5-455/1

5-455/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

10 NOVEMBER 2010


Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 134quinquies in de nieuwe gemeentewet, met betrekking tot de politionele bevoegdheid van de burgemeester in het kader van de strijd tegen netwerken van mensenhandel

(Ingediend door mevrouw Vanessa Matz)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 22 juli 2003 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-110/1 - BZ 2003).

Aangezien mensenhandel een erg specifiek probleem is en de situaties bedoeld in artikel 134quater van de nieuwe gemeentewet te beperkend geformuleerd zijn, is het raadzaam de burgemeester een bijzondere politionele bevoegdheid te verlenen voor de bestrijding van het verschijnsel. Met de bevoegdheden waarover de burgemeester momenteel beschikt krachtens de nieuwe gemeentewet, is het allesbehalve zeker dat hij een inrichting voor mensenhandel kan laten sluiten. De bepalingen hieromtrent zijn immers te beperkend. In zijn adviespraktijk acht de Raad van State politiemaatregelen alleen dan gewettigd wanneer zij de handhaving van de materiėle openbare orde beogen, niet de morele openbare orde. Voor de morele openbare orde is volgens het hoge administratieve rechtscollege alleen de rechterlijke macht bevoegd (zie verslag van de subcommissie « Mensenhandel en prostitutie » van de Senaat, stuk Senaat, nr. 2-152/1 - 1999/2000).

De definitie van « mensenhandel » is gebaseerd op het verslag over de mensenhandel van de bijzondere commissie van de Kamer van volksvertegenwoordigers van 30 januari 1998 (stuk Kamer, nr. 49-1399/1 - 1997/1998), waarin deze term niet wordt voorbehouden aan de strafbaarstellingen bepaald in boek II, titel VII, van het Strafwetboek. Mensenhandel betreft immers veel meer dan alleen maar prostitutie.

Aangezien het gaat om een preventieve maatregel, is het raadzaam een tijdsbeperking in te voegen.

Bovendien doet deze bevoegdheid geen afbreuk aan de bevoegdheid van de rechterlijke macht om welk misdrijf ook dat in een dergelijke inrichting gepleegd wordt, te vervolgen en te bestraffen. Artikel 29 van het Wetboek van strafvordering bepaalt dat iedere gestelde overheid bericht moet geven aan het openbaar ministerie van een misdaad of van een wanbedrijf waar zij kennis van krijgt.

Overeenkomstig de adviespraktijk van de Raad van State zal de burgemeester vooraf de bij de sluiting betrokken persoon of personen moeten horen.

Uiteraard kan elke betrokkene tegen de beslissing om te sluiten een beroep tot nietigverklaring of tot schorsing instellen bij de Raad van State.

Vanessa MATZ.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In de nieuwe gemeentewet wordt een artikel 134quinquies ingevoegd, luidende :

« Art. 134quinquies. — Indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat een inrichting gebruikt wordt voor mensenhandel in de betekenis van titel VII van boek II van het Strafwetboek of voor uitbuiting van de zwakke en kwetsbare positie van mensen die uit landen komen die economisch minder ontwikkeld zijn dan Belgiė en die hun levensomstandigheden willen verbeteren in Belgiė, kan de burgemeester besluiten deze inrichting te sluiten voor de duur die hij bepaalt.

Die maatregelen zullen onmiddellijk ophouden uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeesters en schepenen worden bevestigd.

De sluiting mag een termijn van drie maanden niet overschrijden. De beslissing van de burgemeester wordt opgeheven bij het verstrijken van die termijn. »

19 oktober 2010.

Vanessa MATZ.