5-747/1

5-747/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

25 JANUARI 2011


Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 6 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de spoorwegen betreft

(Ingediend door de heer Filip Dewinter c.s.)


TOELICHTING


Artikel 6, § 1, X, 2ºbis, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (hierna BWHI genoemd) bepaalt dat met betrekking tot openbare werken en vervoer, het juridisch stelsel van de land- en waterwegenis, door wie ook beheerd, tot de bevoegdheden van de gewesten behoort, met uitzondering van de spoorwegen beheerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS).

In juli 2001 werd een samenwerkingsakkoord tussen de gewesten en de federale overheid gesloten dat bepaalde dat de Vlaamse overheid NMBS-investeringen kan pre- en cofinancieren. Hierdoor wil Vlaanderen een aantal projecten uit het investeringsplan, zoals bijvoorbeeld een tweede spoortoegang tot de haven van Antwerpen, snel laten realiseren. Omdat de spoorwegen nog steeds een federale bevoegdheid blijven, meent de Raad van State echter dat Vlaanderen niet bevoegd is om spoorinvesteringen te financieren. Een eventuele vernietiging van het bekrachtigingsdecreet door het Grondwettelijk Hof zou tot gevolg kunnen hebben dat de noodzakelijke werken voor Vlaanderen niet of met grote vertraging zullen uitgevoerd worden. Een definitieve regeling dringt zich dan ook op.

Ook in het kader van de overname van de NMBS-schulden wordt de 60/40-verdeelsleutel, die reeds zo nadelig is voor Vlaanderen de facto nog eens doorbroken ten voordele van Wallonië. Want binnen het schuldenpakket zitten ook de leningen die de NMBS zelf heeft aangegaan om de HST te financieren. Deze vallen evenwel niet onder de 60/40-verdeelsleutel. Redelijkerwijs zouden deze bedragen moeten ondergebracht woorden in de verdeelsleutel. Dit leidt dan tot een onevenwicht ten nadele van Vlaanderen. Een inhaalbeweging voor spoorinvesteringen in Vlaanderen zou dan ook moeten gerealiseerd worden om opnieuw de op zich al nadelige 60/40-verhouding te bekomen. Maar op dit vlak verandert er niets en blijven de voor Vlaanderen noodzakelijke spoorinvesteringen uit.

De opeenvolgende staatshervormingen waren steeds nadelig voor Vlaanderen. De Vlaamse partijen hebben de demografische meerderheid binnen het Belgische staatsverband niet in politieke macht weten om te zetten. De Belgische staatsstructuur is derhalve gesteund op een kunstmatige indeling in zogenaamde gewesten en gemeenschappen, zonder zelfs enig parallellisme tussen Vlaanderen en Wallonië. De staatsstructuur vindt haar uitgangspunt niet in de aanwezigheid van twee volksgemeenschappen met elk een welomschreven grondgebied. Staatshervormingen die dit principe blijven negeren, zullen dan ook nooit bijdragen tot een billijke en consequente bestuurlijke machtsverdeling. De indieners van dit voorstel zijn van oordeel dat enkel een volledige onafhankelijkheid van Vlaanderen een einde zal stellen aan het reeds decennialange communautaire gekrakeel.

Alle staatshervormingen betekenden op verschillende vlakken en telkens weer een versterking van de drieledigheid van de Belgische staatsstructuur. Zo werd ook Brussel bevoegd voor talrijke materies en werd in de herziening van de financieringswet voorzien dat Brussel in gelijke mate als de overige gewesten bevoegd wordt voor de zogenaamde gewestbelastingen.

Artikel 39 van de Grondwet bepaalt dat in een bijzondere wet de aangelegenheden moeten vastgelegd worden die tot de bevoegdheid van de gewesten behoren. Zoals artikel 6 van de BWHI is geconcipieerd, kunnen bevoegdheden enkel op dusdanige wijze worden gedefederaliseerd dat de drie gewesten bevoegd worden. Op die manier betekent elke verdere stap in de staatshervorming, waarbij plaatsgebonden aangelegenheden worden overgeheveld, een verdere uitbouw van Brussel als volwaardig derde gewest. De indieners van voorliggend voorstel zijn daarentegen van oordeel dat Brussel in afwachting van de ontmanteling van de Belgische Staat, als tweetalige hoofdstad moet geïntegreerd worden in het Vlaamse Gewest.

Onderhavig voorstel strekt ertoe artikel 6 van de BWHI alvast op het vlak van de spoorwegen te herschrijven. Het verdient aanbeveling dat de artikels van de Grondwet die betrekking hebben op de indeling van België in gewesten voor herziening vatbaar verklaard worden, teneinde te komen tot de werkelijke tweeledigheid van België, dat bestaat uit de deelstaten Vlaanderen en Wallonië.

De uitsluitend aan het Vlaamse en het Waalse Gewest toegewezen bevoegdheden dienen derhalve in het Brussels Hoofdstedelijk Gebied uitgeoefend te worden door het Vlaamse Gewest.

Tegelijk wordt van deze wijziging van artikel 6 van de BWHI gebruik gemaakt om een aangelegenheid — de spoorwegen — waarvan de resoluties van het Vlaams Parlement de overheveling naar het Vlaamse en het Waalse Gewest bepleitten, effectief te defederaliseren. Vandaar dan ook onderhavig voorstel om van het spoorvervoer, beheerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, ook een gewestelijke bevoegdheid te maken, waarbij enkel wordt uitgegaan van een defederalisering ten aanzien van het Vlaamse en het Waalse Gewest.

Filip DEWINTER
Anke VAN DERMEERSCH
Jurgen CEDER.

VOORSTEL VAN BIJZONDERE WET


Artikel 1

Deze bijzondere wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 6, § 1, X, 2ºbis, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, worden de woorden « , met uitzondering van de spoorwegen beheerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « . De bevoegdheden inzake spoorwegen beheerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen gelokaliseerd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad worden uitgeoefend door het Vlaamse Gewest. »

13 januari 2011.

Filip DEWINTER
Anke VAN DERMEERSCH
Jurgen CEDER.