5-269/1

5-269/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

12 OKTOBER 2010


Wetsvoorstel tot aanvulling van de wet van 14 juni 2005 betreffende de follow-up van het optreden van de regering op het stuk van de Millenniumdoelstellingen inzake ontwikkeling

(Ingediend door mevrouw Sabine de Bethune en de heer Rik Torfs)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 1 oktober 2010 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-222/1 - BZ 2007).

In 2000 hebben de staatshoofden en regeringsleiders de plechtige belofte afgelegd de extreme armoede in het Zuiden te halveren. Vijf jaar na de afkondiging van de Millenniumdoelstellingen hielden de VN-lidstaten midden september te New York een eerste evaluatietop. Deze Millennium +5 Top werd ook door België voorbereid. Vooreerst publiceerde de Belgische regering in januari 2005 het eerste voortgangsrapport waarbij de inspanningen in het kader van de 8e Millenniumdoelstelling en ter ondersteuning van de Millenniumdoelstellingen in hun geheel toegelicht werden (Mondiaal Partnerschap voor Ontwikkeling; Millennium Ontwikkelingsdoelstelling 8 : eerste voortgangsrapport van België 2004). Naar aanleiding van een aantal hoorzittingen in de Senaat over de Millenniumdoelstellingen kwam een parlementair rapport met aanbevelingen aan het adres van de regering tot stand (Senaat, stuk nr. 3-603/8). Tegelijkertijd startte de directie-generaal ontwikkelingssamenwerking (DGOS) op 18 mei 2005 met een sensibiliseringscampagne over de Millenniumdoelstellingen naar het brede publiek toe, onder andere via een mobiele tentoonstelling.

Ondanks alle inspanningen is het globaal beeld met betrekking tot de realisatie van de Millenniumdoelstellingen tot op heden niet zo positief. Het UNDP berekende via de Index van de Menselijke Ontwikkeling dat er in 2015 dubbel zoveel mensen in extreme armoede zullen leven, indien de landen in het Noorden niet met meer financiële middelen over de brug komen.

Nochtans moet de strijd tegen de armoede voor elk land in het Noorden een prioriteit zijn. Daartoe juist hadden de regeringsleiders in 2000 de acht Millenniumdoelstellingen geformuleerd. Voor de realisatie van de eerste zeven doelstellingen berust de verantwoordelijkheid bij de ontwikkelingslanden zelf. Deze moeten binnen een tijdskader kunnen aantonen dat ze vooropgestelde criteria hebben gehaald. Dit evaluatieproces moet juist mogelijk maken de ontwikkelingslanden op hun verantwoordelijkheid te wijzen, bij te sturen indien nodig en na te gaan of men de beoogde doelstellingen zal bereiken.

De 8e Millenniumdoelstelling daarentegen richt zich specifiek op de ontwikkelde landen in het Noorden. Zij heeft tot doel om in hun samenwerkingsverband met de landen in het Zuiden meer aandacht te besteden aan rechtvaardiger Noord-Zuidverhoudingen zoals het neerhalen van de tolmuren, het toekennen van schuldkwijtschelding, het uitbouwen van een conflictpreventiebeleid, ... . Maar in tegenstelling tot de andere zeven Millenniumdoelstellingen is er geen tijdskader of evaluatiemechanisme opgezet voor deze doelstelling. Het gebrek aan een welomschreven tijdspad, aan concrete evaluatiecriteria en aan een bindend engagement voor de landen in het Noorden toont meteen de zwakte van deze 8e Millenniumdoelstelling aan.

Met het oog op de concrete invulling van de 8e Millenniumdoelstelling richtten in 2002 oud-medewerkers van de Wereldbank het Center for Global Development in Washington op. Jaarlijks publiceert deze denktank een Commitment to Development Index (CDI) waarin wordt weergegeven hoe de landen in het Noorden de ontwikkeling van de landen in het Zuiden bevorderen. Dat gebeurt door middel van een weging van hun bijdrage in zeven beleidsdomeinen, namelijk : officiële ontwikkelingshulp, openheid in de internationale handel en in migratiestromen, het stimuleren van buitenlandse investeringen, maatregelen die de duurzaamheid van het milieu bevorderen, deelname aan internationale operaties voor conflictpreventie en inspanningen op het vlak van technologische ontwikkeling.

Deze index is momenteel het enige evaluatie-instrument om de vooruitgang van de 8e Millenniumdoelstelling te meten. Ons land kan hier het voortouw nemen door de CDI als evaluatiecriterium van het beleid te gebruiken. Uit de in 2009 gepubliceerde index bleek immers dat België ten opzichte van de eerst verschenen index in 2003 met 0,7 % vooruit ging. Reeds zeven jaar lang bekleedt België slechts de vijftiende plaats op een totaal van tweeëntwintig landen.

Dit wetsvoorstel beoogt de CDI als het ijkpunt voor de 8e Millenniumdoelstelling in te schrijven in het wettelijk kader dat door de wet van 14 juni 2005 de opvolging van het regeringsbeleid inzake de Millenniumdoelstellingen mogelijk maakt via een jaarlijks rapport aan het Parlement. Met die verplichting kan ook de vooruitgang van ons land gemeten worden. Tegelijkertijd kan de CDI ook fungeren als indicator voor een concrete programmering voor de toename van de Belgische hulpinspanningen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Dit artikel wil het vooruitgangsrapport van de regering bij het realiseren van de Millenniumdoelstellingen inzake ontwikkeling wettelijk specifiëren. Bedoeling is de vooruitgang te toetsen aan een zevental indicatoren als parameter om de Belgische inspanningen meetbaar en controleerbaar te maken. Dit artikel stelt voor om de indicatoren van de Commitment for Development Index (CDI) te hanteren, uitgewerkt door het Center for Global Development.

Sabine de BETHUNE.
Rik TORFS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 2, tweede lid, 2º, van de wet van 14 juni 2005 betreffende de follow-up van het optreden van de regering op het stuk van de Millenniumdoelstellingen inzake ontwikkeling, wordt aangevuld met de volgende zin :

« Dit analytisch overzicht dient ook de vooruitgang van de 8e Millenniumdoelstelling te toetsen aan de volgende indicatoren als ijkpunt : officiële ontwikkelingshulp, openheid in de internationale handel en in migratiestromen, het stimuleren van buitenlandse investeringen, maatregelen die de duurzaamheid van het milieu bevorderen, deelname aan internationale operaties voor conflictpreventie en inspanningen op het vlak van technologische ontwikkeling. »

20 juli 2010.

Sabine de BETHUNE.
Rik TORFS.