5-638/1

5-638/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

22 DECEMBER 2010


Voorstel van resolutie over het houden van een referendum in januari 2011 in Zuid-Soedan

(Ingediend door mevrouw Dominique Tilmans en de heer François Bellot)


TOELICHTING


De situatie in Soedan is momenteel bijzonder ernstig : het land, dat op splitsen staat, gaat een beslissende periode tegemoet. De internationale gemeenschap moet haar verantwoordelijkheid opnemen om het land te helpen de hindernissen te nemen : haar inspanningen zouden moeten gericht zijn op het oplossen van het Noord-Zuidconflict en het doen toepassen van de Comprehensive Peace Agreement (CPA) om de lont uit het kruitvat te halen. De verdeling van de Soedanese rijkdommen moet dringend worden bepaald en de toekomstige Staten van Noord- en Zuid-Soedan hebben dringend bijstand nodig om samen en vooral op een vreedzame manier de moeilijkheden te overwinnen waarmee zij zullen worden geconfronteerd.

Wat is de Comprehensive Peace Agreement (CPA) ?

De bedoeling van de Comprehensive Peace Agreement was een oplossing te vinden voor alle problemen van Soedan en niet alleen voor het geschil tussen het Noorden en het Zuiden. Buiten het « Protocol van Machakos », dat op 20 juli 2002 werd ondertekend en in de CPA werd opgenomen als eerste hoofdstuk, voegt de overeenkomst de verschillende overige protocollen samen die in die periode werden gesloten. Het bestaat uiteindelijk uit vier delen : de machtsverdeling (hoofdstuk 2), de verdeling van de rijkdommen (hoofdstuk 3), het oplossen van het conflict van Abyei (hoofdstuk 4) en het conflict van de twee Staten van Zuid-Kordofan en de Blauwe Nijl, met andere woorden, het conflict van de Nuba-bergen.

Een eerste overeenkomst over het probleem van de veiligheid werd gesloten op 25 september 2003, waarbij de noordelijke troepen zich uit het Zuiden zouden terugtrekken en de SPLA (het Volksbevrijdingsleger van Zuid-Soedan) uit het Noorden. Om de vrede te waarborgen in de zuidelijke gebieden, wordt er voorzien in gemengde eenheden met een gemengd commando die samengesteld zijn uit evenveel soldaten van beide legers.

Over de verdeling van de macht werd een protocol ondertekend in Navaisha op 26 mei 2004. Het geeft eerst een voorstelling van de beginselen van gedecentraliseerd bestuur en regeringscoördinatie. Beide partijen verbinden zich ertoe om dat na te leven tijdens hun gezamenlijk bestuur in de overgangsperiode van zes jaar. Op louter institutioneel vlak voorziet die overeenkomst in het klassieke schema van een federale Staat, met een nationaal parlement en een tweekamerstelsel waarbij de Tweede Kamer de Staten vertegenwoordigt. De overeenkomst bepaalt ook de samenstelling van de regering van nationale eenheid (RNE) en van de regering van Zuid-Soedan (RZS) en de verdeling van hun bevoegdheden.

Een derde protocol dat op 7 januari 2004 werd ondertekend, gaat over het probleem van de verdeling van de rijkdommen en legt in de eerste plaats de beginselen vast die als richtlijn moeten dienen voor de grondeigendom en het billijk beheer van de gemeenschappelijke natuurlijke hulpbronnen. Hierin zijn zeer gedetailleerde bepalingen over olie opgenomen. In dat opzicht hanteert de overeenkomst het beginsel van een evenwichtige verdeling van de olie-inkomsten van Zuid-Soedan, die besteed worden aan de nationale ontwikkeling en de wederopbouw van Zuid-Soedan. Daartoe werd voorzien in een perequatiemechanisme waarbij ten minste 2 % van de inkomsten wordt toegekend aan de producerende Staten en regio's op basis van hun aandeel in de productie. Daarnaast zal 50 % van de netto-inkomsten uit olie worden toegekend aan de RZS enerzijds, en 50 % aan de RNE en aan de Staten van Noord-Soedan anderzijds. Wat de overheidsinkomsten, taksen en overige betreft, die op nationaal niveau worden geïnd, wordt er, aanvullend, voorzien in een billijk toewijzingsmechanisme voor de verschillende beleidsniveaus.

Er dient te worden opgemerkt dat de evenwichtige verdeling van de rijkdommen betrekking heeft op die van Zuid-Soedan, maar er wordt geen rekening gehouden met de toekomstige eventuele winningen in Zuid-Darfur of Zuid-Kordofan bijvoorbeeld, noch met het probleem van de waterverdeling.

Voor het conflict van de Nuba-bergen werd ten slotte een bijzonder protocol opgesteld dat ook op 26 mei 2004 werd ondertekend.

De toepassing van de CPA

Van in het begin leek Khartoem te aarzelen om de CPA-bepalingen inzake machtsverdeling toe te passen. De verdeling van de posten binnen de overheidsadministratie verloopt ook erg traag : eind 2007 was de beslissing om 30 % van de ambtenaren aan te werven in het Zuiden nog steeds niet uitgevoerd. Andere belangrijke thema's van de Naivasha-akkoorden lopen ook vertraging op : de verdeling van de olierijkdommen, de veiligheidsakkoorden, de verdeling van districten of de bevolkingstelling.

De overdracht van olie-inkomsten, die voor het extreem arme en onderontwikkelde Zuid-Soedan cruciaal is, is steevast gepaard gegaan met door Khartoem georganiseerde vertragingsmanoeuvers : het duurde meer dan een jaar voor de RZS haar deel van de inkomsten van de olie-uitvoer kreeg, nadat incidenten over het afleveren van exploitatievergunningen het klimaat tussen beide partners ook nog hadden vertroebeld. De herschikking van de strijdkrachten zorgde ten slotte ook voor tweedracht. Ze had betrekking op de terugtrekking van de reguliere strijdkrachten uit hun respectieve posities, op de demobilisatie van de milities in beide kampen en op de samenstelling van de gemengde strijdkrachten.

Bovenop die vertragingsmanoeuvers van Khartoem zijn er ook de vertragingen die te wijten zijn aan een gebrek aan politieke en institutionele ervaring en aan know how in Zuid-Soedan dat over onvoldoende gekwalificeerd personeel beschikt. De wederopbouw van Zuid-Soedan wordt dus ernstig bemoeilijkt door het gebrek aan aantrekkingskracht van de regio waar het nog erg onrustig is.

De vredesakkoorden voorzagen in de oprichting van een commissie voor de evaluatie van en het toezicht op de toepassing van de CPA — « Assessment and Evaluation Commission ». De commissie wordt voorgezeten door Sir Derek Plumbly, oud-ambassadeur van het Verenigd Koninkrijk in Egypte, en is samengesteld uit internationale vertegenwoordigers die het vredesproces genegen zijn. De commissie zag toe op de uitvoering van de CPA.

Uit haar recentste verslag (gepubliceerd in januari 2010) blijkt dat de Partijen uitgebreide gesprekken hebben gevoerd over heel wat punten, maar dat de concrete vooruitgang bescheiden blijft. Bovendien ligt de fout niet uitsluitend bij Khartoem. Er werd geen enkele vooruitgang geboekt in verband met het nationaal verzoeningsprogramma, noch met de aanwijzing van de commissie voor de rechten van de mens.

De commissie wijst er ook op dat er nog geen duidelijke grenzen werden bepaald voor de Abyei-regio en dat dit ernstige risico's inhoudt. Er moet nog 20 % worden vastgelegd. Volgens het verslag was de uitspraak van het Permanent Hof van Arbitrage over Abyei een belangrijke stap voorwaarts, maar er moet nog veel gedaan worden om, in de beperkte tijd die nog rest van de overgangsperiode, de voorwaarden te scheppen voor een duurzame vrede in de regio. Wat de verdeling van de rijkdommen betreft, meent de commissie dat er belangrijke vooruitgang is geboekt, ook al zijn alle aanbevelingen uit het stappenverslag niet uitgevoerd. De transparantie van de oliesector blijft problematisch. De algemene veiligheid in de Staten van Zuid-Kordofan en de Blauwe Nijl blijft zorgwekkend. Op het vlak van veiligheid dient ten slotte nog te worden opgemerkt dat Zuid-Soedan, in tegenstelling tot het Noorden, nauwelijks werk heeft gemaakt van de herschikking van zijn strijdkrachten zoals was afgesproken.

Tussenkomst van de internationale gemeenschap

De internationale gemeenschap stond niet alleen klaar om Soedan op de weg naar vrede financieel te helpen, maar ze was ook politiek en op het terrein aanwezig. Meerdere resoluties die door de Veiligheidsraad werden aangenomen begin 2005, handelen over het CPA-probleem en Zuid-Soedan.

Resolutie 1590 die op 24 maart 2005 werd aangenomen, richt de VN-Missie in Soedan, MINUS, op. Die missie die samengesteld is uit maximum 10 000 militairen en burgerpersoneel, waaronder hooguit 715 politieagenten, heeft als belangrijkste mandaat ondersteuning te bieden bij de uitvoering van het algemeen vredesakkoord. Oorspronkelijk werd MINUS — waarvan het principe in de CPA was opgenomen — opgericht voor een periode van zes maanden, maar later zal die missie voortdurend worden hernieuwd.

Bijna vijf jaar na de oprichting van die missie, is de situatie in Zuid-Soedan, voor meerdere essentiële aspecten van het mandaat van de missie, niet schitterend. Ze is zelfs rampzalig op het vlak van de veiligheid van de burgerbevolking en de gewapende spanning die in het bijzonder tussen de etnieën blijft bestaan. Men weet ook dat de ontwapening van de milities een mislukking is en dat de in de CPA vastgestelde verkiezingsdata voor 2009 al moesten worden uitgesteld.

Is MINUS dan mislukt in zijn opdracht ? Het inzetten van de strijdkrachten verliep trager dan voorzien. De VN-missie zal ter plaatse ook niet gemakkelijk zijn gelet op de grote spanning tussen Khartoem en Juba in deze overgangsperiode, wat trouwens goed aantoont dat er geen vertrouwen noch politieke wil is bij de betrokken partijen.

Het probleem van de olieregio Abyei

Sinds de ontdekking van olie is de regio van Abyei cruciaal geworden in het geschil tussen het Noorden en het Zuiden. Één cijfer volstaat om het belang van de Abyei-regio te schetsen : momenteel worden er 250 000 vaten aardolie per dag opgepompt, namelijk de helft van de hele Soedanese productie. Die regio is dus van uniek belang zowel voor het Noorden als voor het Zuiden en haar aanhechting bij de ene of de andere regio verandert uiteraard de situatie, meer bepaald in het vooruitzicht van een afsplitsing van het Zuiden in 2011.

De grenzen werden weliswaar strikt afgebakend, maar de bepalingen van het protocol over Abyei werden niet toegepast op het vlak van de lokale uitvoerende macht die niet werd geïnstalleerd.

De grensafbakening van de regio is essentieel en was één van de thema's waarover onderhandeld werd in de CPA. Het protocol bepaalt dat tijdens de overgangsperiode, Abyei een speciaal bestuursstatuut krijgt dat meer bepaald de verdeling van de inkomsten uit olie zal organiseren die in de regio gewonnen wordt. Dat statuut zal ook voorzien in een lokale uitvoerende macht die door de inwoners wordt gekozen. Op het einde van de overgangsperiode, zal samen met het referendum over Zuid-Soedan, een raadpleging worden georganiseerd waarbij de inwoners kunnen kiezen of de regio een bijzonder statuut behoudt en verbonden blijft met het Noorden dan wel of ze voortaan deel uitmaakt van Bahr el Ghazal, met andere woorden, met het Zuiden verbonden blijft.

Er werd een commisie voor de grenzen van Abyei (ABC) opgericht in het kader van de CPA. De beslissingen van die commissie hadden definitief moeten zijn. Betwistingen hierover waren niet mogelijk en er kon geen beroep worden aangetekend. Khartoem heeft de conclusies echter niet erkend en is erin geslaagd dit voor een arbitragehof te brengen dat moet nagaan of de experts van de commissie al dan niet hun mandaat te buiten zijn gegaan.

Het Permanent Hof van Arbitrage van Den Haag, waar de zaak in juli 2008 door de partijen aanhangig werd gemaakt, deed hierover een uitspraak op 22 juli 2009.

Na grondige analyse waren vier van de vijf arbiters van het college van mening dat de argumentatie van de commissie op bepaalde punten onvoldoende was en dat het aangewezen was de voorgestelde grenzen te herzien. Er was immers voorzichtigheid geboden omdat men van verkeerde premissen was uitgegaan. Ook al is de zuidelijke grens van Abyei niet betwistbaar, de grenzen die door de deskundigen werden getrokken voor het oosten, westen en noorden van de regio kwamen volgens de arbiters niet exact overeen met het grondgebied waar de Ngok Dinka in de afgelopen decennia hebben gewoond, zoals antropologische getuigenissen en overige analyses aantonen. De vijfde arbiter had een andere mening en argumenteerde dat het Hof van arbitrage zichzelf tegensprak en een uitspraak deed zonder geldige, ja zelfs op een verkeerde grondslag, die poogde de belangen van de Ngok Dinka te behartigen zonder echter rekening te houden met de fundamentele rechten van de Misseriya, waardoor die uitspraak de vrede in het gedrang kan brengen.

Hoe het ook zij met de interne controverse van het arbitragehof, beide partijen verklaarden meteen de uitspraak te aanvaarden. Nochtans, als we het recentste verslag van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties in de Veiligheidsraad mogen geloven (19 juli 2010), hebben de partijen sinds het einde van de voorbije periode slechts weinig vooruitgang geboekt bij het toepassen van de uitspraak van het Permanent Hof van Arbitrage over de grensbepaling van de Abyei-regio.

Dat is in ieder geval niet zonder gevolgen voor de toekomstige inkomsten uit olie waarover de partijen zullen beschikken. Nu al past het Noorden de uitspraak van het Permanent Hof van Arbitrage toe voor de berekening van de overdrachten van de olie-inkomsten naar het Zuiden. Het trekt de inkomsten van de Higlig-sites af en meent dat het exclusieve rechten heeft die elke verdeling uitsluiten, terwijl de commissie voor de afbakening van de grenzen haar werkzaamheden nog lang niet heeft afgerond.

Momenteel menen de Misseriya dat zij effectief worden benadeeld door de uitspraak en eisen zij dat er meer rekening wordt gehouden met hun rechten : de situatie ter plaatse is momenteel zelfs gespannen en hun dreiging om de olieputten aan te vallen, wordt door Khartoem ernstig genomen. De afbakening van de grenzen, waarvan er nog 20 % moet worden vastgelegd, is geblokkeerd. Alles draait nu rond het probleem van hun statuut en hun stemrecht bij het referendum over Abyei en de uitspraak van Den Haag heeft dat vraagstuk niet opgelost.

Vooruitgang op wetgevend vlak

De afgelopen maanden slaagden de Soedanese partners er eindelijk in een akkoord te bereiken over een bepaald aantal wetgevende teksten die onontbeerlijk zijn om de geplande verkiezingstermijnen te halen. Meerdere wetten werden aangenomen in het laatste kwartaal van 2009, nl. wetten over pers en media en over de landelijke verkiezingen. Zo werden de commissie voor de landelijke verkiezingen en de raad van politieke partijen opgericht.

Drie wetten werden meer bepaald aangenomen eind december 2009 : de wet over het referendum van Zuid-Soedan; de wet op het organiseren van de volksraadpleging in de twee Staten van Zuid Kordofan en de Blauwe Nijl; de wet over het referendum van Abyei.

De wet over het referendum van Zuid-Soedan ging gepaard met erg intensieve onderhandelingen waarbij men tot de volgende oplossingen kwam : voor de afscheiding is een eenvoudige meerderheid van 50 % plus één stem voor de onafhankelijkheid vereist, en de raadpleging is alleen geldig bij een opkomst van 58 % van het kiezerskorps.

De wet over het referendum van Abyei zou niet alle belanghebbenden tevreden kunnen stellen. Los van het feit dat het grondgebied van Abyei nog niet definitief is vastgelegd, blijft er onzekerheid bestaan over het kiezerskorps dat zich mag uitspreken, aangezien bepaalde etnieën nauwelijks worden vermeld. Artikel 24 van de wet geeft inderdaad stemrecht aan de Ngok Dinka, maar het bepalen van de wooncriteria in Abyei voor de overige burgers die mogen stemmen, wordt overgelaten aan de referendumcommissie die daartoe werd opgericht. De goedkeuring van dat artikel deed de Misseriya-afgevaardigden uit de nationale Vergadering opstappen omdat zij meenden dat de rechten van hun gemeenschap onvoldoende werden gewaarborgd.

Er werd uiteindelijk een derde wet goedgekeurd over de organisatie van de volksraadpleging in de Staten van Zuid-Kordofan en de Blauwe Nijl om na te gaan of die laatsten al dan niet de CPA aanvaarden als middel om het conflict in hun regio op te lossen. Indien zij weigeren, zou er een specifieke onderhandeling worden georganiseerd door de overheid om hun verwachtingen op te nemen in de CPA die daartoe zou worden herzien bij presidentieel decreet.

De structurele zwaktes van Zuid-Soedan (1)

Maar hoe vitaal is die nieuwe Afrikaanse Staat waarvan we nu al de institutionele, economische en financiële zwaktes zien ?

— De economische situatie is rampzalig. De daling van de olieprijzen en het feit dat Khartoem de in de CPA opgenomen verdeling niet naleeft, wegen zwaar op de financiën van Zuid-Soedan. Het moet andere inkomsten dan olie-inkomsten genereren en de betaalmoeilijkheden en het schrijnend tekort aan liquiditeiten aanpakken.

In het Zuiden moet alles worden heropgebouwd en allerhande hulpmiddelen ontbreken om de zaken te kunnen aanpakken. Die feitelijke toestand wordt nog erger door het gestook van groepen die op het terrein het vredesproces proberen te torpederen en geweld blijven uitoefenen in bepaalde regio's, zoals de LRA in Equatoria, waartegen de overheid, gelet op haar geringe middelen, weinig verweer heeft. Hetzelfde geldt voor de stammentwisten in Ethiopië of in Kenia die voelbaar zijn in Zuid-Soedan gelet op de grensoverschrijdende acties van de betrokken volkeren. Een volledig onderdeel van de CPA, dat essentieel is omdat het betrekking heeft op het verzoeningsproces tussen de volkeren, kan moeilijk worden uitgevoerd. Men kan immers niet rekenen op de verhoopte materiële steun.

De begrotingsstructuur van Zuid-Soedan toont aan dat de langetermijnontwikkeling van het platteland geen prioriteit vormt. Ten eerste wordt, net als door de centrale regering in Khartoem, het gros van de begrotingsuitgaven besteed aan de hoofdstad Juba : 90 % van de loonuitgaven en meer dan tweederde van de uitgaven voor ontwikkeling gaan naar de centrale regering van Zuid-Soedan. De overige Staten van Zuid-Soedan zijn dus op hun beurt gemarginaliseerde randgebieden ten opzichte van het centrum, net zoals dat op nationaal niveau het geval is met de gebieden rond Khartoem. Bovendien gaat, volgens de begrotingscijfers van 2008, een derde van de uitgaven naar veiligheid en defensie. In de loop van het jaar wordt dat nog aangevuld met bijkomende kredieten.

— Het meest cruciale probleem om de olie uit te voeren via een andere weg dan de oliepijplijn van het Noorden naar Port-Soedan, is niet opgelost. Er worden momenteel studies gemaakt om de uitvoer naar de Indische Oceaan te regelen via Kenia, maar er is nog niks concreets; het bouwen van een nieuwe oliepijplijn naar Mombasa is immers duur en langdurig.

— Het corruptieprobleem van het Zuiden is zo groot dat dit als één van de meest kritieke problemen wordt beschouwd voor de jonge Zuid-Soedanese instellingen. Corruptie is een systeem op zich geworden en de berichten over schandalen zijn schering en inslag. Het bestrijden ervan is moeilijk omdat familiebanden, clans, stammen en etnische banden een grote rol spelen in de mechanismen van lokale solidariteit en de verdeling van de rijkdommen.

— Het militaire probleem is één van de belangrijke aspecten van het vredesakkoord. De akkoorden van Naivasha behandelden meerdere aanvullende thema's : de demobilisatie van de milities, de oprichting van gemengde strijdkrachten (aanzienlijke vertraging in de uitvoering en de herschikking). De demobilisatie van de milities van het Zuiden lijkt aan te tonen dat de overheden niet in staat waren om de bevolking naar behoren te ontwapenen, ook al was de wil daartoe aanwezig. Gelet op hun verleden van voorouderlijke etnische rivaliteiten en stammentwisten die door de jarenlange strijd verankerd en versterkt zijn, kan een ontwapening die gestuurd wordt door een elite van een enkele etnie, de Dinka, die momenteel de politieke macht in handen heeft, geen enkele legitimiteit hebben. De regering maakt geen enkele kans om de vrijwillige ontwapening te verkrijgen van troepen die zich als haar vijand zien, misschien zelfs in dezelfde mate als tegen Khartoem.

Dominique TILMANS.
François BELLOT.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat vraagt de regering :

1. te ijveren voor grotere en goed gecoördineerde inspanningen van de internationale gemeenschap ten gunste van Soedan om de problemen te kunnen aanpakken die zullen ontstaan in de volgende fasen van het vredesproces : voorbereiding en begeleiding van de referenda, steun verlenen tijdens de overgangsperiode na de referenda en steun om de vrede te bewaren tijdens de periode na de uitvoering van de CPA;

2. de Europese Unie ertoe te bewegen, via de contacten die ze met heel wat buurlanden van Soedan heeft gelegd, haar verantwoordelijkheid op te nemen aan de zijde van de overige betrokken partners en zich sterk in te zetten voor het opstellen en het welslagen van een vrij, billijk en vredig referendum in Zuid-Soedan in januari 2011 in samenwerking met MINUS;

3. de groep (2) te steunen die op 19 oktober 2010 door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties werd opgericht om de referenda over de zelfbeschikking van Zuid-Soedan en de regio van Abyei te superviseren.

4. de inspanningen van de officieren van de Politiedienst van Zuid-Soedan (PZS), de politie van de UNO en de Noorse regering te ondersteunen bij het opleiden van 120 Zuid-Soedanese officieren die voor de veiligheid moeten worden ingezet tijdens het referendum over zelfbeschikking;

5. toe te zien op de correcte goedkeuring door het parlement van Zuid-Soedan van een referendumwet op basis waarvan de stemming kan plaatsvinden;

6. de naleving van de kaderovereenkomst van procedure te steunen die op 23 juni werd ondertekend door de partijen van de CPA die de officiële besprekingen regelt over de te nemen maatregelen na de referenda;

7. een reële steun te geven bij de uitvoering van de CPA en zich te buigen over de periode na het referendum in Zuid-Soedan, meer bepaald :

a. de gevolgen van een positief referendum die de scheiding tussen Noord en Zuid inhoudt.

b. de tijdelijke begeleidingsmaatregelen, de verdeling van de gemeenschappelijke goederen, de natuurlijke hulpbronnen met name olie,

c. het probleem van de nationaliteit van honderdduizenden zuiderlingen die in het Noorden wonen,

d. de veiligheid,

e. de schulden, de openbare bankensector, het toezicht op de deviezenvoorraad van de Bank van Zuid-Soedan,

f. de suikerindustrie (gelegen in het noordelijk deel van Soedan),

g. de douane,

h. de agrarische hervorming en pastorale problematiek,

i. het beheer van de buitenlandse reserves;

8. op een gecoördineerde manier met de overige internationale partners een oplossing te zoeken voor de economische noden van Zuid-Soedan, voor zijn onderontwikkelde infrastructuur en bestuur, voor de corruptie en het geweld, voor de afkalvende financiële en menselijke middelen, voor de machtsbelustheid van de belangrijkste partij en voor de etnische rivaliteiten en spanningen;

9. de Eenheid voor de bescherming van het kind te steunen die op 31 augustus 2010 werd opgericht door de regering van Zuid-Soedan om meer bepaald een einde te maken aan het rekruteren van kindsoldaten;

10. diplomatieke oplossingen te vinden, met de ondersteuning van de betrokken partijen, voor de verdeling van het Nijlwater;

11. de toepassing van de uitspraak van het Permanent Hof van Arbitrage over de begrenzing van de regio van Abyei te steunen, de misverstanden omtrent de uitspraak die de spanningen in de hele regio hebben doen toenemen, weg te werken;

12. mee te werken aan de uitvoering van de wet op het referendum (meer bepaald de voorwaarden om te worden ingeschreven in de kieslijsten) en de oprichting van de commissie voor het referendum van Abyei;

13. te werken aan een internationale en gecoördineerde oplossing met de Democratische Republiek Congo (DRC), de Centraal-Afrikaanse Republiek om een einde te maken aan de opruiingen van het Lord Resistance Army (LRA), de demilitarisering van de leden ervan en de veroordeling van de leiders voor begane misdaden; de stammentwisten tot bedaren te brengen in verband met de toegang tot de natuurlijke hulpbronnen in gebieden waar zij aanspraak op maken;

14. te werken aan een oplossing van het conflict over de oliesites van Higlig.

17 november 2010.

Dominique TILMANS.
François BELLOT.

(1) In Zuid-Soedan, werd Salva Kiir Mayardit, die 92,99 % van de stemmen kreeg, verkozen tot president van de regering van Zuid-Soedan. Op 14 juni legde Riek Machar de eed af als vice-president. Op 21 juni vaardigde president Kiir een decreet uit tot aanwijzing van zijn regering, waarin de SPLM 27 ministerposten bekleedt, de PCN twee, en de overige politieke partijen van het zuiden, drie. De SPLM veroverde 159 zetels in de wetgevende assemblee van Zuid-Soedan, of 93,52 % van het totaal aantal zetels en de SPLM-Changement d‰mocratique drie zetels. Zeven zetels gingen naar onafhankelijke kandidaten.

(2) Voorgezeten door de president van de Verenigde Republiek Tanzania, de heer Benjamin Mkapa, bestaat die groep uit twee andere leden, oud-minister van Buitenlandse Zaken van Portugal, de heer Antonio Monteiro, en de oud-voorzitter van de verkiezingscommissie van Nepal, de heer Bhojraj Pokharel.