5-718/1

5-718/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

27 JANUARI 2011


Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 104 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, teneinde de aftrek van giften in natura aan sociale, milieu- en gezondheidsinstellingen mogelijk te maken

(Ingediend door de heren Jacques Brotchi en Alain Courtois)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 19 maart 2009 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-1236/1 - 2008/2009).

Het Wetboek van de inkomstenbelastingen (WIB) 1992 bepaalt dat giften in geld aan een aantal sociale, milieu- en gezondheidsinstellingen binnen bepaalde grenzen van het totale netto-inkomen kunnen worden afgetrokken. Er is vaak geopperd dat ook giften in de vorm van materiële goederen nuttig kunnen zijn voor deze instellingen (rollend materieel, medische en computerapparatuur, enz.).

Momenteel zijn dergelijke giften niet aftrekbaar. Dit voorstel heeft dus tot doel om ook giften in natura aan de volgende instellingen aftrekbaar te maken :

— instellingen die oorlogsslachtoffers, minder-validen, bejaarden, minderjarigen, enz. bijstaan (artikel 104, e));

— het Rode Kruis, de Koning Boudewijnstichting, het Centrum voor Vermiste kinderen (artikel 104, f));

— beschutte werkplaatsen (artikel 104, h));

— instellingen die zich bezighouden met de bescherming van het leefmilieu (artikel 104, i));

— dierenasielen (artikel 104, k));

— instellingen die zich bezighouden met duurzame ontwikkeling (artikel 104, l));

— instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden (artikel 104, 4º).

Het is natuurlijk de vraag hoe men de waarde van de gift in natura zal bepalen om het bedrag van de fiscale aftrek te berekenen.

Verschillende oplossingen werden onderzocht.

De eerste is het stelsel waarin artikel 111 WIB voorziet. Dit artikel stelt een commissie in die de geldwaarde van kunstwerken bepaalt. Deze commissie is natuurlijk samengesteld om die specifieke opdracht te vervullen, en is in het voorliggende geval niet bruikbaar. Bovendien kunnen giften in natura heel uiteenlopend van aard zijn, en is het onmogelijk om een commissie samen te stellen die alle sectoren kent.

De tweede oplossing is een beroep te doen op het Wetboek der successierechten, dat in artikel 20 voorziet in de mogelijkheid om aan de belastingadministratie een waardering van de goederen te vragen. De procedure hiervoor, die in de artikelen 113 tot 120 wordt beschreven, is echter veel te lang en te duur.

De derde oplossing bestaat erin om een beroep te doen op de dienst van de voorafgaande beslissingen (artikel 20 en volgende van de wet van 24 december 2002). Deze dienst is echter vooral bevoegd om de regelmatigheid en de relevantie van een fiscale verrichting na te gaan, en niet het bedrag ervan.

Aangezien geen enkele van de drie oplossingen in deze bruikbaar lijkt, dringt een eenvoudigere oplossing zich op : de waarde van het goed wordt bepaald door een bedrijfsrevisor. Het waarderingsdocument wordt bij de fiscale aangifte gevoegd. In geval van betwisting door de administratie zijn de klassieke rechtsmiddelen van toepassing.

Vanzelfsprekend blijven de beperkingen op de aftrek waarin artikel 107 en volgende van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 voorziet, van toepassing.

Jacques BROTCHI.
Alain COURTOIS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bepaald in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 104, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, opgeheven bij de wet van 6 juli 1994, wordt hersteld als volgt :

« In de gevallen bedoeld in 3º e), f), h), i), k), l), en 4º, kunnen de giften bovendien in natura worden gedaan op voorwaarde dat zij nuttig zijn voor het doel dat de begunstigde instelling nastreeft.

Om in aanmerking te komen als grondslag voor fiscale aftrek, gaat de gift vergezeld van een attest van een bedrijfsrevisor, die de geldwaarde ervan vaststelt. »

10 december 2010.

Jacques BROTCHI.
Alain COURTOIS.