5-93/1

5-93/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2010

20 SEPTEMBER 2010


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 10 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, om een kindertoets op de federale begroting in te stellen

(Ingediend door de dames Sabine de Bethune en Cindy Franssen)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 1 oktober 2007 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-230/1 - BZ 2007).

1. Inleiding

België zette in 2002 de eerste stap naar een horizontaal kinderrechtenbeleid op federaal niveau. Op initiatief van de indienster werd een wet aangenomen die de federale regering verplicht om jaarlijks schriftelijk verslag uit te brengen aan het Parlement over haar beleid ter uitvoering van het Verdrag inzake de rechten van het kind (1) . Een budget voor kinderen werd tot nu toe echter niet in de begroting ingeschreven. Voorliggend voorstel wil een kindertoets op de begroting wettelijk verplicht maken.

2. Investeren in kinderen

Unicef en tal van andere organisaties benadrukken het belang van « investeren in kinderen ». Een maatschappij die rekening houdt met de rechten van kinderen moet ook de nodige middelen vrijmaken om deze rechten concreet en uitvoerbaar te maken. Indien men rekening houdt met kinderrechten bij het opmaken van de overheidsbegroting, zal dat zichtbaar worden in institutionele en sociale veranderingen.

Institutionele veranderingen zijn noodzakelijk om het overleven, de ontwikkeling, de bescherming en de participatie van kinderen te kunnen garanderen. Zowel het Internationaal Verdrag voor de rechten van het kind als de conclusies van de Kinderrechtentop in 1990 en de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties benadrukken die noodzaak. Het belang van kinderen centraal stellen bij het opmaken van de begroting is een van de duidelijkste bewijzen van het bestaan van een echte politieke wil.

3. Follow-up van de VN-kinderrechtentop (2002)

In het actieplan « Een wereld geschikt voor kinderen » dat werd aangenomen op de VN-kinderrechtentop (9 mei 2002) gingen de staats- en regeringsleiders het engagement aan de nodige middelen vrij te maken voor de implementatie van de kinderrechten (A world fit for children, §§ 48-58).

Eén van de belangrijkste aanbevelingen van het parlementair forum van de VN-kinderrechtentop is de invoering van een verplichte kindertoets op elke overheidsbegroting. In het syntheserapport van het forum (punt 8B) worden de verschillende stappen voor zo'n kindertoets toegelicht :

« Établir un budget prenant en compte les « droits de l'enfant ».

Étant donné que les crédits budgétaires peuvent avoir une incidence directe ou indirecte sur les enfants, une « étude d'impact sur les enfants » du budget dans sa totalité s'impose avant la phase de ventilation budgétaire.

Lors de l'élaboration du budget national, il importe de mettre tout en œuvre pour satisfaire les besoins des enfants de la nation, tout en veillant à honorer, dans les délais fixés, les engagements pris par le pays à l'échelle internationale (taux optimal de scolarisation au niveau de l'enseignement primaire, lutte contre la pauvreté, la mortalité et la malnutrition, etc.)

Il a été recommandé d'adopter une approche globale de la question des enfants, en soulignant la nécessité de veiller à ce que les droits de l'enfant soient pris en compte dans toute allocation de crédit budgétaire, directement destinée ou non aux enfants. Certains, par exemple, ont relevé que l'élimination de la pauvreté dans les pays en développement devait commencer par des mesures économiques et sociales centrées sur les enfants en tant que fondement de notre société. Il a été de plus recommandé de créer des postes budgétaires pour les enfants, les dépenses publiques en faveur des enfants ne devant pas, en effet, être toujours prévues dans le cadre d'autres rubriques générales. Cela permettrait de recenser les besoins des enfants, d'établir les priorités et d'évaluer les résultats.

Il conviendrait, dans les affectations budgétaires, d'observer ce principe cardinal que certains domaines d'activité, comme les programmes d'éducation et de nutrition dans les écoles, doivent toujours être budgétisés ensemble afin d'optimiser le bénéfice des investissements.

La nécessité d'entreprendre des réformes fiscales au profit des enfants en tant qu'aspect important du processus budgétaire a été également débattue. Le volet « recettes » du budget est aussi important dans la mobilisation de ressources en faveur des enfants que le budget « dépenses ».

Le processus budgétaire devrait tenir compte des disparités géographiques, ce qui exige un recensement en bonne et due forme des domaines défavorisés afin que les programmes d'envergure nationale puissent recevoir une application juste et équitable. Les enfants qui sont dans une situation critique méritent une attention particulière.

Relevant que les enfants aujourd'hui sont les travailleurs, parents et décideurs de demain, les parlementaires ont déclaré que les enfants, notamment leur éducation et leur santé, représentaient le meilleur investissement que puisse faire un pays à travers son budget. À cet égard, plusieurs participants ont souligné l'importance du financement de la prévention et du traitement du VIH/SIDA chez les jeunes, parallèlement à l'éducation sexuelle. »

4. De kindertoets op de Belgische federale begroting

In België bestaat er momenteel geen wettelijke verplichting voor een kindertoets op de begroting. Via parlementaire vragen voert de indienster jaarlijks een kindertoets uit op de federale begroting en op het federale beleid (2) . Uit de analyses blijkt dat vele federale departementen geen aparte budgetlijnen hebben voor kinderen. De antwoorden getuigen evenmin van een concreet inzicht in de kinderrechtenproblematiek.

Wanneer men de toets op de begroting 2002 doorneemt blijkt dat slechts 0,008 % van de federale begroting 2002 expliciet voor kinderen bestemd is. Het gaat om 3,9 miljoen euro op een totaal van 44 792 miljoen euro.

5. Visie van de CD&V

Op het sociaal-economisch congres in Antwerpen van 20 en 21 september 2002 heeft de CD&V een stelling aangenomen die de jaarlijkse kindeffectrapportage (KER) op de begroting wettelijk verplicht wil maken. Hiermee gaat CD&V in op het voorstel van de werkgroep Vrouw en Maatschappij om beleidsinstrumenten te creëren voor een zorgzame samenleving. Naast de invoering van een label voor gezinsvriendelijke bedrijven, de opname van zorgarbeid en vrijwilligerswerk in het BNP en de invoering van een officiële leefkwaliteitsindex en -audit, stelt Vrouw en Maatschappij drie wettelijk verplichte effectenrapportages op de begroting voor, namelijk een gendereffectrapportage, een solidariteitsnota N-Z, en een kindeffectrapportage.

Voortbouwend op die visie is het voor christen-democraten een must dat de kindertoets op de begroting wordt opgenomen in het Belgisch actieplan voor de rechten van het kind, dat de regering moet overzenden aan het Comité van de rechten van het kind in Genève.

6. Inhoud van het voorstel

Het wetsvoorstel voorziet in de opname van de kindernota in de algemene toelichting bij de begroting, die volgens de bepalingen van de wetten op de Rijkscomptabiliteit uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat het begrotingsjaar voorafgaat wordt ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers. In die kindernota zet de regering enerzijds per departement haar uitgaven ten voordele van kinderen uiteen en onderwerpt ze de uitgaven anderzijds aan een kindertoets. Voor de opstelling van de kindernota moet de regering het advies vragen van de Kinderrechtencoalitie en van « La Coordination des ONG pour les droits des enfants ».

Voor dergelijke nota bestaat in ons land een precedent, met name de Zilvernota, waarin de regering haar beleid met betrekking tot de vergrijzing uiteenzet (3) . De indienster zelf heeft tijdens de vorige legislatuur bovendien een wetsvoorstel ingediend teneinde genderbudgetting verplicht te maken (stuk Senaat, nr. 4-235 van 1 oktober 2007).

Sabine de BETHUNE.
Cindy FRANSSEN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 10 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, gewijzigd bij de wetten van 5 september 2001 en 24 december 2002, wordt aangevuld met de bepaling onder 7º, luidende :

« 7º een kindernota, waarin de regering enerzijds per departement haar uitgaven voor acties ten voordele van kinderen uiteenzet, en anderzijds de uitgaven onderwerpt aan een kindertoets. Voor de opstelling van de kindernota steunt de regering op het advies van de Kinderrechtencoalitie en van « La Coordination des ONG pour les droits des enfants ». »

20 juli 2010.

Sabine de BETHUNE.
Cindy FRANSSEN.

(1) Wet van 4 september 2002, Belgisch Staatsblad, 17 oktober 2002.

(2) Schriftelijke vragen van senatrice Sabine de Bethune (nrs. 2-1698 tot 2-1705) over de middelen ingeschreven in de begroting van 2002 ter verwezenlijking van de kindvriendelijke dimensie van het beleid van elk departement.

(3) Wet van 5 september 2001 tot waarborging van een voortdurende vermindering van de overheidsschuld en tot oprichting van een Zilverfonds, Belgisch Staatsblad, 14 september 2001.