5-686/1 | 5-686/1 |
25 JANUARI 2011
Er gaapt vandaag, wat het vrouwelijk ondernemerschap betreft, een belangrijke kloof tussen ons land en andere landen, zoals Canada, Italië, het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten, die in de jaren 1970 een offensief beleid ter ontwikkeling van het vrouwelijk ondernemerschap hebben gevoerd.
Eén van de fundamenteelste sociaal-economische omwentelingen van de laatste decennia is de aanhoudende toename van het aantal werkende vrouwen.
De grotere arbeidsparticipatie van vrouwen levert bijkomende inkomsten voor het gezin op, een betere beschikbaarheid en kwalificatie van de werknemers, bijkomende sociale bijdragen en belastingontvangsten, alsook een daling van de sociale uitgaven.
Anders dan de generatie van onze zelfstandige ouders, die een groot deel van hun tijd aan hun beroepsactiviteit besteedden, is de hedendaagse generatie actieve vrouwen niet meer bereid het gezinsleven « op te offeren » en wil ze op alle fronten succesvol zijn : vrouwen van nu willen een verrijkend beroepsleven en een evenwichtig gezinsleven.
Het vrouwelijk ondernemerschap biedt een formidabel groeipotentieel. In België hebben ongeveer 46 000 vrouwen een activiteit als zelfstandige opgestart, waardoor ze 30 % van de zelfstandigen vertegenwoordigen. In de vrije beroepen zijn ze vrij goed vertegenwoordigd, maar slechts 28 % van de aandeelhouders van vennootschappen zijn vrouwen en daarvan is amper 14 % meerderheidsaandeelhouder. Het dient ook onderstreept dat 91 % van de meewerkende echtgenoten vrouwen zijn.
In heel Europa is het percentage van 30 % vrouwelijke zelfstandigen reeds jarenlang stabiel. Men slaagt er niet in het beduidend te verhogen.
Waarom zijn er zo weinig vrouwelijke zelfstandigen ? Ze worden hoofdzakelijk afgeremd door drie factoren :
1º een onzeker sociaal statuut schrikt hen af;
2º er zijn onvoldoende opvangstructuren voor kleine kinderen;
3º vrouwen hebben onvoldoende zelfvertrouwen en krijgen moeilijk toegang tot informatie en tot ondersteunende structuren.
Wanneer vrouwen eraan denken een gezin te stichten of wanneer ze betreuren niet meer tijd te kunnen besteden aan hun kinderen, hebben ze de neiging hun zelfstandige activiteit op te geven en op zoek te gaan naar een statuut waarvan verondersteld wordt dat het meer « zekerheid » biedt. Meteen offeren ze hun loopbaan op voor hun kinderen, bij gebrek aan andere oplossingen... De mogelijkheden om privé-leven en beroepsleven beter met elkaar te verzoenen, moeten worden verbeterd.
De eerste mogelijkheid is dus het sociaal statuut van de zelfstandigen te verbeteren, wat in heel wat aspecten gebeurd is, aangezien het de jongste jaren sterk is opgewaardeerd.
Voortaan biedt het sociaal statuut een sterke sociale bescherming : zelfstandig worden is voortaan een keuze die in principe niet meer mag worden afgeremd door de sociale risico's die men loopt.
Om de vrouwelijke zelfstandigen — die helaas nog vaker voor de kinderen zorgen dan hun echtgenoten — te helpen, moeten de opvangstructuren absoluut worden verbeterd, zodat een efficiënte en veilige kinderopvang kan worden verzekerd wanneer hun beroepsactiviteit dat vereist.
Op die manier zullen vrouwen « eigen baas » durven worden of bijvoorbeeld na een geboorte hun activiteit als zelfstandige durven voortzetten.
Wat de specifieke ondersteuning van vrouwen betreft, moeten de netwerken van vrouwen die vrouwelijke zelfstandigen en kandidaat-zelfstandigen bijstaan, zoals bijvoorbeeld de VVB (Vereniging Vrouwelijke Bedrijfsleiders), worden gesteund.
Jacques BROTCHI. Dominique TILMANS. |
De Senaat,
A. neemt in overweging dat werkgelegenheid een van de hoofdvectoren van maatschappelijke emancipatie is;
B. wijst erop dat de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO) de economische motor van ons land zijn;
C. wijst erop dat vrouwen de wil hebben om ondernemer te worden;
D. wijst erop dat men er reeds jaren niet in slaagt het percentage vrouwelijke zelfstandigen in positieve zin te veranderen;
E. wijst erop dat het sociaal statuut van de zelfstandigen grotendeels hervormd werd om meer bescherming te bieden,
Vraagt de regering :
1. de structuren ter ondersteuning van het vrouwelijk ondernemerschap te verbeteren door de oprichting van een federaal centrum voor vrouwelijk ondernemerschap, om :
— de informatie over de specifiek « vrouwelijke » problematiek te centraliseren en vrouwen die zelfstandige zijn of het worden concreet te ondersteunen;
— de buitenlandse modellen van « best practices » te verspreiden en te gebruiken;
— een Belgische portaalsite van het vrouwelijk ondernemerschap tot stand te brengen, waar de verspreide informatie wordt verzameld;
— specifieke internettools tot stand te brengen ter bevordering van de uitwisseling van adviezen onder vrouwen die ondernemer willen worden (blogs, enz.);
— starterscentra voor vrouwelijke ondernemers op te richten waarbij gemeenschappelijke kinderdagverblijven fiscaal worden aangemoedigd;
2. de opvangstructuren voor kleine kinderen te verbeteren om de vrouwen in het dagelijks leven te helpen;
3. de ondernemingszin bij jonge meisjes aan te wakkeren door :
— de ondernemingszin in de lagere en middelbare scholen bij te brengen;
— diverse bewustmakingsprojecten;
4. werk te maken van een opleiding die aangepast is aan de behoeften van vrouwen, door :
— het in het leven roepen van certificaten ter erkenning van vrouw- en « herintreedster »-gerichte competenties;
— het opstarten van een stelsel van opleidingen aan huis in een activiteit als zelfstandige, die de flexibiliteit bieden om privé-leven en beroepsleven met elkaar te verzoenen;
— de ondersteuning van instellingen die kandidaat-onderneemsters opleiden en begeleiden;
— opleidingsgroepen samen te stellen met een evenwichtig en toereikend aantal vrouwen, vooral in minder « opgeleide » bevolkingslagen;
— het tot stand brengen van online-cursussen voor de opstart van ondernemingen (ELFE-programma of thuiswerk);
— specifieke begeleiding voor en na de opstart;
5. het coachen door vrouwen via de netwerken van vrouwelijke zelfstandigen aan te moedigen;
6. de vrouwennetwerken te ondersteunen;
7. de vrouwelijke zelfstandigen zichtbaar te maken, de bevolking bewust te maken en de « role models » van de moderne, ondernemende vrouw te valoriseren, aan de hand van :
— de ondersteuning van het toekomstig Europees netwerk van « ambassadrices » in België;
— de verspreiding van informatie over vrouwen met een voorbeeldfunctie;
8. de « moeders-onderneemsters » aan te moedigen en onder andere het thuiswerk te bevorderen door fiscale of andere maatregelen;
9. het aantal IT-vrouwen op te voeren, vooral in de domeinen waarin ze ondervertegenwoordigd zijn (wetenschappen, technologie, bedrijfsleiders, enz.) door bewustmaking en het onderwijs, meer bepaald :
— in de scholen de doorstroming van meisjes naar wetenschappelijke richtingen aanmoedigen;
— universitaire programma's ontwikkelen van het spin off-type waarbij vrouwen betrokken zijn;
— de actoren van het ondernemerschap bewustmaken van de « vrouwenproblematiek » (boekhouders, ondernemingsloketten, enz.);
— ondernemingen steunen die hun werknemers stimuleren om hun eigen onderneming op te starten of die specifiek vrouwgerichte maatregelen nemen om de kwaliteit van het bedrijfsleven te verbeteren;
10. ernaar te streven meer financiële onafhankelijkheid te geven door vrouwen aan te moedigen in groeisectoren te starten en zich niet te beperken tot activiteiten in de dienstensector (zorg, hulp aan personen, Horeca, enz.);
11. de overgangsfase van de overstap van het statuut van loontrekker of werkloze naar dat van zelfstandige te verbeteren door :
— « werkgelegenheidsmaatregelen »;
— steun aan coöperatieven;
— het toekennen van voordelen aan vrouwen die in starterscentra werken;
12. de financiering van projecten van vrouwen te verbeteren, door middel van :
— « business angels »;
— activiteiten inzake microkrediet;
13. de gunstige huwelijksvermogensstelsels te verbeteren (bijvoorbeeld : veralgemening van de scheiding van goederen, met een beding van deelneming in de aanwinsten, enz.).
1 december 2010.
Jacques BROTCHI. Dominique TILMANS. |