5-889/1

5-889/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

22 MAART 2011


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Herziening van artikel 67 van de Grondwet


(Verklaring van de wetgevende macht, zie « Belgisch Staatsblad » nr. 135 — Ed. 2 van 7 mei 2010)


Voorstel tot herziening van artikel 67 van de Grondwet, inzake de zetelverdeling van de Senaat

(Ingediend door de heer Filip Dewinter c.s.)


TOELICHTING


Als men alleen rekening houdt met de rechtstreeks verkozen senatoren, dan lijkt het alsof de Vlamingen in de Senaat lichtjes oververtegenwoordigd zijn. Bij de verkiezingen van 2010 werden door het Franstalige kiescollege 2 465 783 geldige stemmen uitgebracht. Vermits de Franstaligen recht hebben op vijftien zetels, betekent dat, dat er 164 386 stemmen per zetel nodig zijn. Het Nederlandstalige kiescollege bracht 4 003 320 geldige stemmen uit. Vermits de Nederlandstaligen recht hebben op vijfentwintig zetels, komt dat neer op 160 133 stemmen per zetel. Een lichte scheeftrekking in het voordeel van de Nederlandstaligen dus. Maar die scheeftrekking wordt omgekeerd en uitvergroot als we ook de gecoöpteerde senatoren en de gemeenschapssenatoren in rekening brengen. In totaal zijn er dan negenentwintig Franstalige senatoren : vijftien rechtstreeks verkozen, tien gemeenschapssenatoren en vier gecoöpteerden. Op het einde van de rit waren er dus slechts 85 027 stemmen per Franstalige senator nodig. Bij de Nederlandstaligen was dat 97 642 stemmen per senator : 4 003 320 geldige stemmen, gedeeld door eenenveertig senatoren, te weten vijfentwintig rechtstreeks verkozen, tien gemeenschapssenatoren en zes gecoöpteerden. Dat verschil bedraagt bijna 15 %. Dat is onaanvaardbaar.

Er zijn in essentie twee logische methoden om de zetelverdeling te bepalen. De ene, die tot nu toe in België meestal werd gebruikt, was gebaseerd op het aantal inwoners in een bepaalde kiesomschrijving. Dit omvat dan ook de kinderen en de minderjarigen, de buitenlanders die geen stemrecht hebben en de personen die uit hun burgerlijke rechten zijn ontzet. De andere methodes gaan uit van het aantal geregistreerde kiezers, zoals bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, of van het aantal kiesgerechtigden. Voor al die systemen is iets te zeggen, maar de huidige regeling voor de Senaat wijkt daar beduidend van af. Het is vooral een anomalie dat de Franstaligen evenveel gemeenschapssenatoren krijgen als de Nederlandstaligen, die nochtans veel talrijker zijn. Hiermee wordt het beginsel van de evenredige vertegenwoordiging flagrant met voeten getreden. In mindere mate geldt dat ook voor de gecoöpteerde senatoren. Er zijn ruim 62 % méér stemmen uitgebracht door Nederlandstaligen dan door Franstaligen, maar die leveren slechts 50 % meer gecoöpteerde senatoren op.

Binnen het Belgische systeem is het vrijwel onmogelijk op een objectieve manier kiezerslijsten op te stellen op basis van taal. Alle ervaringen met talentellingen in het verleden waren negatief. Men kan dit probleem gemakkelijk omzeilen door af te stappen van het principe dat het aantal beschikbare zetels wordt toegekend op basis van het aantal inwoners, en over te gaan op een toekenning op het aantal kiezers van elk kiescollege dat bij een vorige verkiezing geldig heeft gestemd. Dit veroorzaakt zelfs geen enkele administratieve werklast. Het is een objectief cijfer, dat niet betwist of aangevochten kan worden. Het enige kleine nadeel is dat men werkt met een cijfer dat — in het slechtste geval — vier jaar oud is. Maar behalve in tijden van oorlog of rampen treden er in vier jaar geen enorme verschuivingen op in het aantal kiezers per taalgroep.

De bedoeling van deze Grondwetswijziging is dan ook de zetelverdeling tussen Nederlandstaligen en Franstaligen nauwer te laten aansluiten bij de werkelijke getalsterkte van beide taalgroepen. Daarom stellen wij voor het aantal zetels voor het Nederlandse respectievelijk Franse kiescollege niet statisch te houden, maar het bij elke verkiezing opnieuw te berekenen op basis van evenredigheid. Het aantal beschikbare zetels per taalgroep moet natuurlijk vóór de verkiezingen bekend zijn. Daarom berekenen we dit dus op basis van het aantal geldige stemmen bij de meest recente voorafgaande verkiezingen voor de Senaat. Bij de bepaling van het aantal gecoöpteerde senatoren en gemeenschapssenatoren rijst dit probleem uiteraard niet. Hier kunnen we ons baseren op het aantal geldige stemmen door elk kiescollege uitgebracht bij de huidige verkiezingen. De verdeling zou ook hier zo evenredig mogelijk gebeuren.

Filip DEWINTER
Yves BUYSSE
Jurgen CEDER
Anke VAN DERMEERSCH.

VOORSTEL


Artikel 1

Art. 67, § 1, van de Grondwet wordt vervangen als volgt :

« § 1. Onverminderd artikel 72, telt de Senaat eenenzeventig senatoren. Bij de organisatie van de verkiezingen voor de Senaat wordt het aantal senatoren, gekozen door het Nederlandstalig en Franstalig kiescollege overeenkomstig artikel 61 en aangewezen door de verschillende parlementen, als volgt vastgesteld.

1º Het aantal rechtstreeks verkozen zetels voor het Nederlandstalige kiescollege wordt bepaald volgens de formule Ax71/A+B, waarbij breukdelen van 0,5 en hoger naar boven worden afgerond. Breukdelen kleiner dan 0,5 worden naar beneden afgerond. Hierbij is A het totaal aantal geldige stemmen uitgebracht in het Nederlandstalige kiescollege bij de meest recente verkiezingen voor de Senaat die voorafgingen aan de dag van de verkiezingen. B is het totaal aantal geldige stemmen uitgebracht in het Franstalige kiescollege bij de meest recente verkiezingen voor de Senaat die voorafgingen aan de dag van de verkiezingen.

2º Het aantal rechtstreeks verkozen zetels voor het Franstalige kiescollege wordt bepaald met de formule Bx71/A+B, waarbij breukdelen van 0,5 en hoger naar boven worden afgerond. Breukdelen kleiner dan 0,5 worden naar beneden afgerond. Hierbij is A het totaal aantal geldige stemmen in het Nederlandstalige kiescollege uitgebracht bij de meest recente verkiezingen voor de Senaat die voorafgingen aan dag van de verkiezingen. B is het totaal aantal geldige stemmen in het Franstalige kiescollege uitgebracht bij de meest recente verkiezingen voor de Senaat die voorafgingen aan de dag van de verkiezingen.

3º Twintig senatoren worden aangewezen door de parlementen van de gemeenschappen, verdeeld naar evenredigheid met het aantal geldige stemmen uitgebracht op de Senaatslijsten op de verkiezingsdag.

Het aantal senatoren aangewezen door en uit het Parlement van de Vlaamse Gemeenschap bedraagt dan Cx20/C+D. Het aantal senatoren aangewezen door en uit het Parlement van de Franse Gemeenschap bedraagt Dx20/C+D.

Hierbij is C het totaal aantal geldige stemmen uitgebracht in het Nederlandstalige kiescollege bij de verkiezingen voor de Senaat op de verkiezingsdag. D is het totaal aantal geldige stemmen uitgebracht in het Nederlandstalige kiescollege bij de verkiezingen voor de Senaat op de verkiezingsdag. Breukdelen van 0,5 en hoger worden naar boven afgerond. Breukdelen kleiner dan 0,5 worden naar beneden afgerond.

4º Het Parlement van de Duitse Gemeenschap wijst één senator aan.

5º Tien senatoren worden aangewezen door de rechtstreeks verkozen senatoren en de senatoren bedoeld in 3º.

De senatoren bedoeld in 1º en de door hen aangewezen senatoren bedoeld in 3º wijzen een aantal senatoren aan volgens de formule Cx10/C+D. De senatoren bedoeld in 2º en de door hen aangewezen senatoren bedoeld in 3º wijzen een aantal senatoren aan volgens de formule Dx10/C+D. Hierbij is C het totaal aantal geldige stemmen in het Nederlandstalige kiescollege uitgebracht bij de verkiezingen voor de Senaat op de verkiezingsdag. D is het totaal aantal geldige stemmen in het Franstalige kiescollege uitgebracht bij de verkiezingen voor de Senaat op de verkiezingsdag. Breukdelen van 0,5 en hoger worden naar boven afgerond. Breukdelen kleiner dan 0,5 worden naar beneden afgerond. »

Art. 2

Deze herziening treedt in werking bij de eerstvolgende verkiezing van de Senaat na de bekendmaking van deze wijziging in het Belgisch Staatsblad.

13 januari 2011.

Filip DEWINTER
Yves BUYSSE
Jurgen CEDER
Anke VAN DERMEERSCH.