5-682/1 | 5-682/1 |
25 JANUARI 2011
Sommige families opteren er uitdrukkelijk voor zwaar chronisch zieke familieleden in huis op te nemen om hen in een geborgen omgeving te kunnen verzorgen en nabij te zijn. Ouders, grootouders en kinderen kiezen er bovendien vaak zelf voor om in familiekring begeleid te worden.
Een verklaring van de toenmalige minister van Sociale Zaken van mei 2001 betreffende de chronisch zieke is in ieder geval inspirerend :
« Elke burger heeft het recht op volwaardige deelname aan de samenleving. Chronisch ziek zijn brengt echter een risico op uitsluiting met zich mee indien de maatschappij niet de financiële en andere toegankelijkheid tot adequate zorg kan waarborgen en indien zij aan de zieken en hun families niet de nodige middelen ter beschikking stelt die een rechtmatige en billijke deelname aan het sociaal leven mogelijk maken. Alle chronisch zieken worden geconfronteerd met kosten die zich opstapelen. Bovendien kan elke aandoening eigen kenmerken en gevolgen hebben. Het is mijn bedoeling voor chronisch zieken een adequate bescherming te combineren met programma's van maatzorg. »
Door de vergrijzing neemt het aantal bejaarden sterk toe en uiteraard ook het aantal en het percentage zorgbehoevende personen. In de regeringsverklaring van juli 2003 lazen we met voldoening dat de regering van plan is de opvang van zorgbehoevende bejaarden in gezinsverband te bevorderen via fiscale en sociale stimuli. Bovendien konden we in La Dernière Heure van 4 september 2003 lezen dat ook de toenmalige minister van Financiën de mogelijkheid vooropstelde steun te verlenen aan de gezinnen of familieleden die de zorg voor een ouder of grootouder willen dragen. De wet van 6 juli 2004 tot wijziging van de artikelen 132 en 143 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen inzake de tenlasteneming van bepaalde personen ouder dan vijfenzestig jaar is ongetwijfeld, zij het evenwel een veel te beperkte, stap in de goede richting. De indieners van dit voorstel van resolutie blijven immers van oordeel dat deze wet enkel spreekt over ouderen van minstens vijfenzestig jaar in het algemeen, daar waar een differentiëring naar niet-zelfredzame of zwaar chronisch zieke bejaarden aangewezen is via expliciete regelingen en stimuli om de specifieke noden mee op te vangen.
Bovendien mag men niet uit het oog verliezen dat de zorg voor dergelijke familieleden leidt naar een reeks meerkosten waarvoor geen tussenkomsten bestaan. Denken we maar aan kleding, speciale voeding en dingen die door de zieke zelf gewenst worden in het kader van zijn normale comfort.
Een ander aspect in deze context is de zorg voor zwaar zieke kinderen. Bij zwaar zieke kinderen — kinderen met kanker, mucoviscidose, stofwisselingsziekten, aangeboren afwijkingen of andere ernstige ziekten waardoor zij niet (meer) naar school of de kinderopvang kunnen — moeten de ouders zeer vaak op zoek naar zeer dure oplossingen. Hierdoor worden zwaar zieke kinderen gestraft in de mate dat hun ouders in mindere of meerdere mate vermogend zijn. Behalve met hoge opvangkosten krijgen ouders van zwaar zieke kinderen ook vaak te maken met hoge kosten voor gezondheidszorg. Een mucoviscidosepatiëntje dat bijvoorbeeld een preventieve behandeling volgt, « kost » al gauw zo'n 100 euro per maand.
Daarenboven worden de ouders van een zwaar ziek kind permanent geconfronteerd met allerlei nevenaspecten waarvoor geen specifieke vergoedingen bestaan. Denken we maar aan het over-en-weer-rijden tussen thuis en ziekenhuis of dokter, specifieke voeding en kleding, aangepast speelgoed, bijkomende opvang voor broers en zussen, inkomensverlies voor de ouders, ...
In beide gevallen van zorg voor zwaar chronisch zieke familieleden — ouders, grootouders of kinderen — lijkt het de indieners van deze resolutie wenselijk dat een ernstige en duidelijke fiscale stimulans wordt geboden aan mensen die bij hen thuis die zorg op zich nemen.
Concreet denken wij bijvoorbeeld aan een verhoging van het belastingvrije inkomen, ten minste op het niveau dat reeds geldt voor de zorg voor een gehandicapte persoon ten laste en ongeacht het inkomen van de belastingplichtige die een zwaar chronisch ziek familielid in zijn gezin opneemt.
De opheffing van de inkomensvoorwaarde voor het belastingplichtige vrijwillig hulpverlenende familielid en dat van de ten laste zijnde bejaarde, zou een positief signaal kunnen zijn van de overheid waardoor zij beklemtoont extra middelen toe te kennen in een medische situatie die niemand uitgelokt of gevraagd heeft. Bovendien zijn de gevolgen van deze stimulans de facto van sociale en humane aard. Zij gaan het isolement van mensen tegen die mogelijk zou kunnen ontstaan in ziekenhuizen of bejaardeninstellingen. Ten aanzien van bejaarden is er ook het positieve gevolg dat sommige zwaar chronisch zieken pas in een later stadium eventueel in een ziekenhuis moeten worden opgenomen.
De indieners van dit voorstel van resolutie gaan er derhalve van uit dat « de verbetering van de behandeling van chronisch zieken » in de regeerverklaring van 21 december 2007 in hoger geschetste context moet worden gelezen. Zij wensen de regering dan ook op haar verantwoordelijkheid ter zake te wijzen om de gepaste maatregelen te nemen.
Anke VAN DERMEERSCH Yves BUYSSE Filip DEWINTER. |
De Senaat,
A. gelet op de principiële uitgangspunten van de toenmalige minister van Sociale Zaken in mei 2001 inzake de hulp aan chronisch zieken;
B. overwegende dat een solidaire samenleving het aan zichzelf verplicht is om efficiënt op die problematiek een daadwerkelijk antwoord te geven;
C. gelet op de regeringsverklaring van juli 2003 inzake de bevordering van de opvang van zorgbehoevende bejaarden in gezinsverband;
D. gelet op de uitspraken in de pers van de minister van Financiën in dezelfde materie;
E. gelet op de positieve, maar te beperkte evolutie ter zake op basis van de wet van 6 juli 2004 tot wijziging van de artikelen 132 en 143 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen;
F. gelet op het engagement met betrekking tot de behandeling van chronisch zieken in de regeerverklaring van 21 december 2007;
G. overwegende dat de benaming « zwaar chronisch ziek familielid » kan slaan op ouders, grootouders en kinderen;
H. overwegende dat de zorgverlening aan zwaar chronisch zieke familieleden een intensieve menselijke, familiale en sociale zorg van de vrijwillig hulpverlenende familieleden vergt;
I. overwegende dat die toestand tevens op materieel en psychologisch vlak erg zwaar weegt op de vrijwillig hulpverlenende familieleden;
J. overwegende dat niet alleen de kosten in rekening moeten worden gebracht die rechtstreeks uit de farmaceutische, (para)medische of ziekenhuiszorg voortvloeien, maar tevens de indirecte kosten die de zieke met zich meebrengt;
K. overwegende dat die kosten in het belang van de zwaar chronisch zieke van velerlei aard kunnen zijn;
L. gelet op het inkomen dat zorgverlenende familieleden kunnen mislopen als zij hun zieke ouders, grootouders of kinderen willen bijstaan;
M. overwegende dat de problematiek in zijn geheel moet worden bekeken en er ook specifieke oplossingen voor moeten worden bedacht;
N. overwegende dat een verhoging van het belastingvrije inkomen — ten minste op het niveau dat reeds geldt voor de zorg voor een gehandicapte persoon ten laste en ongeacht het inkomen van de belastingplichtige die een zwaar chronisch ziek familielid in zijn gezin opneemt— een billijke regeling zou kunnen zijn,
Vraagt de regering :
1. initiatieven te nemen om zo spoedig mogelijk en formeel tegemoet te komen in de kosten voor mensen die hun zwaar chronisch zieke familieleden thuis verzorgen;
2. een verhoging van het belastingvrije inkomen te overwegen, ten minste op het niveau dat reeds geldt voor de zorg voor een gehandicapte persoon ten laste;
3. de budgettaire ruimte te creëren om omvattend te kunnen tegemoetkomen aan de verzorging in familiaal verband van zwaar chronisch zieke familieleden.
23 november 2010.
Anke VAN DERMEERSCH Yves BUYSSE Filip DEWINTER. |