5-259/1 | 5-259/1 |
8 OKTOBER 2010
Deze resolutie wenst andermaal de aandacht te vestigen op de precaire situatie van de mensenrechten in Iran en spreekt een krachtdadige veroordeling uit over de toepassing van de doodstraf, folteringen en de barbaarse praktijk van stenigingen in dat land.
Nele LIJNEN Rik DAEMS Bart TOMMELEIN. |
De Senaat,
A. onder verwijzing naar eerdere unaniem goedgekeurde resoluties over zware mensenrechtenschendingen in Iran, met name de resolutie betreffende de executies van minderjarigen in Iran (1) en de resolutie betreffende de executie van Delara Darabi in Iran (2) ;
B. nota genomen van de verklaringen van het EU-voorzitterschap van 4 juni 2008 en 10 juni 2008 over de dreigende executie van criminele jongeren in Iran;
C. gelet op de verklaringen van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van 14 juni 2010 en 6 juli 2010 en de eerdere verklaring van 13 juni 2008 van het voorzitterschap namens de Europese Unie over de executie van Mohammad Hassanzadeh en eerdere executies waaronder die op dinsdag 19 juli 2005 waarbij twee jongeren publiekelijk werden ophangen in Mashad omdat ze er werden van beschuldigd homo te zijn;
D. onder verwijzing naar de resoluties van de algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN), en met name resolutie 62/168 van 18 december 2007 over de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran en resolutie 62/149 van 18 december 2007 over een moratorium voor het gebruik van de doodstraf alsook het verslag van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties van 23 september 2009 over de mensenrechtensituatie in de Islamitische Republiek Iran en de verklaring over Iran van de hoge commissaris voor de mensenrechten van de Verenigde Naties van 4 maart 2010;
E. gelet op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Verdrag voor de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en het Verdrag inzake de rechten van het kind die alle vier door de Islamitische Republiek Iran zijn ondertekend;
F. vermits de algemene situatie van de mensenrechten in Iran sinds 2005 achteruit is blijven gaan en Iran wereldwijd nog steeds het land is dat de meeste jeugdige delinquenten terechtstelt; dat alleen al in 2010 circa 2000 doodstraffen zijn opgelegd;
G. vaststellende dat in Iran nog steeds minderjarigen worden geëxecuteerd en dat van Iran bekend is dat het meer criminele jongeren heeft geëxecuteerd dan enig ander land in de wereld;
H. overwegende dat volgens berichten in de Mashad's Vahil Abad-gevangenis alleen al in de afgelopen weken meer dan honderd gevangenen zijn terechtgesteld wegens drugsdelicten, en dat een honderdtal anderen in de loop van de komende dagen zullen worden terechtgesteld; overwegende dat het collectieve karakter van deze terechtstellingen, waartoe bovendien in het grootste geheim wordt besloten, een flagrante schending vormt van de internationale wetgeving;
I. overwegende dat Iran in tegenstelling tot de beweringen van de hoogste Iraanse gerechtelijke instanties nog steeds de doodstraf door steniging oplegt, zoals in het geval van Sakineh Mohammadi-Ashtiani wegens « overspel », wat in haar op 11 augustus 2010 op de televisie uitgezonden « bekentenis » werd benadrukt;
J. overwegende dat Sakineh Mohammadi-Ashtiani in 2006 in Iran is veroordeeld tot een straf van negenennegentig zweepslagen wegens twee buitenechtelijke intieme relaties na de dood van haar man, en dat deze straf hetzelfde jaar nog is uitgevoerd;
K. overwegende dat zij tevens werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de moord op haar man, maar is vrijgesproken, waarna zij werd beschuldigd van overspel tijdens haar huwelijk, en veroordeeld tot de dood door steniging;
L. overwegende dat de steniging die op 9 juli 2010 zou plaatsvinden, na internationale pressie door de Iraanse autoriteiten « om humanitaire redenen » is opgeschort;
M. overwegende dat het stenigingsvonnis een aparte schending betekent van de internationale verplichtingen die krachtens het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten op Iran rusten; overwegende dat Iran onlangs nog bij zijn universele periodieke toetsing in de VN-Mensenrechtenraad heeft aanvaard om ten minste de minimumnormen en bepalingen van bovengenoemd verdrag met betrekking tot de doodstraf, zolang die nog blijft bestaan, te eerbiedigen;
N. overwegende dat de achttienjarige Ebrahim Hamidi in augustus ter dood werd veroordeeld wegens vermeende sodomie op slechts zestienjarige leeftijd, na een bekentenis te hebben afgelegd die volgens zijn zeggen onder foltering was afgedwongen;
O. overwegende dat de verdediger in beide zaken, Mohammad Mostafaei, die trachtte de publieke opinie op hun situatie te attenderen, het land moest ontvluchten uit angst om te worden gearresteerd, en overwegende dat steeds meer mensenrechtenadvocaten, waaronder Mohammed Ali Dadkah, Mohammad Oliyifard, Mohammad Seifzadeh en zelfs bekende persoonlijkheden zoals Nobelprijswinnaar Shirin Ebadi, het slachtoffer worden van vervolging door de staat, variërend van buitengewoon hoge belastingaanslagen tot doodsbedreigingen jegens henzelf en hun naasten;
P. overwegende dat Nasrin Sotoudeh, een alom gerespecteerde mensenrechtenadvocaat vanwege haar inspanningen voor ter dood veroordeelde jongeren en het verdedigen van gewetensgevangenen, op 4 september 2010 werd gearresteerd op beschuldiging van « propaganda tegen de staat » en « samenzwering en samenkomst met als doel in strijd met de nationale veiligheid te handelen »;
Q. overwegende dat een jaar na de frauduleuze presidentsverkiezingen en de daaropvolgende massaprotesten, honderden demonstranten, journalisten en burgerrechtenactivisten of zelfs burgers die iedere betrokkenheid bij de demonstraties ontkennen, zoals de Nederlandse staatsburger Zahra Bahrami, nog steeds gevangenzitten;
R. overwegende dat Zahra Bahrami, die naar Iran was gereisd om haar familie te bezoeken, naar aanleiding van de protesten tijdens Asjoera op 27 december 2009 is gearresteerd en is gedwongen op televisie bekentenissen af te leggen over feiten waarvan zij werd beschuldigd;
S. overwegende dat internationale mensenrechtenorganisaties noch de Nederlandse autoriteiten toestemming hebben gekregen contact met mevrouw Bahrami op te nemen;
T. overwegende dat gedwongen bekentenissen, foltering en mishandeling van gevangenen, slaaponthouding, eenzame opsluiting, clandestiene detentie en wrede, onmenselijke en vernederende behandeling, fysieke mishandeling met inbegrip van seksueel geweld, en straffeloosheid voor staatsfunctionarissen nog steeds dagelijkse praktijk is, wat grote twijfel oproept over de eerlijkheid en transparantie van de rechtsgang,
U. overwegende dat er steeds vaker gevallen voorkomen waarin verdedigers van de burgerrechten worden beschuldigd van « moharabeh » (vijandschap tegen God), waarvoor de doodstraf kan worden opgelegd, zoals in het geval van Shiva Nazar Ahari, lid van de Iraanse Commissie van mensenrechtenjournalisten, die sinds 20 december 2009 vastzit en binnenkort wordt berecht,
V. overwegende dat de vervolging van religieuze en etnische minderheden in Iran onverminderd aanhoudt; overwegende dat de zeven Baha'i-leiders Fariba Kamalabadi, Jamaloddin Khanjani, Afif Naeimi, Saeid Rezaie, Mahvash Sabet, Behrouz Tavakkoli en Vahid Tizfahm, die sinds 2008 uitsluitend op grond van hun geloofsovertuiging vastzitten, in augustus op beschuldiging van propaganda tegen de staat en spionage tot 20 jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld,
W. overwegende dat de intimidatie van de oppositiepolitici Mir-Hossein Mousavi en Mehdi Karrubi, alsook van andere prominente leden van politieke partijen, blijft voortduren; overwegende dat het verblijf van de voormalige presidentskandidaat Mehdi Karroubi begin september is aangevallen door tientallen agenten in burger die graffiti op zijn huis aanbrachten, vandalisme pleegden, ramen stukgooiden en binnen zijn huis schoten losten; overwegende dat deze aanvallen plaatsvonden nadat de commandant van de revolutionaire garde, Mohammad Ali Jafari, had verklaard dat het volk van Iran de « opstandelingenleiders », waarmee hij de oppositieleiders bedoelde, zou veroordelen; overwegende dat de politie geen enkele poging heeft gedaan om een eind te maken aan de aanvallen;
X. overwegende dat de Iraanse rechtspraak mensen die worden beschuldigd van misdrijven gelijkstelt met de politieke oppositie in Iran, en de politieke oppositie gelijkstelt met het begaan van misdaden, met het doel de politieke oppositie en misdaad over één kam te scheren;
Vraagt de regering :
1. er bij de Iraanse autoriteiten langs officiële en formele weg op het hoogste niveau op aan te dringen de vonnissen die tegen Sakineh Mohammadi-Ashtiani zijn uitgesproken te herroepen en haar veroordeling uitgebreid te laten herzien;
2. de Iraanse regering langs officiële en formele weg op het hoogste niveau met klem te verzoeken de zaak van mevrouw Bahrami te heropenen, toe te staan dat zij wordt bijgestaan door een advocaat en consulaire bijstand krijgt, haar vrij te laten of een eerlijk proces te geven; verzoekt de minister van Buitenlandse Zaken de detentie van Zahra Bahrami aan te kaarten bij de Iraanse autoriteiten;
3. de terdoodveroordelingen, stenigingen en executies in Iran en in het bijzonder het executeren van criminele jongeren en minderjarigen openlijk en met klem te veroordelen en hierbij in het bijzonder aan te geven aan Iran dat de veroordeling tot de dood door steniging, ongeacht de gepleegde feiten, nooit gerechtvaardigd of aanvaardbaar kan zijn;
4. er bij de Iraanse autoriteiten langs officiële en formele weg op aan te dringen eindelijk de internationaal erkende wettelijke normen ten aanzien van minderjarigen te eerbiedigen en er specifiek aan te dringen het doodvonnis tegen Ebrahim Hamidi, een achttienjarige die wordt beschuldigd van sodomie, niet te voltrekken; alsook wederom aan te geven aan de Iraanse regering dat terdoodveroordelingen van minderjarigen in strijd zijn met de internationale verplichtingen waar de Islamitische Republiek Iran aan gehouden is, met name het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Verdrag inzake de rechten van het kind, die beide de executie van minderjarigen of mensen die veroordeeld zijn wegens misdaden die zij begingen toen zijn nog minderjarig waren, duidelijk verbieden;
5. samen met de Europese Unie bij de Iraanse autoriteiten aan te dringen op het niet voltrekken van de doodvonnissen die werden uitgesproken jegens alle andere zogenaamde « criminele » jongeren die ter dood zijn veroordeeld;
6. er bij de leden van de Majlis op aan te dringen snel hun goedkeuring te hechten aan de hervorming van het Iraanse wetboek van strafrecht om met name steniging alsook de executie van criminele jongeren af te schaffen, te streven naar een moratorium voor de doodstraf en de Iraanse wetgeving in overeenstemming te brengen met de internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten;
7. de Iraanse regering en het Iraanse parlement te vragen homoseksuele relaties uit het wetboek van strafrecht van Iran te halen;
8. de Iraanse autoriteiten te verzoeken dringend — zowel wettelijk als feitelijk — een eind te maken aan alle vormen van foltering en iedere andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, het recht op een eerlijke procesvoering te handhaven en een halt toe te roepen aan het straffeloos schenden van de mensenrechten;
9. de Islamitische Republiek Iran te verzoeken het VN-Verdrag inzake de eliminatie van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen te ondertekenen en te ratificeren;
10. de Iraanse autoriteiten te verzoeken de Rode Halve Maan zonder uitzondering toegang te verlenen tot alle gevangenen, en internationale mensenrechtenorganisaties toe te staan de situatie in het land te volgen;
11. bij de Iraanse autoriteiten aan te dringen op de onmiddellijke vrijlating van al degenen die uitsluitend op grond van hun vreedzaam protest en hun wens gebruik te maken van hun fundamentele mensenrecht van vrijheid van meningsuiting vastzitten en verzoekt met name opnieuw om vrijspraak van de zeven Baha'i-leiders
12. aan te dringen bij de Islamitische Republiek Iran op onmiddellijke vrijlating van alle gearresteerde mensenrechtenadvocaten;
13. aan de Islamitische Republiek Iran haar ernstige bezorgdheid te kennen te geven over het feit dat de Iraanse autoriteiten misbruik maken van rechtsbevoegdheid om mensenrechten- en maatschappijactivisten aan te pakken, zoals de leden van de « één miljoen handtekeningen »-campagne en van de Centrale Raad van de studentenorganisatie ADVAR;
14. de Islamitische Republiek Iran te verzoeken aanvullende maatregelen voor te stellen in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten om Iraanse mensenrechtenactivisten actief te beschermen, en om het Europese « Shelter City »-programma concreet te ondersteunen;
15. een nieuw VN-mandaat voor een speciale rapporteur om de wantoestanden in Iran te onderzoeken en erop aan te dringen dat degenen die zich schuldig maken aan schendingen van de mensenrechten in Iran ter verantwoording worden geroepen;
16. binnen het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie erop aan te dringen de bestaande lijst van personen en organisaties die niet naar de EU mogen reizen en waarvan bezittingen worden bevroren uit te breiden tot al degenen die verantwoordelijk zijn voor schendingen van de mensenrechten, repressie en vrijheidsbeknotting in de Islamitische Republiek Iran;
17. de uitzetting van personen die in Iran dreigen te worden geëxecuteerd of gemarteld op te schorten alsook de uitwijzing van holebi's naar Iran op te schorten;
18. de executie van minderjarigen en de steniging van mensen in Iran op de agenda te plaatsen van de Europese Unie vermits ons land heden het voorzitterschap bekleedt;
19. deze resolutie officieel te bezorgen aan de Raad van Europa, de Europese Commissie, de VN-secretaris-generaal, de VN-Mensenrechtenraad, het hoofd van de rechterlijke macht van Iran en de regering en het parlement van de Islamitische Republiek Iran.
13 september 2010.
Nele LIJNEN Rik DAEMS Bart TOMMELEIN. |
(1) http://www.senate.be/www/?MIval=/dossier"&"LEG=4&"&"NR=842"&"LANG=nl.
(2) http://www.senate.be/www/?MIval=/dossier"&"LEG=4"&"NR=1336"&"LANG=nl.