordt teruggevonden, ook al worden de verzekeraars contractueel van rechtswege in alle rechten van de verzekerde gesteld, met inbegrip van het eigendomsrecht, hebben de verzekeraars de gewoonte opnieuw contact op te nemen met de eigenaar van het werk om een handelstransactie voor te stellen.

De verzekeraar zal de eigenaar voorstellen om zijn werk terug te kopen via een geldelijke actualisering van de uitkering die de eigenaar toentertijd heeft gekregen. Hoewel er geen officiële automatische indexering voor kunstwerken bestaat, maken de verzekeraars in dat geval een zuiver financiële benadering door de toentertijd uitgekeerde som te indexeren ten aanzien van de inflatie die sindsdien is opgetreden.

Hoewel dit onbelangrijk kan lijken, is dat niet het geval wanneer we bijvoorbeeld denken aan een werk van Magritte dat in de jaren 1960 werd gestolen en enkele dagen vóór de opening van het museum werd teruggevonden... De inflatie op zich volstaat niet om het verschil in waarde te verklaren en op dat moment moet men rekenen op de deontologie van de verzekeraar om te hopen op een goede afloop voor de vroegere eigenaar.

Bij wijze van conclusie herinnert spreker eraan dat de verzekeringswereld toegang heeft tot een hoeveelheid informatie, netwerken en dus personen die erg nuttig kunnen blijken in de zoektocht naar de werken en bij de preventie van de handel in deze werken.

Hij pleit voor uitwisseling van informatie, maar niet op ongeacht welke voorwaarden. Net zoals bij de verzekeringen waar de toegang tot aanzienlijke herverzekeringscapaciteiten slechts wordt toegekend na een grondige screening van de kandidaat, zou de toegang tot deze informatie slechts moeten worden toegestaan voor de instellingen en/of professionals die echt een meerwaarde kunnen bieden.

Daarenboven is de echte rol die men van de verzekeraars en de makelaars kan verwachten een preventieve rol in het belang van elk van de partijen. Deze preventieve rol moet in de ruimste zin van het woord kunnen spelen. Samenwerking met de controle-instanties kan zeer opportuun blijken, vóór en na het schadegeval.

Zeer concreet stelt hij voor om de reële opportuniteit van een algemeen toegankelijke databank goed te evalueren, de consignatie van de kunstwerken door de eigenaars te bevorderen op basis van bestaande en door de bevoegde overheden erkende kaders, formaten, templates (Object-ID norm), en tot slot een bijkomende financieringsbron te zoeken bij de professionals voor wie de oprichting van een dergelijke databank een dienstverlening vormt waardoor bepaalde kosten kunnen worden voorkomen.

D. Gedachtewisseling

De heer Moureaux komt terug op het feit dat diefstal van kunstwerken niet als een prioriteit wordt gezien in België. De Franse pers meldde onlangs dat kunstsmokkel — na drugssmokkel — erg frequent aan het worden is. Deze vorm van smokkel hangt samen met het witwassen van geld en het verbaast hem dus dat de Belgische politie hier zo weinig aandacht voor heeft.

De heer Poels bevestigt dat kunstsmokkel voor Interpol de derde belangrijkste vorm van smokkel is, na drugsmokkel en wapensmokkel. Zijn dienst heeft te maken gehad met een zaak van gestolen kunstwerken uit Pakistan en de contactpersonen in Pakistan hebben onthuld dat de smokkel bedoeld was om wapens te financieren voor de Taliban in Afghanistan. Kunstroof financiert dus illegale wapensmokkel.

Het is dus onverklaarbaar waarom kunstsmokkel door de Belgische federale politie niet als een prioriteit wordt gezien. Dit ligt waarschijnlijk gedeeltelijk aan het feit dat men de dossiers over kunstsmokkel niet in de statistieken opneemt (aantal kunstdiefstallen, aantal helingen, aantal vervalsingen, ...). Wij hebben dus geen overzicht waaruit de omvang van deze smokkel blijkt.

De heer Callens herinnert er aan dat, voor de politiehervorming, er ongeveer dertig à vijfendertig politiemensen waren die zich bezig hielden met de kunstcriminaliteit, waarvan in Brussel alleen al negen mensen. Hij stelt dus een stelselmatige afbouw vast sinds de politiehervorming van 2001.

De aandacht die de politie besteedt aan het fenomeen is enigszins paradoxaal. Als men een tip krijgt over een geplande diefstal van een container GSM-toestellen ter waarde van 200 000 euro dan zal daar in verhouding veel meer personeel en middelen voor worden ingezet dan een tip over een diefstal van een kunstwerk. De economische waarde van die GSM-toestellen is binnen zes maanden echter nihil, gelet op de snelle evolutie van de technologie. Een kunstwerk van 200 000 euro zal echter in waarde vermeerderen en moet beschouwd worden als een deel van het kunstpatrimonium van ons land, dat ook voor de toekomstige generaties nog een enorme, historische waarde zal hebben.

Om die reden betreurt hij dat kunstcriminaliteit niet hoger staat op de prioriteitenlijst en de afbouw van de politiecapaciteit.

De heer Moureaux komt terug op de praktische kwestie van de databanken. De databank van Interpol spitst zich toe op prestigieuze werken. Hij vraagt zich af hoe men concreet een nationale databank organiseert. Welk criterium gaat men gebruiken om te bepalen of een voorwerp waardevol genoeg is om in de databank te worden opgenomen ? Gaat men zich daarvoor baseren op de geldelijke waarde, de artistieke waarde, of de historische en culturele waarde ?

De heer Deprez stelt vast dat de vertegenwoordigers van de federale politie pleiten voor de uitbreiding van de bestaande databank binnen de diensten. Het lijkt hem immers logischer met die databank aan de slag te gaan, vermits zij reeds bestaat.

Naast de vraag of dit open moet staan voor het grote publiek, is er nog de fundamentele vraag of men ze openstelt voor alle politiediensten die rechtstreeks toegang moeten hebben tot die databank. Het lijkt hem elementair dat de gegevens van de databank geraadpleegd kunnen worden door de gespecialiseerde politiediensten. Anders heeft de databank geen nut. Toegankelijheid voor het grote publiek lijkt hem minder belangrijk. Hij stelt voor de tekst van de resolutie in die zin aan te passen.

Men moet dan ook de nodige financiële middelen vrijmaken. De manier waarop het toegangssysteem op dit moment werkt, zoals de heer Poels het heeft beschreven, lijkt hem absurd.

Een ander probleem is dat van een aantal gespecialiseerde tussenpersonen : kunsthandelaars, veilingzalen en verzekeraars. Men kan deze tussenpersonen misschien een vorm van betalende toegang bieden.

De heer Hemeleers bevestigt dat, hoewel hij een privé-onderneming vertegenwoordigt, de overdaad aan informatie die een databank bevat zeker de betaling van een bijdrage rechtvaardigt. In de economische wereld hebben inlichtingen een waarde en de verzekeraars zijn bereid ervoor te betalen.

De heer Moureaux verklaart dat men eerst en vooral de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie moet vragen om de huidige databank open te stellen voor alle politiediensten. De tekst van het voorstel van resolutie dient in die zin te worden geamendeerd.

Voor het overige stelt hij voor dat men zich beperkt tot de wens dat er een databank wordt gemaakt die toegankelijk is voor het publiek, zonder daar de praktische details van vast te stellen. De uitvoerende macht kan dan de uitvoering daarvan bespreken.

De heer Callens zegt voorstander te zijn van de uitbreiding van de politiedatabank. Hij stelt voor om dit aan een extern orgaan toe te vertrouwen omdat hij de voorbije twintig jaar heeft vastgesteld dat de interesse van de politie voor kunstroof steeds verder is afgenomen. De politie is hier niet in geïnteresseerd. Hij vreest dus dat de politiediensten hun belofte om de databank te openen niet volledig zullen houden. Door de databank aan een onafhankelijk organisme toe te vertrouwen is men zeker dat de taak doeltreffend wordt uitgevoerd.

De heer Hemeleers stelt voor dat de politie als eerste filter fungeert bij het invoeren en bijvoegen van informatie in de databank.

De heer Courtois stelt vast dat kunstroof en kunstsmokkel een zeer goede manier vormen om geld wit te wassen. Schenken de parketten wel genoeg aandacht aan de kwestie ? Beschikt elk parket wel over een magistraat die gespecialiseerd is in dit soort zaken ?

Het is duidelijk dat het grootste probleem ligt bij de financiële middelen die men de verschillende betrokken diensten toekent. Vooral dan het informaticamateriaal, waarover al veel beloftes zijn gedaan, die echter nooit zijn waargemaakt.

De heer Poels bevestigt dat het Brusselse parket een referentiemagistraat heeft die zich met de kunstroofdossiers bezighoudt. Hij houdt zich wel ook nog met andere zaken bezig.

In het verleden kregen kunstroof en heling van kunstwerken een specifiek notitienummer. Dat systeem werd afgeschaft, wat wel aantoont hoe weinig belang men aan dit soort zaken hecht.

V. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING EN STEMMINGEN

A. De considerans

Amendement nr. 1

De heer Tommelein c.s. dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat 5-29/2) dat ertoe strekt punt B van de considerans te vervangen om rekening te houden met het feit dat er reeds een databank gestolen kunst bestaat, doch dat deze momenteel niet publiek toegankelijk is.

Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.

Amendement nr. 2

De heer Tommelein c.s. dient amendement nr. 2 in (stuk Senaat 5-29/2), dat ertoe strekt punt C van de considerans te vervangen. In de oorspronkelijke resolutietekst wordt het opstarten van een nieuwe databank geschat op 750 000 euro. Het installeren van een spiegelsite kan de reeds bestaande politiedatabank toegankelijk maken voor het publiek voor een veel gunstiger prijs, namelijk 330 000 euro.

Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.

Amendement nr. 3

De heer Tommelein c.s. dient amendement nr. 3 in (stuk Senaat 5-29/2), dat ertoe strekt punt F van de considerans te schrappen. Uit de hoorzitting met de vertegenwoordigers van de federale politie blijkt namelijk dat de ééngemaakte standaarden nog verre van gerealiseerd zijn en het project van Europol stil ligt. Dit amendement wil het voorstel van resolutie in overeenstemming brengen met de realiteit.

Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.

Amendement nr. 4

De heer Tommelein c.s. dient amendement nr. 4 in (stuk Senaat, 5-29/2), dat ertoe strekt in considerans J te verduidelijken dat het om een publieke databank van kunstwerken gaat.

Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.

Amendement nr. 7

De heer B. Anciaux dient amendement nr. 7 in (stuk Senaat nr. 5-29/3) dat ertoe strekt een considerans K (nieuw) in te voegen, waarin wordt vermeld dat Kunst en Cultuur tot de bevoegdheid behoren van de Gemeenschappen.

Dit amendement wordt verworpen met 9 stemmen bij 1 onthouding.

Amendement nr. 8

De heer B. Anciaux dient amendement nr. 8 in (stuk Senaat nr. 5-29/3) dat een considerans L (nieuw) wil invoegen. Het doel van dit amendement is er in het voorstel van resolutie op te wijzen dat een databank van gestolen kunst en antiek ook voordelen kan opleveren voor de verzekeraars.

Dit amendement wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem.

B. Het dispositief

Amendement nr. 12

De heer Tommelein c.s. dient amendement nr. 12 in (stuk Senaat, nr. 5-29/3), dat ertoe strekt punt 1 van het dispositief aan te vullen met de woorden : « waarbij prioritair toegang wordt verleend aan de politiediensten. ».

Uit de hoorzittingen met de gespecialiseerde politiediensten is namelijk gebleken dat zij heden geen directe toegang hebben tot de bestaande databank voor gestolen kunst. Dit bemoeilijkt hun werking op het terrein.

Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.

Amendement nr. 5

De heer Tommelein c.s. dient amendement nr. 5 in (stuk Senaat, nr. 5-29/2) dat ertoe strekt punt 1 van het dispositief te vervangen als volgt : « De bestaande centrale databank voor gestolen kunst en antiek open te stellen voor het publiek via een spiegelsite, waarbij de gegevens gemakkelijk en online kunnen worden geraadpleegd door zowel de gespecialiseerde diensten als het brede publiek; ».

Uit de hoorzittingen met de gespecialiseerde politiediensten is namelijk gebleken dat er reeds een databank gestolen kunst bestaat, doch dat deze momenteel niet publiek toegankelijk is.

Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.

Amendement nr. 9

De heer B. Anciaux dient amendement nr. 9 in (stuk Senaat, nr. 5-29/3), dat wijzigingen wil aanbrengen in punt 1 van het dispositief. Eerst en vooral is het de bedoeling duidelijk te stellen dat de gemeenschappen bij de oprichting en het beheer van de databank betrokken horen te worden, aangezien het hier grotendeels over hun bevoegdheden gaat. Ten tweede dient ook vermeld te worden dat de toegang tot de databank gratis is.

Dit amendement wordt verworpen met 9 stemmen bij 1 onthouding.

Amendement nr. 6

De heer Tommelein c.s. dient amendement nr. 6 in (stuk Senaat, nr. 5-29/2), dat ertoe strekt in punt 2 van het dispositief, het woord « opgericht » te vervangen door het woord « opengesteld ». Dit amendement vloeit voort uit het feit dat er reeds een databank van gestolen kunst bestaat doch dat deze momenteel niet publiek toegankelijk is.

Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.

Amendement nr. 10

De heer B. Anciaux dient amendement nr. 10 in (stuk Senaat, nr. 5-29/3) dat ertoe strekt in het dispositief, een punt 3bis (nieuw) in te voegen. Het is de bedoeling van dit amendement om in samenwerking met de gemeenschappen een kader uit te werken waarbinnen men kan beoordelen of een voorwerp of (kunst)werk al dan niet thuishoort in deze databank, zodat er een vorm van kwaliteitscontrole kan gebeuren.

Dit amendement wordt verworpen met 9 stemmen bij 1 onthouding.

Amendement nr. 11

De heer B. Anciaux dient amendement nr. 11 in (stuk Senaat, nr. 5-29/3) dat ertoe strekt in het dispositief, een punt 4bis (nieuw) in te voegen. Het is de bedoeling van dit amendement om de investerings- en werkingskosten van de publiek toegankelijke database te verdelen, in overleg met de gemeenschappen en de verzekeringssector.

Dit amendement wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem.

Het geamendeerde voorstel van resolutie wordt in zijn geheel eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.


Vetrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter;
Dirk CLAES. Philippe MOUREAUX.