5-28/1 | 5-28/1 |
16 AUGUSTUS 2010
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 7 april 2009 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-1279/1 - 2008/2009).
1. Totstandkoming van het verbod op bepaalde campagnevormen, en van de regels met betrekking tot de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen
Op 22 oktober 1968 diende kamerlid P. Persoons een eerste wetsvoorstel in dat tot doel had een controle op de verkiezingsuitgaven in te stellen en ze te beperken (1) . Dit voorstel was geïnspireerd door de wetgeving in het Verenigd Koninkrijk. Niet de oorsprong van de fondsen maar het bedrag van de verkiezingsuitgaven diende bekend te worden gemaakt. Dit bedrag was geplafonneerd op 100 000 frank per kandidaat voor de federale verkiezingen en op 50 000 frank voor de provinciale verkiezingen (2) .
Tussen 1968 en 1983 werden over deze materie in de Kamer en de Senaat tien wetsvoorstellen ingediend.
Het nadeel van deze wetsvoorstellen was, aldus professor Laura Iker-de Marchin, dat zij enkel de uitgaven als voorwerp hadden zonder dat de politieke partijen, of de potentiële kandidaten van de nodige middelen werden voorzien om hun stem te laten horen.
De wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, die gebaseerd was op de verschillende wetsvoorstellen, organiseert een directe openbare financiering die varieert naar gelang van de behaalde resultaten van de verschillende fracties.
De wet van 4 juli 1989 streefde de volgende doelstellingen na :
1) het beperken van en de controle op de verkiezingsuitgaven van de partijen en de kandidaten;
2) het financieren van de politieke partijen die zijn vertegenwoordigd in het Parlement;
3) het garanderen van een open boekhouding van de politieke partijen.
De wet onderging diverse wijzigingen tussen 1989 en 1994 (wetten van 21 mei 1991 en 18 juni 1993). Een nieuwe mijlpaal was alleszins de wet van 18 juni 1993, die de in 1985 ingevoerde fiscale aftrekbaarheid van giften afschafte en het recht om giften te doen aan politieke partijen aanzienlijk beperkte.
De enorme uitgavenexplosie sinds de inwerkingtreding van de wet van 4 juli 1989 gaf aanleiding tot de oprichting van een werkgroep van kamerleden uit vijf partijen (de toenmalige meerderheid en de PRL), onder het voorzitterschap van kamerlid Leo Peeters. Deze werkgroep legde voor het eerst regels vast omtrent verboden campagnevormen.
In drie wetten die uit de werkzaamheden van de werkgroep voortvloeiden, werden de volgende bepalingen voor de verkiezingen voor de federale Kamers opgenomen :
— de partijen mogen 1 miljoen euro uitgeven voor reclame voor de federale verkiezingen. Voor de verkiezingen van het Vlaams Parlement en het Waals Parlement mogen de uitgaven niet meer dan 800 000 euro bedragen. Voor de verkiezing van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement zijn de uitgaven beperkt tot 175 000 euro en voor het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap tot 25 000 euro. Voor de individuele campagnes van de kandidaten is binnen dit budget een systeem uitgewerkt waarbij ze een maximaal bedrag mogen uitgeven van 8 700 euro, plus een bedrag naar gelang van het aantal kiezers ingeschreven op de kiezerslijst.
— de politieke partijen moeten hun boekhouding openbaar maken;
— gadgets, geschenken en telefooncampagnes worden verboden;
— het aantal affiches van meer dan 4 m² wordt beperkt tot 600 per partij. Er wordt geen verbod ingelast op radio- en tv-reclame.
De wet van 19 november 1998 heeft de verboden campagnevormen uitgebreid.
Commerciële reclameborden of affiches en niet-commerciële reclameborden of affiches groter dan 4 m2 zijn verboden. Tevens mogen de partijen nog slechts één miljoen euro uitgeven voor de federale verkiezingen en worden de bedragen voor de individuele campagnes gereduceerd. Het huren en beplakken van reclamepanelen zou teveel geld kosten, geld dat niet kon worden opgebracht door de ledenbijdragen of andere legale vormen van partijfinanciering.
Alleen toegelaten zijn de affiches in de tuin of voor het raam van de kandidaten en hun sympathisanten en die op de borden welke de gemeenten ter beschikking stellen. Er is dan ook een wildgroei ontstaan van affiches van maximaal 4 m2 in voortuintjes.
2. Beperking van de campagnetechnieken
Tijdens de drie maanden die de verkiezingen voorafgaan, dus vanaf de aanvang van de zogenaamde sperperiode mogen de politieke partijen, lijsten en kandidaten evenals derden die propaganda wensen te maken voor een partij, lijsten of kandidaten :
1) geen gebruik maken van commerciële reclameborden of affiches;
2) geen gebruik maken van niet-commerciële reclameborden of affiches groter dan 4 m2;
3) geen commerciële telefooncampagnes voeren; het is dus verboden om speciaal afgehuurde (bijvoorbeeld computergestuurde) telefoonlijnen te gebruiken;
4) geen reclameboodschappen uitzenden op radio (ook niet de vrije), televisie (ook niet de lokale) en in bioscopen alsook geen betalende reclame plaatsen op internetsites;
5) geen gadgets of geschenken verspreiden.
De wet verbiedt uitdrukkelijk het verspreiden uitdelen, verzenden, ... van gadgets en geschenken. Als gadgets worden onder meer beschouwd : ballonnen, zeepjes, balpennen, kaartspelen, plastiekzakken, agenda's, natuurproducten (onder meer bloemen en fruit, ...) muziekcassettes, enz.
Het betreft dus niet het verspreiden van drukwerk op papier (ook gekartonneerd) met een politieke boodschap, illustrerend of opiniërend ten aanzien van de verkiezingen en de kandidaten daarvoor. Het algemeen criterium is derhalve dat boodschappen op papier géén en alle giften in natura, wél gadgets of geschenken zijn. Toenmalig senator Vincent Van Quickenborne stelde proefondervindelijk vast dat bierviltjes wel toegelaten waren tijdens de verkiezingscampagne. Ook maskers met een politieke boodschap zijn toegelaten.
Cassettes, cd's of diskettes waarop een onuitwisbare politieke boodschap staat, zijn eveneens toegelaten, aldus de parlementaire commissie die de wet heeft onderzocht en besproken.
Internetsites zijn wel toegelaten en moeten niet worden aangerekend, voorzover men bouwt op webstekken die al vóór de verkiezingen bestonden. Betalende reclame op het internet daarentegen is dan weer verboden.
3. Naar het opheffen van het verbod op reclameboodschappen op radio en televisie
3.1. Wat de reclameboodschappen op radio en televisie betreft
Een oud-lid van de parlementaire controlecommissie betreffende de verkiezingsuitgaven gaf hieromtrent in een interview een treffende samenvatting : « Ik heb die beperkingen allemaal zien groeien en het is allemaal goed bedoeld, maar ik heb er mijn bedenkingen bij. Die gaan niet zozeer over communicatieproblemen, wel vrees ik dat de schaarste de concentratie op de kopstukken nog doet toenemen. Kleinere kandidaten betalen het gelag. De drempel voor nieuwelingen komt hoger te liggen. Ik stel me ook vragen bij het quasi-monopolie van de gedrukte media » (3) .
Dit verbod is achterhaald. De boekenwinkels liggen al vol met politiek snelwerk. Het internet trekt aan.
De vrees voor een explosie van de campagne-uitgaven met het daarbij samenhangende risico op ontsporing van de partijfinanciën is onterecht. Immers de grootste rem ligt in de beperking van de budgetten, zoals vastgelegd door de wet van 4 juli 1989.
Het is absurd dat mededelingen langs audiovisuele weg in de breedste zin van het woord, in dit media- en multimediatijdperk uit den boze zijn. De afhankelijkheid van de politici ten opzichte van de media neemt enkel toe, daar zij bepalen wie er voor het voetlicht wordt geplaatst.
Een goede spot op TV en radio is niets meer dan een bewegende affiche, waarbij woord en beeld mensen creatief kunnen aantrekken tot de belangrijkste thema's van de kandidaat of partij in kwestie. De kritiek op sloganeske campagnes geldt evenzeer ten aanzien van de strooibriefjes en de niet-commerciële affiches. De kiezer, die mondiger wordt, weet bovendien wel beter.
Voorts hebben steeds meer kandidaten het internet ontdekt. Via websites worden allerhande campagnefilmpjes gemaakt.
Last but not least is er tevens een ecologisch argument. Door reclame toe te laten op radio en televisie stelt men paal en perk aan de papierslag die bij elke verkiezing schering en inslag is. Daar de budgetten immers onveranderd zijn en men deze over meer media kan spreiden zal er automatisch minder drukwerk zijn, wat het milieu ten goede komt.
3.2. De Nieuwe Vlaamse Mediadecreten
Het nieuw Vlaamse Mediadecreet stelt dat politieke partijen reclame kunnen maken op commerciële zenders en dit tijdens de sperperiode.
Het oude decreet liet enkel toe dat politieke fracties een aantal minuten zendtijd kregen in de aanloop van de verkiezingen. Afhankelijk van de grootte van de fractie werd de lengte van de zendtijd bepaald. Die zendtijd bleek nog wel gunstig te zijn voor lijsttrekkers maar niet zozeer voor mandatarissen op lagere plaatsen. Het vorige mediadecreet liet naast de VRT-zendtijd enkel ruimte om campagne te voeren via de geschreven en gedrukte media.
In het huidig klimaat van ecologisch bewustzijn is een overaanbod van reclamefolders trouwens geen positief signaal ten aanzien van de kiezer.
Op Vlaams niveau wordt die VRT-zendtijd dus afgeschaft en vervangen door de mogelijkheid om politieke reclameboodschappen te verspreiden via de commerciële radio- en televisiekanalen.
Belangrijk is dat misbruik automatisch uitgeschakeld wordt door de wet : de beperking op verkiezingsuitgaven welke de financiering beperkt. Dit moet vanzelfsprekend behouden worden, gezien de excessen uit het verleden.
Met andere woorden, deze financiële plafonnering is een duidelijke bescherming tegen excessen.
Daarnaast blijven, wat de nieuwe Vlaamse regelgeving betreft, radio- en televisiestations onderworpen aan de 20 % zendtijd voor reclameboodschappen, waaronder ook de politieke boodschappen vallen. Dit is meteen een bijkomende vorm van begrenzing en vermijdt wederom excessen.
Door de federale wetgeving aan te passen geeft men de vleugels aan de respectieve gemeenschappen en gewesten om zelf te bepalen wat kan en niet kan wat betreft politieke reclame op radio en/of televisie.
Artikel 2
Door wijziging van artikel 5, § 1, 5º, van de wet van 4 juli 1989 worden politieke reclame op tv en radio opnieuw mogelijk gemaakt. De concrete invulling van de reclame op televisie en radio laat dit wetsvoorstel ongemoeid. Elke assemblee kan voor de verkiezing voor zijn parlement zelf de spelregels invullen.
Het Vlaamse mediadecreet heeft in februari 2009 alvast groen licht gegeven aan het opzetten van reclamecampagnes tijdens de sperperiode op radio en televisie. Dit kan echter pas hard worden gemaakt indien voorliggend wetsvoorstel wordt goedgekeurd.
Door de federale wetgeving aan te passen geeft men de vleugels aan de respectieve gemeenschappen en gewesten om zelf te bepalen wat kan en niet kan wat betreft politieke reclame op radio en/of televisie.
Alexander DE CROO Bart TOMMELEIN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 5, § 1, 5º, van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, ingevoegd bij de wet van 2 april 2003 en vervangen bij de wet van 23 maart 2007, worden de woorden « op radio, televisie en » opgeheven.
20 juli 2010.
Alexander DE CROO Bart TOMMELEIN. |
(1) Stuk Kamer, BZ 1968, nr. 110/1, blz. 105.
(2) Iker-de Marchin, L., « Le financement et le contrôle des partis politiques en Belgique », Revue du droit public et des sciences administratives, 1/1994, blz. 39.
(3) Falter, R., « Kuisheidsgordel omklemt campagne », De Standaard, 19 mei 1999.