5-634/1 | 5-634/1 |
22 DECEMBER 2010
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 12 juli 2007 in de Senaat werd ingediend door de heren Hugo Vandenberghe en Tony Van Parys (stuk Senaat, nr. 4-21/1 - BZ 2007).
Afdeling II van boek II, titel V, hoofdstuk IX, van het Strafwetboek is getiteld « Belemmering van de uitoefening van de rechtsprekende functie ». Bij nader toezien blijkt die afdeling echter enkel betrekking te hebben op gevallen waarin iemand wordt aangewezen om als jurylid te zetelen bij het hof van assisen en geen gevolg geeft aan die aanmaning.
Het is echter duidelijk dat het concept « belemmering van de uitoefening van de rechtsprekende functie » veel ruimer kan worden geïnterpreteerd. In een vraaggesprek met een Nederlandstalige krant (25-26 januari 2003) verklaarde een bekend Luiks strafpleiter :
« Er zijn in de zaak-Dutroux zoveel ontsporingen geweest dat een mens er wanhopig zou van worden. Er zijn zoveel onbetrouwbare tipgevers opgedoken, zoveel mensen die uit een of ander duister belang dwaalsporen lanceerden en die zich bemoeiden met het gerechtelijk onderzoek, dat het een kluwen is geworden. »
Die, maar ook andere handelwijzen worden in het Angelsaksische recht omschreven als « contempt of court », met andere woorden een wijze van optreden die het normale verloop van de rechtsgang verstoort. Een efficiënte rechtsbedeling vergt immers de medewerking van een ieder, in de eerste plaats van magistraten en advocaten, maar ook van partijen, getuigen, deskundigen en zelfs buitenstaanders die op enige wijze invloed kunnen hebben op het verloop van het proces.
Dit wetsvoorstel strekt er dan ook toe een artikel 317 toe te voegen aan het Strafwetboek dat sterke gelijkenis vertoont met de omschrijving van « contempt of court » in de Britse Contempt of Court Act 1981 en de toepassing van dat concept in de Britse rechtspraak. Het legt een geldboete op aan een ieder die door zijn woorden, daden of onthouding bewust een belangrijk risico schept dat de normale rechtsgang ernstig kan verstoren of schaden.
Enerzijds is de omschrijving vrij open geformuleerd, omdat zij van toepassing dient te zijn op ieder schadelijk gedrag. Anderzijds is de lat voor de toepassing van de bepaling veeleer hoog gelegd : er moet sprake zijn van een belangrijk risico, dat bewust wordt gecreëerd. Het is evident dat het voorgestelde artikel niet kan worden toegepast op wie zich binnen de toepassing van het verbod op zelfincriminatie bevindt en evenmin op advocaten binnen de grenzen van hun pleitvrijheid.
De voorgestelde straf kan worden opgelegd naar aanleiding van gedragingen in het kader van een burgerlijke, administratieve of strafrechtelijke procedure en mag niet worden verward met de sancties die betrekking hebben op tergende en roekeloze gedingen. In tegenstelling tot de Britse regeling, wordt de straf niet opgelegd door de rechter voor wie het geding aanhangig is, maar door de strafrechter, aan wie de procedure langs de normale weg is voorgelegd. Ook die werkwijze is bedoeld als een rem om te vermijden dat al te makkelijk straffen zouden worden opgelegd.
Sabine de BETHUNE Rik TORFS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 317 van het Strafwetboek, opgeheven bij de wet van 3 maart 1933, wordt hersteld in de volgende lezing :
« Art. 317. — Een ieder die door zijn woorden, daden of onthouding bewust een belangrijk risico schept dat de normale rechtsgang ernstig kan verstoren of schaden, wordt gestraft met een geldboete van een euro tot vijfentwintig euro. »
30 november 2010.
Sabine de BETHUNE Rik TORFS. |