5-697/1

5-697/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

26 JANUARI 2011


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 31 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken

(Ingediend door de heer Alain Courtois c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 12 juli 2007 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-86/1 - BZ 2007).

In alle verklaringen tijdens een vooronderzoek of een strafrechtelijk onderzoek en voor de onderzoeks- en vonnisgerechten, kan de inverdenkinggestelde kiezen welke taal hij gebruikt.

In het geval dat de politiebeambten, de magistraten of de gerechten de taal die de verdachte gebruikt niet kennen, doen zij, krachtens artikel 31 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, een beroep op een beëdigd vertaler.

In een arrest van het Brusselse hof van beroep van 18 juni 2003, 13e kamer, waarin het Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding zich burgerlijke partij gesteld heeft, heeft het Hof, op grond van een cassatiearrest van 16 september 1998, de nietigheid van de processen-verbaal van verhoor uitgesproken wat betreft de verklaringen van de beklaagde en de twee slachtoffers die zich burgerlijke partij hadden gesteld, omdat de verhoren plaatsvonden met behulp van tolken van wie de hoedanigheid van beëdigd vertaler niet werd vastgesteld.

Het is bekend dat beëdigde tolken soms moeilijk te vinden zijn. De professoren Bosly en Vandermeersch (1) stellen voor dat wanneer geen beëdigd vertaler beschikbaar is, het gerecht kan vaststellen dat er sprake is van overmacht en een beroep doen op een niet-beëdigd vertaler, die voor de gelegenheid de eed aflegt en waarvan de bekwaamheid als vertaler in geval van betwisting nadien nagegaan kan worden.

Wegens de veelheid van talen en dialecten die door de rechtzoekenden gesproken worden en de moeilijkheid om in sommige gevallen een beëdigd vertaler te vinden, stellen wij voor artikel 31 van de wet van 15 juni 1935 te wijzigen, om te voorkomen dat de processen onnodig verlengd worden, en een vierde lid in te voegen dat het mogelijk maakt een beroep te doen op een niet-beëdigd vertaler in het geval dat een beëdigd vertaler niet beschikbaar is.

Alain COURTOIS.
Gérard DEPREZ.
Dominique TILMANS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 31 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, vervangen door de wet van 3 mei 2003, wordt tussen het derde en het vierde lid het volgende lid ingevoegd :

« Wanneer een beëdigd vertaler niet beschikbaar is, kan de gerechtelijke overheid vaststellen dat er sprake is van overmacht en een beroep doen op een niet-beëdigd vertaler, die voor de gelegenheid de eed van tolk aflegt en van wie de bekwaamheid als vertaler in geval van betwisting nadien nagegaan kan worden. »

2 oktober 2010.

Alain COURTOIS.
Gérard DEPREZ.
Dominique TILMANS.

(1) Droit de la procédure pénale, Die Keure, Brugge, 1999, blz. 79.