5-763/1 | 5-763/1 |
8 FEBRUARI 2011
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 17 juli 2009 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-1413/1 - 2008/2009).
Om de jeugdcriminaliteit in Brussel en andere grootsteden terug te dringen, moet dringend een halt worden toegeroepen aan het spijbelen. Talloze studies tonen immers duidelijk aan dat er een band bestaat tussen de toename van de criminaliteit en het spijbelen. Het is noodzakelijk de jongeren van de straat te houden en ze via het onderwijs een zeker toekomstperspectief te bieden, zoniet raken ze verstrikt in het web van de criminaliteit.
Het behoort tot de plicht van de ouders of van de voogd om er voor te zorgen dat hun kinderen de nodige vorming krijgen in een onderwijsinstelling. Ze verzaken aan deze plicht indien hun kind op een schuldige wijze verzaakt aan de leerplicht. Daarom is het goed dat de verantwoordelijken van het spijbelen, de ouders of de voogd, financieel worden gestraft door het afnemen van het kindergeld tijdens de periode van de ongerechtvaardigde afwezigheid (artikel 5 van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt of een vorming doorloopt).
De indieners stellen voor om de regeling bij wet te bevestigen en bovendien te verstrengen. Bij een tweede ongerechtvaardigde afwezigheid wordt het kindergeld afgenomen, niet alleen gedurende de periode van deze afwezigheid, maar ook gedurende de maand die daarop volgt. Bij verdere ongerechtvaardigde afwezigheden wordt de periode waarin geen kindergeld wordt uitbetaald telkens verlengd met één maand. Dit systeem zal de ouders ertoe aanzetten er beter op toe te zien dat hun kinderen effectief onderwijs volgen en zodoende niet in de criminaliteit terechtkomen.
Het spreekt vanzelf dat de door de indieners voorgestelde maatregelen worden gekoppeld aan de leerplicht (achttien jaar) en zowel zullen worden opgenomen in de gezinsbijslagregeling voor werknemers als die voor zelfstandigen.
Anke VAN DERMEERSCH Jurgen CEDER. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 62, § 1, van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gewijzigd bij de wet van 29 april 1996, wordt aangevuld met het volgende lid :
« Bij ongerechtvaardigde afwezigheid van de lessen is de kinderbijslag die wordt verleend ten behoeve van leerplichtige kinderen, niet verschuldigd vanaf de eerste dag waarop de ongerechtvaardigde afwezigheid voorkomt tot en met de laatste dag van de ongerechtvaardigde afwezigheid. Bij een nieuwe ongerechtvaardigde afwezigheid is geen kinderbijslag verschuldigd voor de periode van afwezigheid en voor de maand die op deze periode volgt. Bij elke daaropvolgende ongerechtvaardigde afwezigheid wordt de periode waarvoor geen kinderbijslag verschuldigd is, met een bijkomende maand verlengd. »
3 februari 2011.
Anke VAN DERMEERSCH Jurgen CEDER. |