5-849/1 | 5-849/1 |
16 MAART 2011
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 6 december 2007 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-444/1 - 2007/2008).
Over de gordelplicht bestaat bij de wetgever hier te lande geen discussie meer. De veiligheidsgordel is de uitvinding die in het verkeer waarschijnlijk de meeste levens heeft gered. Volgens het Belgisch Instituut voor de verkeersveiligheid (BIVV) loopt iemand die tijdens een ongeluk uit een voertuig wordt geslingerd, vijfmaal meer risico om te overlijden dan iemand die in de wagen wordt gehouden door de veiligheidsgordel.
Nochtans is het slecht gesteld met de gordelplicht in dit land. Een enquête van de International Research Associates (INRA) Belgium bij 1 028 personen heeft aan het licht gebracht dat slechts één op de twee inzittenden de veiligheidsgordel draagt. Ondanks de talrijke verkeersveiligheidcampagnes vindt een deel van de bevolking het dragen ervan geen noodzaak.
Een van de mogelijke redenen voor die onverantwoorde mentaliteit bij de burger, is het niet-dragen van de veiligheidsgordel door de personen die het voorbeeld zouden moeten geven, met name het politie- en ambulancepersoneel. Het BIVV beaamt dit. Volgens het BIVV heeft het dragen van de veiligheidsgordel door de politie tijdens routineopdrachten een aanzienlijke impact op het dragen van de veiligheidsgordel door automobilisten en hun passagiers. Maar hier knelt juist het schoentje. Alhoewel de wet preciseert dat de vrijstelling enkel geldt op momenten « wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt », heerst er bij de inzittenden van prioritaire voertuigen een algemene afwezigheid van discipline. Niet enkel de voorbeeldfunctie is een argument om de vrijstelling op de gordelplicht in vraag te stellen. Prioritaire voertuigen hebben door hun snelheid en risicovolle manuvres bij interventies meer kans op ongelukken dan gewoon doorgaand verkeer. Het is net op dergelijke ogenblikken dat de veiligheidsgordel levensnoodzakelijk is.
De wet stelt niet enkel prioritaire voertuigen vrij van de gordelplicht : ook bestuurders die achteruit rijden, taxichauffeurs, leveranciers die korte afstanden afleggen, mensen met een kleine gestalte en mensen met een medische vrijstelling mogen vrij van veiligheidsgordel de baan op. De verbeteringen van de veiligheidsgordel op het vlak van techniek en comfort laten toe die vrijstellingen ernstig ter discussie te stellen. De strakke veiligheidsgordel van de jaren zeventig, die het lichaam moeilijk liet wenden, heeft ondertussen plaats geruimd voor de soepele zelf aan- en lostrekkende veiligheidsgordel die vrijheid van beweging toelaat. In de meeste automodellen zijn de zetels en/of de gordels tegenwoordig in de hoogte verstelbaar. Gespen en losse gordelstukken, waaraan bijvoorbeeld het wapen of de politieman zelf zouden kunnen blijven vasthaken, zijn verleden tijd. De moderne veiligheidsgordels zijn op een fractie van een seconde niet alleen open, maar ook opgerold en dus niet meer hinderlijk. De argumenten om bestuurders die achteruit rijden vrij te stellen, zijn dus achterhaald, des te meer daar achteruitrijden een gevaarlijk manuvre is. Hetzelfde geldt voor de vrees van politiemensen dat hun wapen op een cruciaal moment zou vasthaken aan de veiligheidsgordel of de veiligheidsgordel zou blokkeren.
De kans daartoe is vandaag verwaarloosbaar. Mensen met een kleine gestalte kunnen de wagenfuncties instellen of (laten) aanpassen, zodat de veiligheidsgordel geen belemmering of gevaar meer vormt. Het ongemak dat rijdende postbestellers of roomijsverkopers ondervinden door steeds weer hun gordel aan- en uit te doen, weegt niet op tegen de veiligheidsvoordelen. Vele kleine afstanden maken één grote. Korte ritten zijn bovendien statistisch even — zoniet gevaarlijker — dan gewone en langeafstandsritten. Cijfers van de verzekeringsmaatschappij MAIF tonen aan dat 40 % van de dodelijke ongevallen met kinderen als inzittenden plaatsvinden tijdens ritten van minder dan 3 km. Een verplichting om in taxi's tussenschotten te plaatsen tussen de chauffeur- en de passagiersruimte — zoals in verschillende andere landen —, verhindert dat de chauffeur door klanten met slechte intenties, met zijn eigen veiligheidsgordel gewurgd of in bedwang kan worden gehouden. In politievoertuigen die instaan voor het vervoer van verdachten en gevangenen is het tussenschot sowieso reeds een verplichting. Er kan misschien gedacht worden aan een algemene invoering van het tussenschot in alle politievoertuigen.
Er zijn twee situaties waar de vrijstelling van de gordelplicht ons inziens moet blijven bestaan. De vrijstelling voor prioritaire voertuigen kan niet volledig worden geschrapt. De ene seconde die inzittenden van prioritaire voertuigen nodig hebben om hun veiligheidsgordel ter plaatse los te maken, kan een seconde te laat zijn. Derhalve moet de mogelijkheid blijven bestaan dat zij hun veiligheidsgordel reeds vrijmaken vóór zij op hun interventiebestemming stoppen. Ten tweede zijn er de medisch vrijgestelden. Die laatste vrijstelling kan echter beperkt worden door te eisen dat zij vooraan plaatsnemen, zodat zij geen andere personen in gevaar brengen als gevolg van het niet-dragen van de veiligheidsgordel. Passagiers die achteraan hebben plaatsgenomen en geen veiligheidsgordel dragen, kunnen immers bij een ongeval naar de inzittenden vooraan gekatapulteerd worden. Een Japanse studie heeft berekend dat bij auto-ongevallen met minstens twee passagiers achterin en waarbij alle passagiers minstens gewond raakten, 80 % van de overlijdens van de inzittenden vooraan had kunnen vermeden worden indien de passagiers achterin de veiligheidsgordel hadden gedragen.
Anke VAN DERMEERSCH. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 35.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, wordt vervangen als volgt :
« 35.2. Worden evenwel vrijgesteld van de draagplicht van de veiligheidsgordel :
1º de personen die in het bezit zijn van een vrijstelling op grond van gewichtige medische tegenindicaties uitgereikt door de minister bevoegd voor het Verkeerswezen of zijn gemachtigde, of, indien zij in het buitenland wonen, door de bevoegde instanties in hun land; die personen mogen echter enkel vooraan plaatsnemen in het voertuig; de vrijstelling wordt vertoond op elk door een bevoegd persoon gedaan verzoek;
2º de bestuurders en de passagiers van de prioritaire voertuigen, bedoeld in artikel 37, wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt en zij minder dan 300 meter van het bestemmingsdoel van hun opdracht zijn verwijderd. »
11 maart 2011.
Anke VAN DERMEERSCH. |